Door het kattenluik sloop hij naar binnen, de wilde wasbeer in de tv-reclame afgelopen kerst, en legde een zoekgeraakt cadeautje onder de kerstboom. De kerst was gered voor het Nederlandse tv-gezinnetje. Dat was fictie. Maar de echte Nederlandse wasbeer die onlangs door het kattenluik het huis binnenkroop van NRC-lezeres Saskia Wielders uit Urmond aan de Maas deed wat anders.
Ze schrijft: „Midden in de nacht hoorde ik eind november een flink gestommel in de woonkamer. Ik vreesde dat een van mijn katten op zijn nachtelijke escapades een levende prooi mee naar binnen had genomen. Ik bleef dus laf liggen in de hoop dat het nare karwei alsnog geklaard zou worden. Toen het gestommel zo erg werd dat er ook spullen omvielen en er flink glasgerinkel te horen was, zijn we toch gaan kijken. Tot onze verbazing liep er een zenuwachtige wasbeer in de woonkamer, naarstig op zoek naar de uitgang, lees kattenluik! We hebben hem naar buiten weten te jagen door de achterdeur. Behalve een ravage aan scherven, liet de wasbeer een lege voerbak van de katten achter. Inmiddels is het kattenluik vervangen door een die op de chip van de katten werkt. Voor ons geen wasbeer meer in huis!”
Wasbeer opent ijskast
Wielders reageerde met dit verslag op de oproep op de Achterpagina eind december, waarin we lezers vroegen hun ervaringen met een Nederlandse wasberen te beschrijven. Dit naar aanleiding van de kerstwasbeertv-reclame. Zij was de enige van de twaalf inzenders die zelf oogcontact met een Nederlandse wasbeer had gehad. Bij Charles van Eijck had een wasbeer appelsap uit de ijskast in de loods gehaald, aan de pootsporen te oordelen. De overige inzenders haalden herinneringen op aan wasberen in dierentuinen, wasbeerknuffels, of buitenlandse wasberen, vooral in Amerika, waar het dier oorspronkelijk vandaan komt.
Urmond, waar Wielders woont, ligt in het dunste stukje van Limburg, tussen Duitsland en België, waar grote, groeiende wilde wasbeerpopulaties zijn.
Afschieten remt groei niet
In Duitsland is het dier, ooit uitgezet om bont, inmiddels inheems. Er leven zo’n 1,5 miljoen wasberen, en de populatie groeit daar jaarlijks, volgens de dierenopvang-stichting Aap, met zo’n 20 procent – terwijl er jaarlijks honderdduizenden afgeschoten worden. Ook in België groeit hun aantal: in de Belgische Ardennen, waar lezeres Annelies Vermeulen woont, schaadt dat de natuur volgens haar, want ze eten onder meer de kikkers en padden uit bosmeertjes op.
Lees ook Nederland is een ideaal wasberenland
De wasbeer is in Nederland volgens een Europese richtlijn sinds 2016 een schadelijke indringer, een ‘invasieve exoot’, die bestreden moet worden. Provincies mogen zelf weten hoe. Stichting Aap ving in 2022 nog honderden Limburgse wasberen op, om afschot te voorkomen. Maar daar zijn ze mee gestopt, omdat ze de stroom niet aankunnen.
Bij Aap vinden ze dat de overheid opvang regelen moet. De stichting is volgens hun website tegen afschieten – dat helpt niet, zie Duitsland. En dieren doodschieten die er niets aan kunnen doen dat ze in Europa zijn uitgezet, vinden ze niet ethisch verantwoord. Hoeveel wasberen al in Nederland wonen, weet niemand: honderden,wordt geschat. Er zijn experts die stellen dat de wasbeer al inheems is. Of snel wordt, want: Nederland is een ideaal wasberenland. Vandaar de dringende oproep van Stichting Aap aan beleidsmakers: „geef in Europees verband op diervriendelijke wijze vorm aan het EU-beleid voor invasieve exoten.” Om die verantwoordelijkheid aan provincies en dierenopvangers over te laten „is een lapmiddel en geen oplossing om verdere verspreiding van deze exoten te voorkomen,” aldus Stichting Aap.
