N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Reportage
Pandjeshuis Verborgen armoede wordt zichtbaar in het pandjeshuis, waar je je spullen kunt belenen. Het is de laatste tijd veel drukker bij Used Products in Zaandam.
„Fawaka, Randy. Alles goed?” Nica (39) staat aan de balie van Used Products in Zaandam, aan een plein net achter de drukke winkelstraat. De man met de gouden tand wil zijn Playstation 4 verpanden. Used Products neemt de Playstation dan in bewaring, en in ruil daarvoor krijgt hij een kleine lening.
Nica heeft thuis nog een Playstation 5 staan, dus hij kan ’m „best even missen”. Hij werkt in de catering op Schiphol en krijgt pas volgende week weer salaris. Met het geld gaat hij eten kopen, want de boodschappen zijn op.
Spaargeld heeft Nica niet, maar spullen wel. Als hij de lening niet binnen twee maanden terugbetaalt, verkoopt Used Products de spelcomputer in de winkel of via de website, voor een veel hoger bedrag dan de 100 euro die Nica contant uitbetaald heeft gekregen. Per maand betaalt hij 4,5 procent rente. Dat is het verdienmodel van een pandjeshuis.
Nicanor komt al jaren bij Used Products, meestal eens in de zes maanden, maar de frequentie loopt gestaag op. Een paar weken geleden was hij er ook al. „Vanaf nu ga ik sparen hoor”, zegt hij „Ben hier te vaak.”
Niet alleen jij, zegt Randy Stena (36), die na een studie juridische dienstverlening bij de Mediamarkt werkte, en vier jaar geleden bij Used Products werd aangenomen. „Het magazijn ligt helemaal vol. Een drone, een schuurmachine, een tablet, véél telefoons. Een laptop. Een elektrische step.” De spullen zijn opgeborgen in kartonnen dozen, gestapeld in stellingkasten.
„Alle producten die we innemen moeten we natuurlijk wel even testen”, zegt Stena met glimmende ogen achter zijn pilotenbril op sterkte. Hij stopt een FIFA-spel in de Playstation, die hij heeft aangesloten op de tv aan zijn kant van de balie. „Hier ga ik uitgebreid mee aan de slag.”
Directeur Berthold Bakker zegt aan de telefoon dat de 53 Used Products-filialen de „voelsprieten van de samenleving” zijn. „Ik zie het aantal transacties, de inkoop en de verkoop, en de omzet heel snel veranderen.” Vergeleken met twaalf maanden geleden wordt er nu 30 procent méér verpand. En terwijl voorheen 90 tot 95 procent van de klanten hun spullen in belening weer terug kwam kopen, is dat inmiddels gezakt naar 85 procent.
Gister was hier iemand die zei dat hij niets meer „te vreten” had
Randy Stena
De klanten onderscheiden zich in grofweg drie categorieën, zegt Bakker. Er is een groep mensen zonder geldstress, die willen vooral betere spullen. „Ze hebben net een nieuwe iPhone, en verkopen aan ons hun net iets minder nieuwe Iphone.” Hoewel ze op een site als Marktplaats meestal meer geld voor hun spullen zouden kunnen krijgen, hebben ze geen zin in dat gedoe. „Hier hebben ze meteen duidelijkheid.” Dan heb je de groeiende groep met acute financiële problemen, mensen die hun spullen komen verpanden. Maar ook de „middengroep” die spullen verkoopt „om op korte termijn geld te hebben”, is aan het groeien, zegt Bakker.
Randy Stena is niet zo van de cijfertjes, zegt hij, „maar gisteren stond er iemand aan de balie die zei dat hij niets meer „te vreten” had ”. En Stena merkt dat mensen de termijn om hun verpande spullen op te halen steeds vaker overschrijden. Op dit moment ligt er in het magazijn een dure iPhone 13, die vorige week al opgehaald had moeten worden. Hij heeft er een lening van 350 euro voor gegeven, terwijl de belener er misschien wel 800 euro voor had gekregen als ze het apparaat had verkocht. „En zo liggen er nog, even tellen. Vier…, vijf…, zes dingen die al opgehaald hadden moeten worden.”
