Jonah Falke reisde de wereld over om de geschiedenis van zijn familie te achterhalen

Meer door geluk dan wijsheid is Jonah Falke als stamhouder de enige die de Falke-bloedlijn kan voortzetten. Hij heeft zich nooit in zijn familiegeschiedenis verdiept, totdat er kort na het overlijden van zijn oma tussen haar spullen een dun boekje wordt gevonden, met de titel Voltooid verleden tijd. In het zeventien pagina’s tellende levensverhaal richt opa Falke zich tot zijn drie kinderen en vraagt hen om begrip voor zijn falende ouderschap, dat volgens hem voortkomt uit de verschrikkingen van zijn jeugd. Jonah raakt geïntrigeerd door het schrijnende verhaal en probeert te ontrafelen of er achter de ogenschijnlijk keurige familie inderdaad een verrotte kern van sadisme en geweld schuilging. Dat resulteerde in De geschiedenis van mijn sok, een fijn geschreven familiegeschiedenis.

De belofte van ‘het ontluisterende verhaal van zijn familie’ op het omslag wordt door het opvoeren van Voltooid verleden tijd al vroeg waargemaakt. De rest van het boek heeft iets weg van een reisverslag. De lezer vergezelt Jonah op bezoekjes aan zijn oudtante, de twee reizen naar zijn oudoom in Canada en bij de talloze gesprekken die hij met (verre) familieleden voert. Zijn uitvoerige beschrijving van die periode en zijn observaties maken zijn boek ook tot een tijdsdocument; de wereldwijde lockdown vanwege de Covid-19-pandemie en de stijgende prijzen als gevolg van de oorlog tussen Rusland en Oekraïne spelen op de achtergrond van het verhaal een terloopse rol. Dat doet waarheidsgetrouw aan, maar sommige uitweidingen lijken slechts te worden opgevoerd voor een volledigheid die de leesbaarheid van het boek niet dient. Zo zijn hoefgetrappel en de geur van paardenpoep aanleiding om de levensloop van een broer van zijn oma uit de doeken te doen. Het wegsterven van dat hoefgetrappel dient als clichématige afsluiting van die passage. Niet alleen voelt zo’n overgang geforceerd aan, de man in kwestie is zelfs geen Falke.

Treffend en poëtisch

Falkes schrijverschap begon met de romans Bontebrug (2016) en De mooiste vrouw van de wereld (2019), maar zijn vorige werk Van armoede (2022) was een bundeling van reportages die hij voor Vrij Nederland schreef. In De geschiedenis van mijn sok komen fictie en non-fictie samen. Falkes vermogen de werkelijkheid treffend en tegelijkertijd poëtisch te vangen, zorgt voor een boek vol flarden fantastisch proza. Met zinnen als: ‘Ik zei dat het niet aan haar lag en dat was niet gelogen. De geur van de dieren in huis, de gesprekken die de vorige keer al gestold waren. Blinde lust had het niet overgenomen, mijn deceptie kreeg er slechts een verdieping bij.’


Lees ook
dit verhaal

Trouwfoto van Alfred en Luise Jodl, 7 maart 1945. In het midden het bruidspaar, met links van de bruid haar vader Robert en uiterst rechts haar moeder Kate.

Het is een vorm die bij hem past. Zijn korte beeldende zinnen zijn regelmatig grappig, zonder gemaakt aan te doen. De finesse van Falke zit in de kracht van zijn veelal gortdroge bijzinnen, waarmee het hem lukt die een bepaalde intonatie mee te geven, zoals in: ‘Het is een prachtige plek om ooit, oud en voldaan, met een glimlach op je gezicht te sterven. Ulft.’

De markante en gelaagde personages lijken door dat schemergebied tussen non-fictie en proza ook een extra diepgang te krijgen. Ze doen zo meedogenloos eerlijk aan dat je je als lezer soms plaatsvervangend schaamt, blij zelf niet als personage te fungeren. Zoals de vriend die door zuurstofgebrek bij zijn geboorte niet was geworden wie hij had kunnen zijn: ‘De vriend die lang tegen de oudtante had staan praten, kreeg dit alles niet mee. Hij was de vriendelijkheid zelve, uit onwetendheid. Een humanist, al zal dat woord hem niks zeggen.’

Enorme schnitzel

Het persoonlijke perspectief van Jonah maakt dat De geschiedenis van mijn sok een vrij particuliere familiegeschiedenis blijft. Zo wordt de Tweede Wereldoorlog alleen besproken voor zover die van invloed was op de verschillende persoonsgeschiedenissen; de geopolitieke dimensie blijft oppervlakkig, ook door de afstand die de schrijver zelf tot die periode heeft. Als Jonah naar het geboortedorp van zijn overgrootvader reist om de Falke-genealogie eens goed door te nemen, wordt hij, halverwege een schnitzel zo groot als een wc-bril, gebeld door de praatgrage man uit Haarlem met wie hij een Groninger voorouder deelt. Die vertelt hem, tussen neus en lippen door, bijna luchtig in een bijzin: ‘Maar familie van die sokkenbreiers zijn we niet. Dat weet je toch al wel?’ Een anticlimax, voor zowel Falke als de lezer. ‘Hoeveel Falkes kunnen er op een paar vierkante kilometer in het Duitse Sauerland zijn?’ vraagt hij zich af. Veel.

Waar de aanhoudende toespelingen van zijn oudtante op het voortzetten van de bloedlijn – ze geeft hem zelfs een zilveren erfstuk met daarin een briefje met de tekst ‘Jonah, vergeet je opdracht niet…’ – eerst een vergezochte aanleiding lijkt om zijn liefdesleven in het boek te betrekken, ontpopt deze verhaallijn zich tot de spannendste en meest verdiepende laag van het boek. ‘Al maanden was het niet meer voorgekomen, maar twee dagen voor vertrek werd mijn vriendin weer eens zo kwaad dat ze begon te slaan. […] Daar stonden we dan. Twee machtelozen in één ruimte. We legden het bij, als twee bedelaars die samen hun kleingeld telden om een laatste maaltijd te kunnen kopen.’ Het is Falke gelukt om pijnlijk invoelbaar te maken hoe venijnig liefhebben kan zijn en hoe dat het verlangen naar de nabijheid van die ander juist vergroot.

Falke springt van heden naar verleden, maar ook van de ene verhaallijn naar de andere; zo worden er in een hoofdstuk van zes pagina’s maar liefst vijf verhaallijnen aangedaan. Zoiets leest chaotisch. Tegelijkertijd maakt die afwisseling ook dat hij de aandacht van de lezer weet te grijpen, als een aaneenschakeling van steeds nieuwe spanningsboogjes. De ruimte daartussen voelt echter doelloos, als een omweg naar een kern. Wat die uiteindelijke kern precies is, blijft onduidelijk.