‘Juf, moet deze les nou echt?”, vraagt een elfjarig meisje met tranen in haar ogen. Het meisje, zittend in een kring met dertien andere meisjes, draait haar rug naar de groep en krast uit frustratie met een potlood op tafel. Voor de klas pakt trainer Tamara de Goey, gedragsspecialist en pedagoog, een stukje papier en maakt er een propje van. Ze vouwt het weer open en maakt er kleine scheuren in. „Dit is wat er gebeurt als je iemand pest”, zegt ze. „Hoe voelt nou zoiets?” Het meisje steekt haar vinger op en zegt: „Niet fijn.”
In groep 7 en 8 van basisschool De Zevensprong in Amsterdam wordt vandaag lesgegeven over pestgedrag onder meiden. Dit soort antipestlessen is er ook voor jongens en meisjes samen, maar deze richt zich uitsluitend op meisjes. De reden: waar jongens meestal op een directe en fysieke manier pesten, doen meiden dat vaker uiterst subtiel en stiekemer. Aangezien deze vorm van pesten voor een school vaak lastiger signaleren en aan te pakken is werd hiervoor een specifiek lespakket ontwikkeld: ‘Meidenvenijn’. Ook De Zevensprong besloot er gebruik van te maken: het afgelopen jaar werd er met name onder de meiden veel gepest. Bij de jongens speelde pesten minder en konden problemen met hulp van leraren worden opgelost.
Zelfverzekerd en vrolijk
Tijdens de les stormt een meisje de klas binnen. Ze is vrolijk, oogt zelfverzekerd en het lijkt of de andere meiden ook blij zijn haar te zien. Maar, zal De Goey na afloop vertellen: „Vanaf de buitenkant is het misschien niet zichtbaar, maar dat meisje wordt soms buitengesloten.” ‘Ze bemoeit zich met dingen die haar niet aangaan’, hadden sommigen tijdens een een-op-eengesprek ter voorbereiding van de lessen gezegd. „Dit meisje leest minder goed af wat de meiden van haar willen, waardoor ze al snel door haar geïrriteerd raken.”
Pestgedrag door meisjes kent vaak een andere oorsprong dan bij jongens, vertelt De Goey. In het begin van het schooljaar ontstaat groepsvorming in de klas. „Jongens zien al snel wie het sterkst en stoerst is en diegene blijft dat ook de rest van het jaar.” Maar bij meisjes wisselt vaak de leider. „In iedere groep kiezen ze onderling wie het populairste meisje van de klas is en gedurende het jaar kan deze positie door iemand anders worden overgenomen”, legt ze uit. „Dit gebeurt door over haar te roddelen, door buitensluiten en isoleren, negeren of afwijzen.” Zoals ook meisjes die überhaupt niet populair zijn stelselmatig gepest kunnen worden. Volgens De Goey kan dit voor buitenstaanders vaak onzichtbare gedrag jarenlang voortduren. „Op een gegeven moment durft zo’n meisje niet meer naar school te gaan.”
Ook gaat het pesten vaak nog door na schooltijd, zeker op sociale media. Zo komt het op met name de middelbare school voor dat pesters bewerkte foto’s en video’s van het slachtoffer op TikTok verspreiden. In een van ‘haar’ klassen werd een foto van een meisje uitgeprint; haar gezicht gefotoshopt op een naakt lichaam. „De foto’s waren door de hele school geplakt”, zegt De Goey. „Echt verschrikkelijk vind ik dat.” Op de basisschool zijn meisjes vooral actief op WhatsApp, waar ze nare berichten sturen naar het slachtoffer. Of ze nodigen haar als enige niet uit voor een verjaardagsfeestje. „Op die leeftijd kan dat zo’n meisje intens verdrietig en onzeker maken.”
45 jaar en nog altijd last
In de klas vertelt De Goey dat dit soort pestgedrag bij slachtoffers zelfs tot op latere leeftijd onherstelbare schade kan aanrichten. Ze geeft een voorbeeld van een vrouw van 45: „In groep 8 en in de eerste twee jaar van de middelbare school werd zij gepest en nog altijd vindt ze het spannend om met anderen kennis te maken.” De meisjes kijken elkaar verbaasd aan. „Wie zou dit nare gedrag een ander niet meer willen aandoen?”, vraagt De Goey. Alle handen gaan de lucht in.
