Een bijzonder vak, clubarts in de Eredivisie: ‘Als de trainer mij zou overtroeven, dan werkte ik hier niet’

Machinekamer Eredivisie Veel clubartsen in de Eredivisie werken ook in ziekenhuizen of behandelklinieken. Wat zijn de verschillen tussen voetballers en ‘gewone’ patiënten? En hoe gaan ze om met trainers die ondanks een blessure per se een speler willen opstellen?

Clubartsen Sanne Hesselink (FC Twente), Hans de Vries (FC Emmen) en Erwin Brans (sc Heerenveen) (rechts),
Clubartsen Sanne Hesselink (FC Twente), Hans de Vries (FC Emmen) en Erwin Brans (sc Heerenveen) (rechts),

Foto’s Kees van de Veen, Eric Brinkhorst, Catrinus van der Veen

Hechtdraad en handschoenen in de binnenzak. De automatische externe defibrillator (AED) binnen handbereik. De tas met andere medische hulpmiddelen zet Erwin Brans, hoofd medische staf van SC Heerenveen, vlak naast zich in de dug-out voor een duel van zijn club. Toen hij net begon als clubarts deed hij het extreem secuur. Nu wat meer ontspannen, maar nog steeds geconcentreerd. Wedstrijdspanning heeft hij altijd, een soort kriebels die hij in zijn ‘gewone werk’ helemaal niet kent.

Het is een bijzonder vak, dat van clubarts in de Eredivisie, zeggen alle medici die NRC sprak voor een serie over de staf achter voetbalclubs op het hoogste niveau in Nederland. Topclubs zoals Ajax, Feyenoord en PSV hebben fulltime artsen in dienst, maar dat geldt niet voor het overgrote deel van de clubs. Daar werken artsen die het ‘erbij’ doen, en de voetbalwereld dus van binnenuit kennen, maar die ook van buitenaf kunnen beschouwen.

Brans heeft bijvoorbeeld ook een halve baan bij een gespecialiseerde sportkliniek (Sportgeneeskunde Friesland) naast het stadion van SC Heerenveen, en in het Martini-ziekenhuis. Sanne Hesselink, arts van FC Twente, komt twee uur per dag op de club en werkt verder bij OCON, een sportmedische en orthopedische kliniek. Hans de Vries, hoofd medische staf van FC Emmen, komt een paar keer per week naar de training en is daarnaast sportarts in de sportmedische kliniek Beweegcampus en het Martini-ziekenhuis. Allemaal werken ze ook tijdens wedstrijden van ‘hun’ eerste elftal.

De verschillen tussen hun reguliere baan en het werk in de Eredivisie? Dat zijn er nogal wat. Bij de voetballers hebben ze veel meer fysieke en mentale informatie tot hun beschikking. Er zit altijd tijdsdruk op een behandeling – én voetballers zijn vaak gewend dat hen zorgen uit handen worden genomen. Bovendien zijn er trainers die uiteindelijk besluiten of een spelers de volgende wedstrijd meedoet, wat weer voor druk bij de artsen kan zorgen. „Er is altijd een grijs gebied. Daar moet je mee kunnen omgaan”, zegt Hans de Vries van FC Emmen.

Clubarts Erwin Brans (sc Heerenveen) heeft ook een halve baan bij een gespecialiseerde sportkliniek naast het stadion, en in het Martini-ziekenhuis.
Foto Kees van de Veen

Een vreemde wereld

„Ik had eerder eigenlijk niet per se iets met voetbal”, vertelt Sanne Hesselink van FC Twente. Ze is opgeleid in het Isala-ziekenhuis in Zwolle en werd daar gevraagd of ze de medische begeleiding van de PEC Zwolle-jeugdteams erbij wilde doen. Zo is ze erin gerold, en uiteindelijk bij FC Twente terechtgekomen toen de club in 2018 was gedegradeerd. Mooi werk is het, vindt ze, maar soms verbaast ze zich ook over de voetbalwereld.

Sowieso houdt ze iederéén in de gaten, niet alleen spelers die bij haar komen met klachten, zoals patiënten dat normaal doen. Elke ochtend vullen spelers een vragenlijst in over hoe ze zich voelen, of ze goed hebben geslapen, of er fysieke klachten zijn. Na het wedstrijdweekend wordt de hele selectie besproken door de fysieke-, technische- en medische staf. Dan wordt ook de week gepland. „Hoe bouwen we de training op, wie kan welke belasting aan, wie heeft er behandeling nodig, op wie moeten we extra letten”, vertelt Hesselink.

