Het slechte nieuws kwam in etappes. Eind 2022 werd bekend dat Nederlandse boeren de komende jaren steeds minder mest over hun akkers mogen uitrijden. Een deel van de strengere regels ging bovendien niet dit jaar in zoals minister Piet Adema (Landbouw, ChristenUnie) had verkondigd, maar in 2023 al. En vorige maand had de landbouwminister voor de derde keer op rij slecht nieuws voor de boeren: de strenge mestnormen gaan in meer regio’s gelden dan tot nu toe bekend – niet alleen de zand- en kleigronden in Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg zijn de dupe, ook in Drenthe, Flevoland, Friesland, Groningen, Zuid-Holland en Zeeland worden de mestnormen aangescherpt.
In het landbouwdebat, eind december, werd alarmerend gereageerd op de aangescherpte mestregels. „De sector staat in de fik”, zei Tweede Kamerlid Cor Pierik (BBB), voorheen werkzaam bij het CBS als landbouwkenner. Dit was „een strop om de nek” van boeren, vond Pieter Grinwis (ChristenUnie). En ook de sector zelf was not amused. Typisch voorbeeld van „doorgeschoten” beleid, vond LTO, de grootste boerenbelangenorganisatie van Nederland met zo’n 35.000 leden.
De aangescherpte regels zijn opgelegd vanuit Brussel, door de Europese Commissie. Al een paar jaar dringt ‘Brussel’ er bij Nederland op aan dat het zijn waterbeheer moet verbeteren. Het grond- en oppervlaktewater in Nederland is vervuild met te hoge fosfor- en nitraatwaarden, vooral veroorzaakt door mest uit de landbouw.
Sinds begin deze week mogen duizenden boeren minder dierlijke mest uitrijden over hun akkers dan voorheen. En de komende twee jaar moeten ze dit nog verder afbouwen. Bovendien gaat het ‘mestplafond’, dat bepaalt hoeveel mest er in Nederland in totaal mag worden verspreid over het boerenland, naar beneden. En aan de randen van hun akkers of grasland mochten ze sinds maart vorig jaar geen mest meer uitrijden.
Voor de Nederlandse natuur is dit een opsteker, zegt Piet Groenendijk, onderzoeker aan Wageningen University & Research. Groenendijk onderzocht in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit wat de gevolgen zijn voor de natuur. In grote lijn: doordat minder mest wordt uitgereden, gaan de ammoniak- en lachgasuitstoot omlaag, zegt hij. „Dat is goed voor de stikstof- en klimaatdoelen.”
75 miljard kilo mest
Geen land in Europa telt zoveel kippen, varkens en koeien per hectare als Nederland. Zij produceren jaarlijks een duizelingwekkend aantal kilo’s mest: 75 miljard kilo, volgens onderzoek uit 2021 van de Strategische Milieukamer – een samenwerking van verschillende inspectie-, inlichtings- en opsporingsdiensten. Een deel hiervan wordt geëxporteerd naar het buitenland of verwerkt tot energie. Sinds 2006 kunnen Nederlandse boeren, net als andere boeren in Europa, een vrijstelling aanvragen om meer mest uit te mogen rijden over hun land dan eigenlijk mag volgens de Europese norm. Deze vrijstelling wordt ‘derogatie’ genoemd.
Met zo’n vrijstelling mag een boer tot 250 kilo dierlijke mest per hectare uitrijden in plaats van 170 kilo. Doordat hij de akkers extra kan bemesten, groeit er meer gras voor de koeien. Een boer met een ‘derogatievrijstelling’ moet aan verschillende voorwaarden voldoen: de belangrijkste is dat tachtig procent van zijn grond bestaat uit grasland. Grasland kan beter tegen grote hoeveelheden mest, zegt Gerard Velthof, hoogleraar aan de Wageningen Universiteit. In 2022 waren er 15.400 Nederlandse bedrijven die van deze vrijstelling gebruikmaakten.
Deze vrijstelling is voor melkveehouders: zij bezitten veel eigen land en besparen kosten door de mest op eigen akkers uit te rijden. Pluimveehouders en varkensboeren komen niet in aanmerking voor de vrijstelling. Doordat zij minder land hebben zijn ze gedwongen hun mest af te laten voeren door professionele bedrijven. Die brengen naar het buitenland waar het over akkers wordt uitgereden of verwerkt wordt.
Volgens berekeningen van het Nederlandse Centrum voor Mestverwaarding (NCM) in opdracht van Het Financieele Dagblad vervijfvoudigt het Nederlandse mestoverschot de komende tijd, doordat Nederlandse boeren minder mest over hun akkers mogen uitrijden. Dit overschot drijft de afvoerprijs van mest op, volgens het NCM. Die zal de komende tijd stijgen van 25 euro per ton mest naar mogelijk 50. De extra kosten voor boeren kunnen oplopen tot tienduizenden euro’s per jaar.