Stena krijgt regelmatig telefoontjes van vergeetachtige klanten. „Die bellen dan na de inleverdatum en zeggen dat ze niet meer weten wanneer hun termijn verstrijkt.” Hij gelooft die „smoesjes” niet altijd. „Ik denk dat ze gewoon nog geen geld hebben om het terug te kopen.” Dan moet Stena eigenlijk zakelijk en onverbiddelijk zijn, maar als mensen in een erg benarde situatie zitten, strijkt hij soms zijn hand over zijn hart.
Louis Vuitton-tas
Wat Used Products onderscheidt van veel andere pandjeswinkels, is dat je er allerlei spullen in kunt leveren – niet alleen maar sieraden, zoals in veel andere zaken. De zaak verstrekt leningen, maar koopt ook spullen in.
In de glazen kasten tegen de wanden van de middelgrote winkel – zo’n vijftig vierkante meter – wordt een bonte verzameling getoond: lavalampen, kinderskateboards, een hele kast vol ongebruikte erotische producten (voor een klein prijsje van iemand gekocht), tv’s, twee boormachines en een elektrische schroevendraaier, een Louis Vuitton-tas, luxe zonnebrillen, computerspellen. Maar vooral veel elektronische apparatuur: smartphones, laptops en draagbare geluidssystemen.
De winkel van Randy is ook een ontmoetingsplaats. De hele dag door lopen mensen binnen om een praatje te maken. Sommigen kopen een blikje Redbull of een ijsje. Op het tv-scherm achter de balie spelen constant videoclips, veel R&B uit de jaren negentig.
Middenin de winkel staan op afstand bestuurbare kleuterjeeps in roze, rood en zwart. Die zijn moeilijk te verkopen, blijkt in de drie maanden dat NRC regelmatig in de winkel van Stena is. Hij heeft ze nog steeds. Al staat de roze voorlopig in de opslag: er was een klant met interesse, die het bedieningspaneel mee naar huis had genomen, ze zou geld daar gaan ophalen zei ze. „Ze is nooit meer teruggekomen. Als ik haar bel zegt ze dat ze al heeft betaald en de auto wil komen halen.”
Gedoe. Dat is er in pandjeswinkels wel vaker.
Op een dag in november komt er een lange, trillerige man binnen, samen met een vriend. Hij draagt een beige pet en een groene trui met Tommy Hilfiger-logo, en hij heeft een glimmende zonnebril in zijn hand. Die wil hij graag verkopen. Woont hij in de buurt, wil Randy weten. „Ik huur een kamer bij het Leger des Heils, voor 75 euro per week.”
„Niet duur”, antwoordt Randy, terwijl hij de zonnebril door zijn handen laat glijden.
„Waar heb je het gekocht?”
„Bij zo’n online winkel”, zegt hij.
„Zou je voor mij het bonnetje op willen zoeken?”
In de winkel heeft zich inmiddels een rij gevormd, en Randy helpt intussen alvast een andere klant. De lange man kan het bonnetje niet vinden, zegt hij, want het staat op zijn computer. Randy negeert de opmerking omdat hij net in gesprek is met de klant, die hem games wil verkopen. „Wat duurt het hier allemaal lang”, zegt de trillerige man tegen zijn vriend. „Dat is toch vreemd.”
Plots wordt Randy boos. Hij steekt zijn armen in de lucht. „Wat wil je nou? Hij was eerst en jij bluft door er doorheen te praten. Wat wil je?”
De man: „Het voelt alsof ik beschuldigd word.”
Stena moppert wat, tegen niemand in het bijzonder.
Het helpen van klanten kost meestal veel tijd: ze vragen om uitleg over een product dat ze willen kopen, of hun product moet uitgebreid onderzocht worden om de waarde te achterhalen, en om te checken of het niet gestolen is.
Heling
Randy Stena is de zoon van een maatschappelijk werkster en een politieagent. Hij had ook wel agent willen worden, maar het liep anders. „Diefstal maakt me kwaad”, zegt Stena. Het gebeurt wekelijks: gisteren kwam er iemand een gestolen fiets aanbieden, en vlak daarvoor was er eentje met een gestolen telefoon. Het lijkt wel alsof er meer gestolen spullen worden aangeboden de laatste maanden, zegt hij.
Producten die binnen worden gebracht, voert Randy direct in op stopheling.nl, een site van Justitie. Als een product als gestolen geregistreerd staat, krijgt Randy daar melding van. Soms voert hij daarom een ‘burgerarrest’ uit. Laatst zat hij iemand achterna tot in een steeg, waar hij hem overmeesterde. Maar zoiets gebeurt sporadisch.
