Nu is er geen hoogleraar Friese taal en cultuur meer. En dat is een slechte zaak, vinden schrijvers en wetenschappers

Friese taal- en Letterkunde Na het vertrek van Goffe Jensma is aan de RUG geen nieuwe hoogleraar gekomen. Tegen de afspraken in.

Goffe Jensma, voorlopig de laatste hoogleraar Friese taal- en letterkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen RUG.
Goffe Jensma, voorlopig de laatste hoogleraar Friese taal- en letterkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen RUG.

Foto Kees van de Veen

De laatste hoogleraar Fries doet de deur open van zijn woning in het Groningse Sauwerd. Goffe Jensma (67), geboren in het Groningse Kornhorn, is altijd in de provincie blijven wonen. Hij ziet de humor er wel van in, dat nou net een ras-Groninger zoals hij opkomt voor de Friese taal en cultuur: „Een Groninger die het Fries probeert te redden. Helaas lukt het niet.”

Na veertien jaar hoogleraarschap is Jensma vorig jaar september met emeritaat gegaan als hoogleraar Friese taal- en letterkunde. En daarmee is de laatste hoogleraar Fries in Nederland met pensioen. Want de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) stelt geen andere hoogleraar als opvolger aan, maar een universitair docent – en die krijgt slechts een aanstelling voor twee dagen per week.

Dat besluit leidde tot veel protest in Friesland en daarbuiten. Zeventig schrijvers, wetenschappers en bestuurders uitten zich kritisch in een open brief aan de RUG, er kwamen Tweede Kamervragen, en minister Hanke Bruins Slot (Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, CDA) zei zich „oprecht zorgen” te maken over het behoud van Fries aan de universiteit. Terechte zorgen, zegt Jensma, „want het Fries heeft als tweede Rijkstaal een beschermde status.”

Met de aanstelling van een universitair docent in plaats van een hoogleraar houdt de RUG zich niet aan de afspraken met de provincie Friesland, blijkt uit het subsidiecontract dat in handen is van NRC. Jaarlijks krijgt de RUG 110.000 euro van de provincie voor het behoud van het Fries aan de universiteit. Een voorwaarde voor die subsidie is dat de RUG een hoogleraar Fries aanstelt.


Lees ook dit opinieartkel: Help, het Fries wordt de nek omgedraaid

Volgens de RUG waren er geen geschikte kandidaten te vinden om Jensma op te volgen. Maar verschillende organisaties twijfelen aan die lezing. Zo staat in een open brief dat „meerdere personen geschikt zijn om de leerstoel vervuld te krijgen”. Er zijn zeker tien geschikte kandidaten binnen de frisistiek [de wetenschappelijke studie van de Friese taal- en letterkunde], zegt Arjen Dijkstra, directeur van het Fries historisch centrum Tresoar en mede-initiatiefnemer van de brief. „Maar die zijn niet allemaal benaderd door de RUG.” Hij spreekt over frisistiek als een „klein dorp” waar iedereen elkaar kent.

Bovendien schrijft DINGtiid, het onafhankelijke adviesorgaan voor de Friese Taal, na eigen onderzoek in een brief aan de RUG, dat sprake is van een „onzuivere” benoemingsprocedure waarbij sprake zou zijn van een „informeel onderonsje”. De banden tussen de Fryske Akademy, die wetenschappelijk onderzoek doet naar de Friese Taal, en de RUG zouden te nauw zijn. De net benoemde universitair docent is ook werkzaam voor de Fryske Akademy, terwijl de decaan van de Faculteit der Letteren van de RUG in de raad van toezicht van de Fryske Akademy zit. „Het is overduidelijk dat er een kruisbestuiving is die wij niet onder good governance plaatsen”, zegt Alex Riemersma, bestuurslid van DINGtiid. „Maar kennelijk kan dit wel binnen de universiteit en in het contract met de provincie.”

Niet gesolliciteerd

Ook zijn er mensen die niet gesolliciteerd hebben als hoogleraar, omdat ze daar niet de kwalificaties voor hebben. Maar dat hadden ze wel gedaan als ze hadden geweten dat het om een functie van universitair docent ging, zegt Riemersma: „Die kans hebben zij nu niet gekregen.” De RUG erkent dat er geen aparte sollicitatieprocedure is geweest voor deze functie en dat de aanstelling van de universitair docent „in samenwerking is gegaan met de Fryske Akademy”.

Alleen aan de RUG bestaat de studie Fries, die onder de bredere bachelor minorities & multilingualism valt. De afgelopen jaren studeerden gemiddeld jaarlijks zo’n vijf tot vijftien studenten Fries. Dit studiejaar zijn het er vier. Te weinig voor een zelfstandige studie, aldus de RUG. Om die reden, en omdat het Fries als tweede Rijkstaal beschermd wordt door twee Europese verdragen, subsidiëren de provincie en het Rijk de RUG elk voor 110.000 euro per jaar.

