Het fijne aan het nachtleven is dat er „een laagje wegvalt” bij de mensen, zegt Ankie van der Bijl (64), al bijna veertig jaar vrijwilliger bij poppodium Burgerweeshuis in Deventer. Iedereen wordt er wat eerlijker van. Nou ja, bijna iedereen dan. Vanachter de kassa, haar vaste stek, kan ze álles horen wat er in het pikzwarte aankomsthalletje wordt gezegd. Ook van de gasten die door de beveiligers uit het publiek worden geplukt en de vermoorde onschuld spelen. „Och, jongen toch”, denkt ze weleens. „Wat zit je te liegen!”
Hoe ze bij ‘Burger’ terechtkwam? „Ik wilde bij het cluppie horen”, zegt ze. Punkers waren het, degenen die het Burgerweeshuis hebben opgezet. Anarchisten. Mensen die zich in het gewone leven net niet helemaal thuis voelden. Net als zij. Als meisje verhuisde ze vanuit Rotterdam naar het dorpse Twello. En met haar knalrood geverfde haren en progressieve opvattingen was ze een makkelijk doelwit voor pesters, vertelt ze.
Bij het poppodium vond ze acceptatie. Meer dan dat zelfs. „Ankie is een legende binnen het Burgerweeshuis”, zal bedrijfsleider Pien later zeggen.
Alles heeft ze er gedaan. Bier tappen, „tiepmiep” zijn, rock-’n-roll-danslessen geven, en voor artiesten zorgen, die ook gewoon mensen bleken te zijn. Jules Deelder vond ze natuurlijk een leuke. „Wij hebben samen gezellig een jointje gerookt.” Maar niet zo leuk als haar man, een van de muzikanten die het Burgerweeshuis hadden gekraakt om er een toevluchtsoord voor jongeren van te maken. „Onze eerste kus was onder de toegangspoort.” De laatste jaren zit ze vooral achter de kassa, en ziet groepen uit alle subculturen langstrekken die hun zorgen komen vergeten.
Vandaag zijn het veelal jongeren in bandshirts. „Wil je contanten of pinnen?”, vraagt ze aan de bezoekers die zich aan haar loketje melden voor een kaartje. Al krijgt ze geregeld ook andere verzoeken. Van meisjes die ademloos uitleggen dat hun mobiel leeg is, daar een treinkaartje op hebben staan, en misschien wel een boete krijgen als ze het apparaat niet in haar hokje kunnen opladen. Of die hun oordopjes zijn vergeten uit het kluisje te halen en vragen of ze „alstublieft” een nieuw muntje mogen krijgen. „Vooruit! Omdat je zo’n mooie lach hebt.”
Nog even de zaal in, het bandje checken. Postpunk, precies wat ze leuk vindt. Van der Bijl kijkt genietend toe. Ze heeft zelf gedrumd in een bandje met alleen maar vrouwen, vertelt ze. De Nittits, heetten ze, ze oefenden in de kelder van het Burgerweeshuis. Erg goed waren ze niet – die keer dat ze in een huis van bewaring optraden, vroeg een van de gevangenen of ze niet al genoeg waren gestraft. „Haha!” Maar status en prestaties zijn onbelangrijke zaken, vindt ze. „Samen zijn, plezier maken, dáár gaat het om.”