Het is lunchtijd. Op het bureau voor hem liggen twee broodjes kabeljauw. „Ik heb zelf weinig bezittingen”, zegt hij. „Ik heb geen spullen in de la liggen die ik niet gebruik, nee hoor.” Zuinigheid was thuis normaal, vertelt hij. Dat heeft hem gevormd. „Ik was een jaar of acht en ik had net een loempia gegeten op de markt. Maar toen zag ik iemand met patat, en zei ik: dat wil ik ook!” Zijn moeder was onverbiddelijk. „Ze zei: ‘Niet alles wat je bij een ander ziet, moet je zelf ook willen hebben.’” Die toch redelijk alledaagse opmerking is hem altijd bijgebleven. Hij verbaast zich over mensen die een behoorlijk nieuwe telefoon aan hem verkopen omdat ze een nog nieuwere willen, maar hij veroordeelt ze niet.
Plan: rijk worden
Op een andere dag staat stagiair Joël (20) achter de balie, terwijl Stena achter zijn computer de administratie doet. Dit baantje vindt de student bedrijfskunde leerzaam, ook omdat hij wordt geconfronteerd met wat hij niet wil zijn: arm. Hij wil geld verdienen door te ondernemen, en veel. „Om te beginnen iets van 13 duizend per maand, zodat ik ook kan investeren.” Joël is van plan om rijk te worden door te dropshippen: hij koopt dan producten in bij goedkope online winkels die meestal een lange levertijd hebben en in bulk verkopen. „Je zorgt dat je in december een voorraad oliebollentangen in huis hebt, die zag ik op alibaba.com. En die verkoop je dan via bol.com door aan mensen die het snel willen hebben.” Het geld zit bij de 25-plussers, zegt hij, mensen met een directe behoefte aan bepaalde spullen. „Die willen niet wachten op trage verzending uit een ver land.” Bijna alle studenten in zijn klas willen hetzelfde, zegt Joël: rijk worden door slimme online handel. „Maar je kunt alleen rijk worden, als je al iets hebt. Niet iedereen beseft dat .”
Vlak voor sluitingstijd komt een Roemeense vrouw haar laptop halen. Ze had er 80 euro voor gekregen en koopt het apparaat nu, twee maanden later, voor 87,20 terug. Ze aait eroverheen. „I’m so happy.” Ze werkt als freelancer in een nabijgelegen fabriek, en redde het einde van de maand net niet. „Again.”
Voelsprieten
Als de Used Products-winkels inderdaad de voelsprieten van de samenleving zijn, zoals de directeur meent, dan is dat een samenleving vol smartphones en spelcomputers die toch wankelt op een koord boven de afgrond van de armoede. De klanten die hun spullen verpanden aan Used Products verschillen in veel opzichten van elkaar: ze zijn jong, oud, hoog- of laagopgeleid, vrolijk of nors, gehaast of juist alles ‘rustig aan’. Maar ze hebben ook veel gemeen: geen van allen hebben ze spaargeld, en allemaal hebben ze waardevolle spullen die ze in elk geval eventjes kunnen missen -– maar bijna nooit zijn die spullen meer dan een paar honderd euro waard. De meeste klanten doen best luchtig over de staat van hun financiën. „Ik heb genoeg geld hoor”, zegt een freelancecateraar die zijn telefoon komt verpanden omdat hij anders de kip voor zijn gerechten niet kan betalen. Maar tegelijkertijd is het opvallend dat bijna iedereen die NRC voor dit artikel sprak, anoniem wilde blijven – hun geldproblemen gaan niemand wat aan. Dat geldt ook voor een 23-jarige student en zijn moeder, die bijna in het armoede-ravijn vallen, blijkt uit wat de jongen aan de balie vertelt. Hij komt een Nintendo Switch en een stapel spellen verkopen. Hij woont bij zijn moeder, en die kan niet meer rondkomen. De prangendste rekening is een terugbetaling van de huurtoeslag, 788 euro. „Ik woon bij mijn moeder omdat ik geen eigen woonruimte kan vinden.” Onverwacht had zijn moeder geen recht meer op toeslag. „Ik wilde mijn moeder zo snel mogelijk helpen.” Maar het doet wel een beetje pijn. „Ik ben een echte Nintendo-liefhebber. Maar dit is het laatste redmiddel.” Hij maakt zich zorgen over hun sociale huurhuis. „Kunnen we de huur straks nog wel betalen? Moet ik stoppen met school?” Hij heeft zelf een studieschuld. Voor de computer en de spellen krijgt hij 200 euro. Hij kocht ze voor meer dan het dubbele.
