Column | In onderzoek

Heeft u in de oudejaarsnacht de knal in Midwolda gehoord? Ik wel. Terwijl ik op Sicilië zat. Even twijfelde ik nog of het een ontploft wapendepot in Gaza was, maar Italiaanse seismologen wezen meteen Midwolda aan. Wie het daar had gedaan? Ik had geen idee. Misschien wel iemand die de grond eens even feestelijk wilde laten trillen om na al die jaren te winnen van de NAM. Of die meneer na afloop de troep heeft opgeruimd? Volgens hem deed de NAM dat ook nooit, dus waarom zou hij? Ja, ik schrijf ‘meneer’ omdat ik zeker weet dat de dader een man is. Vrouwen zijn namelijk te intelligent voor zwaar vuurwerk.

Ik begrijp hier op Sicilië dat de jaarwisseling in Nederland vooral gezellig is verlopen. Oké, wat losse handjes die nooit meer aangenaaid kunnen worden, een zootje rondvliegende ogen die toch al niet zoveel zagen, een hoop derdegraads brandwonden die ervoor zorgen dat je in de kroeg altijd een goed verhaal hebt, een paar honderd oren die toch al nooit luisterden en duizenden radeloze huisdieren. Daarbuiten was er nog wat met straatstenen en Cobra’s belaagd ambulancepersoneel. En natuurlijk de politieagenten en brandweerlieden die uren moesten vechten voor hun leven.

Wat dat betreft was het hier sloom. Op het grote plein stonden duizenden Sicilianen te drinken en te luisteren naar vijf minuten prachtig vuurwerk en daarna een aantal bands. Tot zeker een uur of vier. Niet een sirene, geen enkel zwaailicht, nul knokpartijtjes en eigenlijk geen een agent. Knap saai dus allemaal.

De volgende ochtend was de Hollandse oudejaarsgezelligheid nieuws. De Sicilianen vroegen zich af wat er toch aan de hand is in het ooit zo progressieve en gemoedelijke gidslandje Nederland.

„Onvrede”, opperde ik voorzichtig en vertelde dat Nederland bij de laatste verkiezingen een stevige ruk naar rechts heeft gemaakt.

„Dus”, zei de plaatselijke cappuccinokoning, „dat rare vuurwerk van jullie wordt volgend jaar verboden. Er is al genoeg oorlog in de wereld. Jullie hebben nu een meerderheid van gezond rechts in het parlement en die club houdt net als bij ons niet van halve maatregelen. Kortom: vuurwerkverbod!” Ik wist inmiddels beter en zweeg.

Iedereen hoopte voor mij dat Nederland er nog is als ik terugkeer. Ze hadden op de televisie de overstromingen gezien. „Wel lekker veel bluswater voor volgend jaar”, riep de vrolijke huisarts.

Ik vertelde dat ene Sywert ons land gaat redden door samen met twee andere weldoeners gratis zandzakken uit te delen. Hierna legde ik uit wat dit criminele trio tijdens de coronacrisis geflikt had. Dus die zitten nu in de bak?

Ik vertelde dat het onderzoek nog even kon duren en dat ook een minister een dubieuze rol zou hebben gespeeld. Er werd begripvol gelachen. Sicilianen hoef je dit niet uit te leggen.

Omdat de stemming er goed in zat, mocht ik ook nog even vertellen wie huisjesmelker Wybren van Haga met zijn gietijzeren wachtgeldprincipes is. Er werd keihard gebulderd. Daarna verhaalde ik over Jumbo waar meer uit de winkels gejat wordt dan dat de supermarkt aan winst maakt. Nooit iemand betrapt? Ja, alleen een van de eigenaren. Die had tonnen aan witwaspoen contant in huis. Er werd weer smakelijk gelachen. Zeker toen ik vertelde dat ook zijn zaak voorlopig nog in onderzoek is. Ik dacht onderhand aan Glennis Grace. Moet zij geen filiaal gaan leiden?

Toen moest ik naar het vliegveld. De hele koffietent wou met me mee. In het vliegtuig droomde ik van Michael Jackson die Stephen Hawkings door de slaapkamer van Jeffrey Epstein stuiterde, terwijl prins Andrew toekeek en een kinderkoor ‘De herdertjes lagen bij nachte’ zong. Mijn Nederlandse vliegtuigbuurman vroeg of ik het jammer vind dat ‘de stem van het oog’ ermee stopt. De prachtige stem van Hans Hoogendoorn die zeventienduizend uitzendingen achter de rug heeft.

„Ja,” zei ik, „maar dat hoeft toch niet? Met kunstmatige intelligentie kan toch alles? Kwestie van de stem klonen en daarna kan je hem alles laten zeggen.”

„Echt?”, zei de buurman.

„Nou, het gaat in onderzoek. Over tien jaar weten we het!”