James Gunn kan zich wel iets voorstellen bij mijn constatering dat zijn nieuwe Superman, David Corenswet, een Tom Hanks-vibe heeft. Maar hij steigert als ik hem ‘goofy’ (mal) noem. „Ik ontken dat Superman mal is. We verdiepen ons serieus in zijn persoonlijkheid. Wel is de film grappig, bevat hij humor.”
Voor regisseur James Gunn (58), die we via Zoom vragen mogen stellen over Superman, staat veel op het spel. De zomerblockbuster, die hij zelf schreef en regisseerde, moet de toon zetten voor een nieuwe lichting superheldenfilms van stripboekenbedrijf DC Studios, waarvan hij sinds kort mede-directeur is.
Gunn begon zijn loopbaan bij de campy horrorstudio Troma, maakte daarna voor studio Marvel een drietal speelse hitfilms rond het galactische superheldenteam Guardians of the Galaxy en werd in 2018 tijdelijk door moederbedrijf Disney gecanceld nadat oude, grappig bedoelde tweets over de Holocaust en pedofilie opdoken. Toen Disney hem weer in genade aannam – de cast van Guardians of the Galaxy wilde zonder hem geen derde film maken – was James Gunn al half overgestapt naar Marvels rivaal DC, thuishaven van Superman, Batman en Wonder Woman.
Regisseur James Gunn veronderstelt Supermans ‘origin story’ als bekend en valt met de deur in huis, met een Superman die bloedend neerstort.
Wagneriaans
Nu probeert hij dus Superman nieuw leven in te blazen. Maar is het wel zo’n geschikt moment? Het bioscooppubliek lijkt klaar met superhelden, alleen films die ze op de hak nemen scoren nog. Gunn gaat dan ook wijselijk voor humor, heel anders dan zijn voorganger Zack Snyder, onder wie DC in statig Wagneriaans gebral verviel. Snyders Superman (Henry Cavill) was in Man of Steel (2012) een onbegrepen emo die in een vervolgfilm stierf na een broederstrijd met zuurpruim Batman om weer een film later messiaans uit zijn graf te herrijzen. Met die van Christopher Nolan afgekeken gravitas hoopte DC zich te onderscheiden van de luchtige aanpak van rivaal Marvel.
Die eenzame Superman was wel erg ver verwijderd van de zonnige alien Kar-El van planeet Krypton die als baby in Smallville, Kansas landt en op een boerderij tot een solide Amerikaan wordt opgevoed die als reporter Clark Kent zijn superkrachten inzet om levens te redden. De Superman van de stripboekjes is sinds 1938 al goedhartig, optimistisch en ongecompliceerd, en zo speelde acteur Christopher Reeve hem vanaf 1976 ook in een viertal iconische superheldenfilms.
Bij James Gunn hervindt Superman zijn onschuld. „In David Corenswet zocht en vond ik een acteur met veel komisch talent”, zegt hij. „Hij kan snelle dialogen leveren in de trant van David Mamet, Aaron Sorkin of oude films als His Girl Friday waaraan ik een voorbeeld nam. Met Christopher Reeve’s Superman deelt mijn versie een zekere speelsheid. Hij zit goed in zijn vel en vindt het heerlijk om een kitten uit de boom te redden en aan een klein meisje terug te geven.
„Het grote verschil met Reeve zit ’m volgens mij in Lois Lane [de liefde van Superman, red]. Zij is nu veel agressiever… of nee, laat ik zeggen: assertiever. Lois jaagt enorm vasthoudend op de waarheid en brengt Superman daarmee vaak in de verdediging. Reeve was dat nooit omdat zijn Lois Lane meer ingetogen was.”