De meiden moeten het opdrachtenboekje pakken: „Schrijf op wanneer je je voor het laatst blij, boos, verdrietig en bang hebt gevoeld.” Het meisje dat tranen in haar ogen had, lijkt gekalmeerd en schrijft geconcentreerd haar gedachten op. De opdracht is onderdeel van les drie van een vierdelige lessenserie, waarin de gevoelens en gedachten van zowel pester als slachtoffer worden besproken door middel van het ‘5G-model’, bekend van de cognitieve gedragstherapie: gebeurtenis, gedachte, gevoel, gedrag en gevolg. In de twee lessen hiervoor ging het over de betekenis van vriendschap en werden rollenspellen gespeeld om pestgedrag te herkennen. En in de laatste les, over een paar weken, wordt een plan opgesteld om ‘meidenvenijn’ in de klas te voorkomen – daar zijn de jongens ook bij. Nadien worden leraren en ouders bijgepraat over het plan van aanpak.
Middelbare school lastiger
Niet alle pubermeiden vinden de oefeningen even leuk, vertelt De Goey na afloop. Met name op de middelbare school nemen meisjes vaak een „arrogante houding” aan ten opzichte van de lessen, of de trainer zelf. Of ze zien er simpelweg het nut niet van in. Om zoveel mogelijk meiden toch te bereiken, wordt het programma op het niveau van de leerlingen afgestemd.
De Goey vertelt over een meisje dat in een derde klas werd buitengesloten door de rest van de groep. In de pauze mocht ze bij niemand aan tafel zitten; ging ze er uit zichzelf bij zitten, dan stonden alle meiden op en liepen ze weg. Iedere dag zat het meisje alleen in een hoek van de kantine. „In de les wilden de meiden niet toegeven dat er een probleem was. Totdat ze de oefening deden met het systematisch opstellen van poppetjes.” Die (houten) poppetjes werden op tafel door de meiden in groepen verdeeld. Het was even stil in het klaslokaal – „en plots begon het buitengesloten meisje te huilen”, zegt De Goey. Haar poppetje stond helemaal alleen op de hoek van de tafel.
Door dat beeld, en die reactie, kwamen twee meiden tot het inzicht dat het „niet oké” was om haar buiten te sluiten, vertelt ze. Nu wordt dat meisje als eerste gekozen tijdens het maken van groepjes in de gymles en mag ze erbij zitten tijdens de lunch. „Dikke vriendinnen zijn het niet geworden, maar ze gaan nu wel op een normale manier met haar om.”
Expres zitten gapen
De laatste opdracht van deze les is een toneelstuk rond een zelfverzonnen spreekbeurt. Op de gang staat een meisje dat niet weet wat er gaat gebeuren. De Goey tegen de groep: „Jullie moeten doen alsof jullie de spreekbeurt supersaai en stom vinden.” Vervolgens mag het meisje het lokaal binnenkomen. Ze begint te vertellen: „Mijn spreekbeurt gaat over gummen. Superhandig zulke dingen.” De meisjes rollen met hun ogen, gapen, lachen haar uit en iemand zet een cynisch stemmetje op: „Oh, wauw. Interessant hoor.” Dan neemt De Goey weer het woord. „Hoe voel je je daarbij?”, vraagt ze aan het meisje. „Ik vind het niet leuk en het maakt me zenuwachtig”, antwoordt ze. „Gelukkig is het maar alsof”, benadrukt De Goey. Met zulke rollenspellen leren de meiden wat de emotionele impact kan zijn van de houding die je aanneemt.
In de pauze verzamelen zich vier meiden van de groep in het klaslokaal. Of er nog juicy roddels zijn? „Ik heb nog wel een ruzietje op te lossen, hoor”, zegt een meisje in zwarte beertjestrui. „Ja, op kamp werd heel hard over haar geroddeld en werd ze een fucking bitch genoemd”, valt haar beste vriendin, in groen trainingspak, haar bij. De twee andere meiden vinden het pestende meisje „sneaky”. Maar ze weten al hoe ze het gaan oplossen, zeggen ze: ze gaan gezamenlijk met haar in gesprek. Dat hebben ze vorig jaar geleerd, toen het meisje in het groene trainingspak werd gepest door weer andere meiden. „Toen was ik nog haar enige vriendin”, zegt het meisje in de zwarte trui. Zodra zij voor haar opkwam, stopte het pesten.