Er komt een vrouw binnen met haar haar in een strakke staart en een lange jas, model slaapzak. Ze heeft een namaak Louis Vuitton-tas in haar hand. Cathy weet wat het is om in het ravijn te vallen, blijkt uit haar verhaal. Na een rotscheiding hield belandde ze in de schuldsanering. Ze heeft 70 euro per week te besteden omdat ze „in de budgettering zit”. „Al vijf of zes jaar”, zegt ze. Ze gaat naar de voedselbank en zet de kachel op 15 graden. Als ze iets wil kopen moet ze dat met haar bewindvoerder overleggen. „Ik ben het inmiddels gewend.” Ze heeft een doosje met cameralenzen op de balie gezet. „Mijn dochter heeft iets verkeerds besteld, maar het kan niet meer terug.
Kunnen jullie hier iets mee?”
Ze krijgt er een tientje voor.
Hoe weet Randy zeker dat deze vrouw, die bijna geen geld heeft, de cameralenzen eerlijk heeft gekocht? Haar naam stond op de verpakking, zegt Randy. „Al kan ze natuurlijk een oud doosje gepakt hebben.”
Waterscheiding
Per dag komen er in Zaandam zo’n vijftien tot twintig mensen hun spullen aanbieden. De helft van hen komt verpanden, en de andere helft komt zijn spullen verkopen. Driekwart van die spullen wordt aangenomen. Ze moeten wel in goede staat zijn. Het eerst dat Stena – bij elektronica – checkt is de batterij, als die in slechte staat is gaat de deal niet door.
„Ewa Randy.” Een vage bekende van Stena komt zijn oude tv aan hem verkopen. Hoeveel wil hij ervoor hebben? „Kan 300?”
„Waarom”, vraagt hij.
De klant lacht.
Randy Stena, met een stalen gezicht: „Jij moet niet lachen. Ik moet lachen. We zijn geen cadeaushop. Voor sprookjes moet je naar de Efteling.”
Hij moet soms onverbiddelijk zijn.
Ongeveer de helft van de klanten die de winkel betreden, komt voor het pakketpunt dat hier ook is. In grote stellingkasten liggen de spullen die zij hebben besteld. Zakken met kleren, dozen met schoenen. Op een van de dagen ligt daar ook een op afstand bestuurbare kleuterjeep, trouwens. Randy verdient een schijntje aan pakketpunt zijn, zegt hij, 10 cent per pakketje. „Het idee vanuit het hoofdkantoor is dat mensen blijven plakken in de winkel, en hier ook iets aanschaffen.” Maar zo werkt het niet. Er is een waterscheiding tussen de klanten die de pandjeswinkel aantrekt – vooral mensen in geldnood – en de meer welvarende klasse, die producten ophaalt. „Het is een winterjas van The Little Green Bag”, zegt een vrouw van rond de dertig, als Randy haar pakketje niet meteen ziet liggen. „Zó”, zegt hij. „Little Green Bag, toe maar.”
Terwijl zij met het pakket de winkel uit en de regen in loopt, overhandigt een man op leeftijd, leesbril op het puntje van zijn neus, zijn iPhone aan Stena. Die komt hij verpanden. Bijna alle leuke dingen heeft hij uit zijn leven geschrapt, vertelt hij: per maand kan hij nog maar twee biertjes kopen bij het Surinaamse restaurant op de hoek, waar hij vroeger een paar keer per week kwam en waar hij bijna al zijn sociale contacten onderhoudt. Tegenwoordig komt hij bijna elke maand in Used Products. „Als ik de deken omhoogtrek liggen mijn voeten bloot”, zegt hij, en bedoelt: als hij zichzelf iets gunt, gaat dat ten koste van andere noodzakelijkheden. De man levert zijn iPhone in. Voorlopig geen telefoontjes voor hem.
„Het is niet erg”, zegt hij, „mensen kunnen aan de deur komen. Ik ben toch altijd thuis.”