Werknemers in rode hesjes, een koffiekar en vakbondsbestuurders stonden vorige week op de stoep van woningcorporatie Actium. Bij het kantoor in Assen trapten medewerkers van noordelijke corporaties een ‘stakingsestafette’ af, die zich bij uitblijven van een beter loonbod zal uitbreiden naar de rest van het land.
De cao die vernieuwd moet worden, werd in maart 2022 afgesloten. Medewerkers kregen dat jaar 3 procent extra salaris, en in 2023 2,4 procent. Maar toen steeg de inflatie, onder invloed van de oorlog in Oekraïne, naar recordhoogten. Alles werd duurder, van boodschappen tot energie. Voor koopkrachtreparatie moesten werknemers van de woningcorporaties wachten op nieuwe cao-onderhandelingen – die in december klapten. Sinds 1 januari is de cao Woondiensten verlopen.
De pakweg 24.000 medewerkers van de corporaties zijn niet de enigen die nog geen loonbijstelling kregen na de inflatiegolf. Nog eens enkele honderdduizenden mensen werken in sectoren met een cao die stamt van voor de zomer van 2022, aldus werkgeversvereniging AWVN. En juist vanaf die zomer steeg de inflatie tot boven de 10 procent.
Discussies en gemor
De mensen die nog onder zo’n ‘oude’, niet voor de inflatiepiek gecorrigeerde cao vallen, vormen ruwweg 5 procent van de ruim zes miljoen Nederlanders met een collectieve arbeidsovereenkomst. Daarnaast zijn er zo’n drie miljoen werkenden zonder collectieve loonafspraken, bijvoorbeeld omdat ze zzp’er zijn of werkzaam in een sector zonder cao.
Terwijl ook metaalbewerkers, meubelmakers, slagers en journalisten wachten op een nieuwe cao, stegen de lonen van hun familieleden en vrienden in tientallen jaren niet zo hard als vorig jaar. Volgens statistiekbureau CBS nam het gemiddelde salaris in 2023 met 6,1 procent toe. Toch konden werkenden door de inflatie minder kopen dan een jaar eerder. Waar vakbonden in onderhandelingen inzetten op volledige inflatiecompensatie, vonden werkgevers het niet hun taak de volledige last van de gestegen prijzen te dragen.
Het leidde tot verhitte discussies aan onderhandelingstafels, en gemor op de werkvloer. Het aantal stakingsacties viel niettemin mee, mede omdat de dreiging van een staking vaak al genoeg was om tot een compromis te komen. Werkgeversvereniging AWVN waarschuwde eind december dat investeringen van bedrijven onder druk kunnen komen door te veel looncompensatie. Geld dat naar looncompensatie gaat, kan bijvoorbeeld niet in de groei van arbeidsproductiviteit gestoken worden. En dat kan volgens de werkgevers op den duur ten koste gaan van de economie.
Dat in sommige sectoren nog geen cao-akkoord ligt, hoeft niet te betekenen dat werknemers helemaal geen inflatiecompensatie kregen. Sommige bedrijven kozen er tussentijds voor eenmalig een bedrag uit te keren. In de uitgeverij voerden de twee grootste werkgevers, DPG Media en NRC-moeder Mediahuis, alvast eigen verhogingen door in de salarissen, in afwachting van een cao-akkoord.
Ook enkele woningcorporaties verhoogden al lonen, stelt FNV-bestuurslid Zakaria Boufangacha, die de cao-onderhandelingen coördineert.
Loonkloof
Hoewel het voor medewerkers fijn is extra geld te krijgen, is zo’n verhoging buiten de cao om niet wenselijk, zegt universitair docent Janna Besamusca. Zij doet bij de Universiteit Utrecht onderzoek naar werkomstandigheden. „Voor werknemers is het nu eenmaal zo dat je collectief hogere lonen kan uitonderhandelen. Bovendien biedt een cao een betere rechtspositie. En er is een politiek belang: de loonkloof tussen mannen en vrouwen en tussen hoog- en laagbetaaalden is in sectoren met een cao kleiner.”
