N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Deglobalisering De wereld is in een proces van ‘geo-economische fragmentatie’, stellen economen van het IMF. Door een groeiende hang naar zelfvoorziening dreigt de globalisering te worden teruggedraaid. De schade kan oplopen tot 7 procent van het mondiale bbp.
De wereld is in een proces van ‘geo-economische fragmentatie’: een ontkoppeling van economische blokken, verminderde onderlinge handel door hogere barrières en droogvallende geld- en investeringsstromen. Dit stelt een groep van economen van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) in een zogenoemd staff discussion paper dat maandagnacht is vrijgegeven.
Als de fragmentatie doorzet, kan dat in een mild scenario 0,2 procent van het wereldwijde bruto binnenlands product schelen. Loopt het uit de hand, dan kan de schade oplopen tot 7 procent van het bbp – een veertiende van alle productie van goederen en diensten – en in sommige landen zelfs 8 tot 12 procent.
Volgens de onderzoekers heeft het moeizame economische herstel na de financiële crisis van 2008 geleid tot een ontevredenheid met globalisering, die ook doordrong in politieke besluiten. Het aantal handelsbeperkende maatregelen of nieuwe invoertarieven is in de tien jaar tot 2022 verachtvoudigd. Brexit, de uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie, is te beschouwen als een tegenreactie op internationale economische integratie.
De coronapandemie heeft sinds eind 2019 landen en bedrijven bovendien gewezen op de kwetsbaarheid van de lange en complexe aanvoerlijnen van de eigen industrie, en de ongerustheid daarover is nog eens versterkt door de Russische inval in Oekraïne. De IMF-onderzoekers constateren een sterke groei in het gebruik van de termen ‘onshoring’ of ‘reshoring’ bij grote ondernemingen. Dat is een teken dat het proces van ‘offshoring’ – een aspect van globalisering waarbij de productie wordt uitbesteed aan bedrijven in andere, goedkopere landen – in de achteruit is gezet.
Hang naar zelfvoorziening
Die hang naar zelfvoorziening was de laatste jaren zichtbaar. De pandemie en de oorlog in Oekraïne hebben geleid tot exportbeperkingen en een collectieve run op bijvoorbeeld energie, voedingsmiddelen en medische producten. Sindsdien willen landen weer meer zelf maken binnen de eigen grenzen.
Een oplopende geopolitieke rivaliteit tussen onder meer de Verenigde Staten en China zet een rem op de overdracht van essentiële technologische kennis. En er is een politieke beweging in opkomst die vindt dat het eigen economische blok veel onafhankelijker moet worden van de rest van de wereld en eigen bedrijven voorrang moeten krijgen. China wil zijn productie van technologisch hoogwaardige goederen versterken middels het Made in China 2025-programma. De Verenigde Staten namen vorig jaar de Inflation Reduction Act aan, waardoor in Amerika gevestigde bedrijven meer subsidies krijgen voor bijvoorbeeld het ontwikkelen en produceren van hoogwaardige goederen als computerchips en de ontwikkeling van alternatieve energie. Ook de Europese Unie heeft een Chips Act voor het bevorderen van de productie van hoogwaardige computerchips op eigen bodem.
Lees ook: Wat staat er voor ASML op het spel bij het gesprek van Rutte met Biden in Washington?
De grotere rivaliteit houdt ook Nederland bezig. Deze dinsdag bezoekt premier Rutte de Amerikaanse president Biden in Washington om te praten over de druk waaronder de VS de Nederlandse regering zetten om exportvergunningen voor ASML naar China te herzien. Het Eindhovense bedrijf heeft een grote wereldwijde voorsprong in de ontwikkeling en productie van machines waarmee de meest hoogwaardige chips kunnen worden gemaakt. Washington wil niet dat dergelijke machines aan China worden verkocht.
De IMF-economen nemen waar dat de steeds meer uitdijende wereldwijde handel in goederen en diensten stagneert. Vóór de Eerste Wereldoorlog was de wereldhandel zeer vrij en was hij goed voor meer dan 40 procent van het mondiale bbp. Dat percentage kalfde in het interbellum en de Grote Depressie van de jaren dertig af tot minder dan de helft, en nam na de Tweede Wereldoorlog onder Amerikaanse leiding weer gestaag toe. Pas in de jaren negentig was er weer evenveel internationale handel als in 1914. Maar sinds de financiële crisis stagneert het aandeel; het staat al 10 jaar op iets meer dan 50 procent.
Inhaalslag
Het IMF-paper stelt dat globalisering arme en opkomende landen heeft gesteund in hun economische inhaalslag met het Westen, en in dat Westen zelf vooral mensen met de laagste inkomens heeft geholpen met lagere prijzen voor goederen die plots elders goedkoper konden worden gemaakt. Dat proces kan nu omkeren, met negatieve gevolgen voor het opkomende deel van de wereld en hogere prijzen voor de consumenten in het Westen, aldus het IMF. Afnemende migratie zou rijke landen dan afsnijden van een aanvoer van geschoolde werkers, en opkomende landen van het geld dat deze werkers terug naar huis sturen (‘remittances’).
Een negatief effect van globalisering is overigens dat het aandeel van arbeid in het nationaal inkomen is afgekalfd, ten bate van kapitaal. De groeiende rijkdom van de ‘1 procent’ van de allerhoogste inkomens heeft bijgedragen aan de dalende politieke populariteit van globalisering. De helft van de kiezers wereldwijd is nu onzeker over de voordelen van globalisering en internationale handel, en een derde is zelfs voorstander van handelsbeperkende maatregelen, schrijven de onderzoekers.
Los van de negatieve effecten voor de wereldeconomie kan het terugdraaien van globalisering en internationale samenwerking negatieve effecten hebben op het zogenoemde mondiaal publiek goed. Mondiale problemen als de klimaatverandering en toekomstige pandemieën kunnen dan moeilijker worden tegengegaan.