Opletten doet zij vooral in de medische ruimte, van waaruit ze het spelershome kan overzien. Het is een wat ongrijpbaar onderdeel van haar werk, en ook anders dan in de behandelkliniek: daar gaat het eigenlijk altijd om mensen die fysieke pijn hebben. Bij FC Twente wil ze ook weten of er mentaal iets mankeert bij spelers. Hesselink: „Wat er thuis gebeurt, in het gezin of de familie, kan een rol spelen in de belastbaarheid. We hebben jonge jongens die op zichzelf gaan wonen en ineens moeten koken en zelf zorgen dat ze op tijd gaan slapen. Dat lukt niet altijd goed.”

Het valt haar op dat voetbalclubs vrij veel regelen voor hun spelers. Gezond koken, wat ze beter niet kunnen doen voordat ze gaan slapen (gamen, veel met hun telefoon bezig zijn), hoe ze voor zichzelf moeten zorgen. „Spelers zijn daardoor niet altijd gewend om verantwoordelijkheid te nemen. Alles is geregeld. Deels is dat goed, want het zorgt voor stabiliteit, maar soms vind ik het wel veel. Soms worden ze wel erg gepamperd.”

De medische staf doet er zelf ook aan mee, volgens Hesselink. Als een speler pijn heeft willen ze zo snel mogelijk zorgen voor duidelijkheid. Anders wordt het onrustig. Dan gaan zaakwaarnemers, trainers, soms familieleden zich ermee bemoeien. Want voetbal is de broodwinning van de spelers, als die in gevaar komt raakt dat veel mensen.

Hesselink: „Het beste is om meteen duidelijkheid te hebben. Dus we laten bijvoorbeeld vrij snel een scan maken, terwijl je daar normaal langer mee zou wachten. Dat is het grootste verschil tussen mijn werk in het voetbal en daarbuiten. Tijd is er niet, en je wil direct een duidelijk plan kunnen maken. En dan nog zijn spelers wel eens boos dat ze een week moeten wachten op een mri-scan. Een wéék. Je moest eens weten hoe lang een ander moet wachten, denk ik dan. En dan verbaas ik me weer, en denk ik: dit is niet de echte wereld.”

Een speler met een hersenschudding? Die moet gewoon herstellen, zegt clubarts Hans de Vries (FC Emmen).
Foto Catrinus van der Veen

Risico-inschatting

Belangen, daar heeft het allemaal mee te maken, zegt clubarts Erwin Brans van SC Heerenveen. Spelers zelf en vaak ook trainers willen dat een geblesseerde zo snel mogelijk weer inzetbaar is. „Dat kan best lastig zijn”, zegt Brans. Bij blessures moet zíjn staf een risico-inschatting maken. Idealiter maakt de clubarts samen met de speler een plan om weer topfit te raken. Maar er is een aanzienlijk grijs gebied, waarin het gaat om een risico-afweging. Doorspelen kán, maar kan ook de blessure verergeren. „Je werkt in de topsport altijd op de rand. We zijn geen huisarts, kunnen het niet even aankijken. We zoeken altijd de grens op”, zegt Brans.

Pijn hebben voetballers vaak, vertelt Hans de Vries van FC Emmen. En iedere speler gaat er anders mee om: de één wil doorspelen, de ander is voorzichtiger. Soms moet je een „rode lijn” trekken, zegt De Vries. Een speler met een hersenschudding? Die moet gewoon herstellen. Vaak is daarover geen discussie, want dat snapt de speler ook wel, en de trainer evengoed. In het grijze gebied is het lastiger, zegt ook De Vries. „Maar gelukkig hebben wij nog altijd het laatste woord. Het hoort bij je functie om soms ‘nee’ te zeggen. Als een trainer mij zou overtroeven, als-ie zou zeggen: ‘kan me niet schelen dat die kruisband te zwak is, hij speelt tegen Ajax’, dan zou ik hier niet werken. Het gaat uiteindelijk om onderling vertrouwen.”

„Ik geef een advies”, zegt Hesslink „Als een speler dat niet wil opvolgen is dat zijn keuze – dat heb je bij gewone patiënten ook. Maar het is best moeilijk om op de rem te trappen, want ook de trainer, en uiteindelijk de hele club, is betrokken bij de keuze om een risico wel of niet te nemen, samen met de speler. Ik probeer het nooit als strijd te zien. Onverantwoord is onverantwoord, maar daarbuiten probeer je er samen uit te komen.”

Brans probeert zichzelf uit de modus te trekken waarin de volgende wedstrijd altijd het belangrijkste is. „Ik probeer de spelers vooral zoveel mogelijk gezonde trainingsuren te laten maken. Als je dat aanhoudt, dan zijn ze over het algemeen het fitste en blijven hun lichamen zo goed mogelijk geconserveerd voor na hun carrière. Want uiteindelijk is dat óók onze verantwoordelijkheid.”