Lees ook
dit interview: FNV wil in 2024 tot 14 procent hogere lonen. Is zo’n forse eis nodig? ‘Vorig jaar moest de politiek pleisters plakken’
Dalende ledenaantallen
Toch is ook te begrijpen dat werkgevers zo’n stap nemen, zegt arbeidsrechtonderzoeker Niels Jansen van de Universiteit van Amsterdam. „Steeds meer loonafspraken komen tot stand buiten de cao. Inmiddels valt nog maar zo’n 70 procent van alle werkenden onder een collectieve afspraak, dat was ooit 85.”
Jansen vermoedt drie oorzaken. Aan de ene kant ontstaan nieuwe sectoren – bijvoorbeeld ict – met hoog opgeleid, schaars personeel, waarvoor goede individuele arbeidsvoorwaarden gelden. Ook groeit de werkgelegenheid in sectoren zonder cao, zoals de consultancy. Daarnaast zien bedrijven met relatief weinig vakbondsleden kans de bonden buiten de deur te houden. Jansen: „De dalende ledenaantallen bij vakbonden leiden ertoe dat collectief onderhandelen soms collectief bedelen wordt. Werknemers zullen soms blij zijn dat er überhaupt wat loon bij komt.”
Volgens Jansen is het met het oog op die dalende organisatiegraad in het algemeen belang dat de politiek het voor werkgevers interessant houdt een cao af te sluiten. Dat kan door cao’s mogelijk te maken die afwijken van wettelijke bepalingen. Als voorbeeld noemt hij afspraken over tijdelijke contracten. Volgens de wet mogen die tweemaal verlengd worden. In een cao kunnen partijen vastleggen dat dit drie keer wordt. „Vroeger had je veel afwijkmogelijkheden, maar nu adviseert de Sociaal-Economische Raad dit soort afwijkingen te schrappen. Daarmee haal je alle cao-snoepjes weg voor werkgevers, heel onhandig.”
Vrede op de werkvloer
Ondanks de hoge inflatie werden afgelopen jaar maar weinig cao’s opengebroken. Zo’n tussentijdse aanpassing kwam er wel in de schoonmaakbranche en in de verpleging, verzorging en thuiszorg. Medewerkers kregen er, soms in stappen, 12 tot 15 procent salaris bij.
Besamusca wijst op belang van vrede op de werkvloer. Daarvoor maak je cao-afspraken van lange duur. „Dat heeft ook te maken met voorkomen dat je telkens weer een arbeidsconflict hebt. Vaak wordt dan met terugwerkende kracht gecompenseerd.”
Ook Boufangacha van de FNV vindt in principe dat „afspraak afspraak is”. Toch werden het afgelopen jaar relatief veel cao’s opengebroken. Daarvoor beriepen de bonden zich dan meestal op een cao-clausule die bij uitzonderlijke sociaal-economische veranderingen nieuwe onderhandelingen mogelijk maakt.
Hoewel de recente inflatiegolf de logica van die uitzonderingen lijkt te bevestigen, zijn er niet meer cao’s gekomen met dit soort clausules, zegt Boufangacha. „Wel hebben we ingezet op een kortere looptijd, maximaal twaalf tot zestien maanden.” Dan valt sneller bij te sturen. Werkgevers hebben moeite met die kortere looptijden, weet hij. „Maar ik denk dat zij er ook baat bij hebben. Zo kunnen ze beter anticiperen op economische ontwikkelingen.”
Volgens de FNV was 2023 een recordjaar qua aantal afgesloten cao’s. Voor 2024 verwacht Boufangacha dat de loonstrijd wat gaat liggen. De inflatie is immers gezakt. In december bedroeg die nog maar 1,2 procent. Daar staan andere ontwikkelingen tegenover, zoals krapte op de arbeidsmarkt en stijgende werkdruk. Naar die inhoudelijke punten zal „meer aandacht en tijd uitgaan”, aldus de FNV-bestuurder. „En dat zijn vaak nog lastigere onderhandelingen, omdat die minder concreet zijn dan loon.”
Bij de woningcorporaties is inmiddels beweging. Bonden en werkgevers keren binnenkort terug naar de onderhandelingstafel.