Zo drijft ze Superman in de hoek als ze hem in een ‘proefinterview’ ondervraagt over zijn waarden en drijfveren. Superman staat dan met zijn mond vol tanden: hij is aandoenlijk naïef, bepaald geen denker. Gunn: „Wij willen allemaal wel Superman zijn: vliegen, wolkenkrabbers optillen en laserstralen uit onze ogen schieten. Maar hij wil niets liever zijn dan een mens die liefheeft en geliefd is. Superman wil erbij horen.”
James Gunn gebruikt in zijn verfilming veel humor.
Krypton
Gunn veronderstelt Supermans ‘origin story’ als bekend en valt met de deur in huis, met een Superman die bloedend neerstort. Dat beeld van een bloedende Superman triggerde hem, zegt Gunn. „Dat is vrij uniek, je beseft dan dat er echt iets op het spel staat.” Het lost ook een oud probleem van Superman deels op: zijn oppermacht en onkwetsbaarheid ondergraven de spanning. Daar helpt ook zijn vaste achilleshiel bij, het groene goedje kryptoniet dat ook Gunn op zeker moment tevoorschijn tovert.
Waarom zo’n abrupt begin, middenin het verhaal? Gunn: „Ik kan u een bullshitverhaal geven, maar ik test voor het schrijven allerlei concepten uit om het zwaartepunt van het script te vinden. Dit voelde als een geweldige kickstart, al bleek het best een worsteling te zijn tijdens de montage.”
Gunn negeert Supermans oorsprongsverhaal niet om origineel te doen, benadrukt hij. „De strips die ik als jongen las, gingen niet over zijn jeugd in Kansas maar over een universum bevolkt door bevriende superhelden en superschurken, door robots, reuzenmonsters, vliegende honden, heksen en wetenschap die eigenlijk ook hekserij is. Die wereld wilde ik tot leven wekken. En dat Superman tussen de explosies en actie door een kritische blik op zichzelf werpt.”
Gunn ontkent dat hij met zijn wat cartooneske Superman de notie van een ‘gedeeld cinematisch universum’ ten grave draagt. Ofwel: de oude succesformule van rivaal Marvel waarin speelfilms in een herkenbare huisstijl elkaar opvolgen als episodes van een tv-serie. DC’s nieuwe superheldenfilms spelen zich af in verschillende werelden: de Gotham-noir van de grimmige Batman (Robert Pattinson) laat zich lastig mengen met Supermans vrolijke circuswereld. Gunn: „DC Studios kent inderdaad geen huisstijl en produceert niet één soort film. We maken na Superman straks Peacemaker, met heel harde humor in een realistische setting. En Supergirl, een galactische fantasie, en ook Clayface, een 17-plus-horrorfilm. Ze zijn met elkaar verbonden als stripboeken van DC Comic, waar tekenaars en schrijvers hun eigen stijl in kwijt kunnen. En elk verhaal is weer anders.”
De bij een auto-ongeluk omgekomen Liverpool-aanvaller Diogo Jota reed waarschijnlijk harder over de Spaanse snelweg A52 dan de maximaal toegestane 120 kilometer per uur. Dat blijkt uit onderzoek van de Guardia Civil in Zamora, schrijft de Spaanse krant El País dinsdag. Ook de bijrijder, Jota’s jongere broer André die op het tweede profniveau van Portugal voetbalde, overleed.
De Portugese broers reden in de nacht van 2 op 3 juli in een Lamborghini Huracán door Zamora, een provincie in het noordwesten van Spanje. Tijdens het inhalen van een vrachtauto zou de sportauto een klapband hebben opgelopen, vermoeden onderzoekers. De Lamborghini raakte vervolgens van de weg en vatte vlam.
De autobrand bemoeilijkte het onderzoek, maar aan de hand van sieraden konden onderzoekers toch achterhalen wie de bestuurder was, meldt de Spaanse krant. Ondanks de beroerde staat van de weg, meent de politie volgens El País dat auto’s er probleemloos 130-140 kilometer per uur zouden kunnen rijden.