Hier wordt vanuit de sector en de Tweede Kamer met afgrijzen op gereageerd. Boeren kunnen dit financieel niet aan en dreigen failliet te gaan, zeggen zij. „Ik vind dat we niet zomaar kunnen laten gebeuren dat dit leidt tot een koude sanering, en dat aan de markt wordt overgelaten wie kan pompen en wie kan verzuipen”, zei Eline Vedder (CDA) tijdens het landbouwdebat eind december. Door het wegvallen van de uitzonderingspositie moeten boeren bovendien meer kunstmest aanschaffen, zegt Pierik van de BBB. Die kunstmest hebben ze nodig om het gras te laten groeien dat wordt gevoed aan de koeien. Maar dit zorgt ook voor meer CO2-uitstoot, en de kunstmest komt terecht in het oppervlaktewater. „Om nog maar te zwijgen over de extra kosten voor de boeren”, zegt Pierik.
Maar tot een koude sanering zal de verandering van het mestbeleid niet snel leiden, zeggen deskundigen. De melkveebedrijven hebben voldoende financiële buffer. Ze hebben twee goede jaren achter de rug – in 2022 lagen de melkprijzen historisch hoog. „Een aantal bedrijven zullen omvallen” zegt WUR-onderzoeker Groenendijk.
Harm Holman (Tweede Kamerlid voor NSC) vreest dat boeren hun mestoverschot „illegaal” over hun land uit gaan rijden door het strenger worden van de regels. „Dat wil je absoluut niet.” Boeren kunnen hier forse boetes voor krijgen van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).
Door het overschot neemt de kans op mestfraude toe, schrijft de WUR op haar website. In de sector werd de afgelopen jaren meermaals gesjoemeld met grote partijen mest, bleek in 2021 uit onderzoek van de Strategische Milieukamer. „De hele keten is gevoelig voor het plegen van mestfraude”, schreven de onderzoekers. Uit een analyse van 21 strafrechtelijke onderzoeken bleek dat van 185 miljoen kilo mest niet kon worden vastgesteld waar die gebleven was, omdat dit „niet of op onjuiste manier” was verantwoord.
Boeren die hun overschot illegaal over hun land verspreidden of het niet volgens de wet vernietigden hadden in Nederland weinig te vrezen van opsporingsinstanties, volgens het onderzoekers: de pakkans is miniem.
Nederlaag voor Adema
De ingetrokken mestvrijstelling is niet alleen voor de boeren, maar ook voor demissionair minister Adema een nederlaag. Hij zat het afgelopen jaar enorm met dit dossier in zijn maag. Zijn ministerschap bungelde begin 2023 aan een zijden draadje, nadat hij de Tweede Kamer en de boeren herhaaldelijk verkeerd had geïnformeerd over dit onderwerp.
Inmiddels is er een schadefonds van 120 miljoen euro opgetuigd voor boeren die veel economische schade lijden, doordat ze minder mest mogen uitrijden. Adema mag niet alle extra kosten die boeren maken door het verdwijnen van de vrijstelling vergoeden, omdat Europese staatssteunregels hem dit verbieden.
Tijdens het landbouwdebat drong Pierik van de BBB er bij Adema op aan dat hij opnieuw met Brussel om tafel moet. Kansloos, zei Adema. Nederland is niet het enige land dat zijn mestvrijstelling kwijtraakt, zei Adema. In Ierland speelt dit ook. En Frankrijk, Duitsland en België hebben ook mestproblemen, zegt WUR-onderzoeker Piet Groenendijk. „Nederland is niet uniek.”
De agrarische sector en Adema klampen zich vast aan een laatste strohalm. Ze hopen dat de Europese Commissie instemt met de mogelijkheid om dierlijke mest tot kunstmest te bewerken, en dat die dan alsnog over het land kan worden uitgereden. Mestbewerking kost ook geld, maar is goedkoper dan het afvoeren. Adema is hierover in gesprek met de Europese Commissie, zei hij tijdens het landbouwdebat.
WUR-onderzoekers Velthof en Groenendijk zijn sceptisch. De discussie over het omzetten van dierlijke mest tot kunstmest speelt al sinds 2008, volgens Velthof. Voor de Europese Commissie, zegt collega Groenendijk, geldt: „Dierlijke mest blijft dierlijke mest, ook als je die bewerkt hebt.”
Volgens Groenendijk blijft één oplossing over om de grip terug te krijgen op het mestoverschot: „Krimp van de veestapel.”