Zandzakken zijn inefficiënt. In Delft testen ze nieuwe waterkeringen voor noodgevallen

Regendruppels doorweken een groot grasveld op de campus van de TU Delft. Maar het is niet genoeg. In de verte steekt een onderzoeker in kaplaarzen zijn hand in een kleine grijze put om water te laten lopen in een kuil in het gras met het formaat van een klein zwembad. De kuil móét overstromen. Op dit grasveld testen onderzoekers al ruim tien jaar moderne systemen die Nederland en andere landen moeten beschermen tegen overstromingen. Zandzakken 2.0, zo je wilt.

Terwijl de kuil langzaam vol stroomt, begint aan de rand een tien meter lange rupsachtige zwart-gele buis in de hoogte te groeien. Deze rups, en de plastic gele bakken en een oranje slurf verderop, laten het testgrasveld lijken op een hindernisparcours voor honden. Vanuit de verte klinkt de snelweg A13. De lucht is grauw.

In de afgelopen weken waren er problemen met hoog water in Noord-Holland door hevige regenval en aanhoudende harde wind uit het westen en noordwesten. Kaders liepen over. Kelders stroomden vol. De brandweer legde duizenden zandzakken neer.

Maar zandzakken zijn achterhaald en inefficiënt, weten de onderzoekers op dit testgrasveld.

Zodra ze doordrenkt zijn, zijn zandzakken vervuilde grond geworden

„Zandzakken zijn vervuilde grond nadat ze nat zijn geweest”, zegt Raymond Hofer van het bedrijf Dutch Water Prevention, die hier onderzoek doet op de campus van Delft. Een aantal van de projecten op het testgrasveld zijn van hem. „De verontreiniging maakt het lastig om de zandzakken weer op te ruimen, ze mogen niet zomaar worden weggegooid. Ook kost het veel mankracht om zandzakken neer te leggen en weer op ruimen. Je hebt grote kranen en veel transport nodig. En je kan ze maar één keer gebruiken.”

Kolkend water in de kuil weerspiegelt het silhouet van de onderzoeker in kaplaarzen aan de overkant van de plas. De Tubebarrier (de grote rubberen rups) is een simpel en herbruikbaar systeem. Aan de onderkant van de buis, aan de kant van het water, zitten gaten ongeveer zo groot als een tennisbal. Die gaten steken nu nog boven het water uit, maar zodra het water in de kuil stijgt, loopt water vanzelf de buis in via de gaten. Doordat de buis zich vult met water, wordt de buis steeds zwaarder en sterker en blijft die stabiel liggen. Het systeem kan zo’n 100 centimeter hoog worden en één rups is tien meter lang. Waterschappen kunnen de dijk zo lang maken als nodig door meerdere rupsen aan elkaar vast te ritsen.

Als het waterpeil is gezakt, loopt de buis vanzelf leeg. Dan kunnen de tien meter lange ‘dijken’ als een accordeon worden opgevouwen tot een pakketje van zeventig centimeter. De dijken kunnen in een schuur bewaard worden voor een volgende overstroming.

Wankel op het gras

Even verderop staat het rode, zelfverankerende Waterschot van 50 centimeter hoog. Ieder deel ervan ziet eruit als een simpele stoel zonder poten. Ze zijn makkelijk op te stapelen in de schuur. In tegenstelling tot zandzakken zijn ze zeer licht. Bij een overstroming kunnen ze als een ketting aan elkaar worden geklikt op een oprit of stoep om te voorkomen dat water kelders instroomt. De ‘stoelvorm’ staat naar het water toe gericht met het ‘zitgedeelte’ op de grond, zodat het gewicht van het water de schotten op hun plek houdt. Het waterschap in Limburg heeft ze al op voorraad.

Hier op het gras staan de waterschotten eigenlijk te wankel, weet een van de betrokken studenten uit ervaring. Dan vallen ze al om bij een waterstand van 48 centimeter. Op beton werkt dit systeem juist goed.

De Mobiele Dijk, een kuil verderop, kan wél op een oneffen ondergrond, maar is minder eenvoudig neer te leggen dan het Waterschot. Het is een oranje platte slang met twee grijze buizen eruit. Via de buizen worden de slangen gevuld met water. De Mobiele Dijk kan drie meter water tegenhouden.

De Mobiele Dijk.
Foto Nick den Engelsman

„Uiteindelijk wil je per locatie kijken welk systeem daar het beste werkt”, zegt Hofer. „Wat voor ondergrond heb je? Maar ook, hoe hevig is de wind of golfslag? De Tubebarrier, bijvoorbeeld, wil je niet aan het Markermeer of IJsselmeer leggen. Daar is te veel wind en dan is er kans dat de Tubebarrier wegwaait wanneer die nog niet gevuld is met water. Dit systeem is wel geschikt als aanvulling op dijkjes waar je niet al te veel gewicht wil plaatsen. De Tubebarrier is licht, snel neer te zetten en hij vult zichzelf.”

De slurpzak is een heel ander systeem. „De slurpzak is een soort grote luier”, zegt Lindsey Schwidder, projectmanager waterinnovaties van de TU Delft. „In de zak zitten korrels van superabsorberend polymeer. Als je de slurpzak voor de deur legt en er komt water bij, dan zuigt de zak zich vol en vormt die een barrière die voorkomt dat water naar binnen stroomt.”

Sensationeel was de demonstratie van de Vlotterkering, waar de aanwezige toeschouwers op mochten staan. De Vlotterkering bestaat uit een betonnen bak die onderdeel is van de kade. In de bak hangt een drijvend onderdeel – de vlotter – met daarop een platte stalen deksel van ongeveer een meter breed. In een normale situatie blijft de vlotter op zijn plek en vormt de stalen deksel de ondergrond, waar de toeschouwers op staan. Maar wanneer water in de bak stroomt, drukt het water de vlotter (inclusief toeschouwers) met het stalen paneel omhoog. De vlotter kantelt en de metalen deksel vormt een schuin schot tegen het water. Dit systeem wordt nu grootschalig aangelegd in het Limburgse dorpje Steyl, vlak bij Venlo.