Bij de begrafenis van Diogo Jota, afgelopen zaterdag in Portugal, was de complete Liverpool-selectie aanwezig.
Pesten, negeren, doodzwijgen, vernederen – wie heeft er geen ervaring mee, als dader, slachtoffer, maar vooral ook als toeschouwer? Ik moest er onlangs aan denken bij de dood van Rinus Israël, vermaard voetballer. De necrologieën meldden dat het buiten het veld een nuchtere, sociale man was.
Het zal wel, maar in mijn geheugen zweeft nog altijd de herinnering aan de wrange ervaringen van Ruud Geels (1948-2023), een andere voetballer uit die tijd. Toen hij uitgevoetbald was, vertelde Geels aan Frits Barend en Henk van Dorp in Vrij Nederland tot in detail wat hij met sommige spelers bij Feyenoord en het Nederlands elftal had meegemaakt. Jonge spelers werden voortdurend gekat, vertelde Geels. „En het hield niet op, nooit. Rinus Israël kon dat zo doordrijven, die kon je verschrikkelijk uitschelden. En ik kon daar absoluut niet tegen.” Eén keer schold Geels terug: „Nou moet je je sarcastische kop eens houden, grote klootzak.”
Geels, een bescheiden man, kwam als reserve bij het Nederlands elftal Israël weer tegen tijdens het WK voetbal van 1974 in West-Duitsland. Hij moest elke dag aan de eettafel van Van Hanegem, Keizer, Rep, Krol, Suurbier en Israël zitten. De ergste plaaggeesten waren Krol en Suurbier en „in iets mindere mate” Israël.
Geels: „Er heerste een sfeer van: wat moet die piepel bij ons aan tafel? (…) Je werd aan tafel verschrikkelijk vernederd. Kijk, één keer, oké, maar vier weken lang, drie keer per dag, echt waar, zonder ophouden, dat was niet vol te houden. (…) Alles was gericht op vernederen. Op het totaal kapot maken van een ander.”
In de dagen na de dood van Rinus Israël, toen ik dat artikel uit Vrij Nederland herlas, verscheen in Het Parool een onthullend verhaal van Hanneloes Pen over de situatie bij twee Amsterdamse universiteiten, de UvA en VU. Het Parool sprak met tien Joodse studenten, docenten en medewerkers van deze universiteiten.
Het Parool: „Ze vertellen over verbale agressie van pro-Palestijnse demonstranten, het verbergen van hun identiteit, het overslaan van colleges, een gevoel van uitsluiting en eenzaamheid. Ze voelen zich niet welkom op hun universiteit en ervaren de demonstraties en tal van incidenten als een zware periode.”
„Ze negeren me compleet”, zegt de Joods-Israëlische Sara (22), student maatschappij- en gedragswetenschappen aan de UvA. „Een groepje van vijf medestudenten kijkt me lang aan als ik langsloop. (…) Wij zijn de onderdrukker.”
Het zijn twee totaal verschillende werelden, die van de lollige topvoetballers en die van de activistische studenten, maar de overeenkomst kon me niet ontgaan: de onverbiddelijke poging om de ander af te danken. Dat destijds een van de hoofdrolspelers in de voetbalwereld Israël heette, is een toeval dat de duivel zelf moet hebben verzonnen; zonder dat toeval is het al pijnlijk genoeg.
Ruud Geels merkte destijds ook nog op dat andere spelers weliswaar niet aan de pesterijen deelnamen, maar er niets van zeiden. Die fout maken ze bij de VU en UvA kennelijk niet. Zo liet Peter-Paul Verbeek, rector magnificus van de UvA, aan Het Parool weten: „Ik wil duidelijk uitspreken dat we deze verhalen al langer kennen en erkennen. Ze doen pijn – en ze doen ertoe.”