Jensma heeft het Fries als volwaardige en zelfstandige studie een steeds minder prominente rol zien krijgen. Hij wijt dat aan „neoliberaal beleid” van verschillende kabinetten. Eerst verdween de mogelijkheid om gratis een tweede studie te doen, daarna werd het moeilijker Fries als bijvak te kiezen, vervolgens moest het Fries onderdeel worden van een bredere en grotere internationale studie – met veel meer internationale studenten en docenten als gevolg, die niet voor Fries kozen.

Jaar na jaar zag Jensma minder studenten. Omdat het moeilijker werd Fries te studeren, stelt hij. „Langzaam raakte het Fries ondergesneeuwd binnen de internationale concurrentiestrijd aan de RUG”, zegt Jensma. „Fries als zelfstandige studie is nu finito.”

Veel kleinere studies zijn in de afgelopen jaren verdwenen van de Nederlandse universiteiten, zoals Fins en Hongaars. Maar die talen kunnen nog bestudeerd worden in andere landen. Fries wordt alleen gegeven in Groningen. Blijft de RUG geen serieus werk maken van een goede opleiding, dan vreest Jensma voor een „taaleuthanasie” van het Fries.

Geldgebrek kan geen argument zijn, zegt Jensma, gezien de subsidies van het Rijk en de provincie. „Ik vind het verbazingwekkend dat het ministerie en de provincie niet feller ageren tegen de universiteit.”

Eerder al, in 2021, waarschuwde de provincie Friesland in een kritische brief – in het Fries – het bestuur van de RUG om tijdig met de opvolging van Jensma te beginnen en ervoor te zorgen dat er een „folweardige en selsstannige master frisistyk” [volwaardige en zelfstandige master Fries] zou komen. Het Fries als onderdeel van de bredere internationale opleiding doet volgens de provincie „gjin rjocht” [geen recht] aan de positie van het Fries als tweede Rijkstaal. De provincie dreigde zelfs, bij het uitblijven van een nieuwe hoogleraar, de subsidie van het Fries aan een andere universiteit toe te kennen. Vooralsnog bleef deze stap uit. De provincie Friesland antwoordt niet op inhoudelijke vragen van NRC en zegt „in goed gesprek” te zijn met de RUG.

Meer frisisten nodig

Het Fries speelt nog altijd een belangrijke rol in de samenleving. In Friesland spreekt bijna 60 procent van de mensen dagelijks Fries, blijkt uit onderzoek uit 2019 van de provincie Friesland. Bovendien neemt Friestaligheid onder jongeren niet significant af en spreekt meer dan een kwart van de niet-Friezen in Friesland Fries – die laatste groep heeft het dus aangeleerd. „Het Fries is in het dagelijks leven minder prominent aanwezig dan in de jaren vijftig, maar de taal is veel robuuster dan bijvoorbeeld het Catalaans of Welsh. Dat laatste wordt slechts door 30 procent van de Welshmen gesproken”, zegt Jensma.

Vanuit de Friese samenleving is er dan ook een grote behoefte aan goede Friestaligen en frisisten. Friesland heeft een Friestalige omroep, twee kranten die regelmatig het Fries gebruiken, een historisch archief en verschillende Friese onderzoeksorganisaties. Bovendien is Fries de voertaal bij de meeste overheidsinstellingen en mogen Friese verdachten in de rechtbank zich in het Fries uitspreken. Verdwijnt de studie Fries van de RUG, dan is er geen mogelijkheid meer tot het studeren van Fries op universitair niveau.

„Het gaat nu goed met de Friese taal in de samenleving, maar daar zit een hele structuur van frisistiek omheen, waarvan de leerstoel zorgt voor academische inbedding”, zegt Dijkstra van Tresoar. „Die inbedding is belangrijk om een opleiding draaiende te houden, maar ook om onderzoeksgeld binnen te halen. Dat help je om zeep zonder hoogleraar.”

De RUG wilde niet inhoudelijk reageren op vragen van NRC maar zegt „graag te willen vooruitkijken” en bezig te zijn met een „tussenoplossing”. Dijkstra vertrouwt dat niet. „Aan toezeggingen hebben we niks, want over een paar jaar zijn de huidige bestuurders weg”, zegt Dijkstra. „Wat we nodig hebben, zijn benoemingen.”

Jensma’s grootste angst is dat in de toekomst het Fries helemaal verdwijnt als studie. „De discussie moet niet alleen over mijn opvolging gaan, maar vooral over het Fries als herkenbare en zelfstandige opleiding. Dus dat iemand vanuit een bachelor en master kan promoveren en zo wordt opgeleid tot frisist.” Anders vreest Jensma dat het „Fries terugvalt naar de status van dialect”.