Tyfuslijers, écht. Een paar tyfusklappen kunnen ze krijgen. Toch? In een smal straatje in Slinge, een wijk in Rotterdam-Zuid, kijken zes brandweerlieden toe hoe vijftig meter verderop een grote brand woedt. Er brandt zeker één scooter en aan de dikke zwarte rook te zien wat autobanden. Een groep jongeren gooit er vuurwerk op, tot ze de brandweerwagen in het vizier krijgen. Dan bekogelen ze de wagen met zwaar knalvuurwerk.
Het is iets na enen in Rotterdam, oudejaarsavond. Met loeiende sirenes was Ploeg C van de kazerne aan de Mijnsherenlaan naar de melding van een scooterbrandje gereden. Vanaf de achterbank had Lorenzo met een routeplanner in z’n handen gezegd: hier naar links, daar naar rechts, de hoek om, nee, de tweede, ja, die, en soms had bestuurder Mike gevloekt, want zo lang werkte hij nog niet op Zuid dus zo goed kende hij de straten ook niet. Maar ze waren er gekomen.
Toen ze de straat indraaiden zei Mike al direct: hier gaan wij niet optreden. Laat eerst de politie maar komen, zei hij door de porto naar de meldkamer. Op de achterbank deed zijn collega Mariska haar zuurstofmasker af en beoordeelde bevelvoerder Daniël de situatie. Lorenzo en Wilco maakten zich druk over de jongens die de wagen bekogelden. Knal er maar een vinger af. Ja, en dan moet de brandweer ze zeker helpen?
Lees ook hoe Oudjaarsnacht in het hele land is verlopen
We moeten, zegt Daniël dan rustig, het grotere plaatje blijven zien. Je kunt blijven wachten tot de politie er is en dan gaan blussen. Maar ondertussen sta je daar maar en negeer je andere meldingen. En wil je die jongens laten bepalen wie er hulp kunnen krijgen?
Altijd dienst met feestdagen
Een paar uur eerder had hij een slok van zijn koffie genomen, een hap van z’n chocoladetaart gegeten en gezegd dat de dag tot dan toe vrij rustig was verlopen. Een paar containerbrandjes, dat was het wel geweest. De zes brandweerlieden van Ploeg C, vijf mannen en een vrouw, zaten op tuin- en bureaustoelen voor de kazerne, middenin Rotterdam-Zuid. Ze waren halverwege hun 24-uursdienst.
Tijdens de 24-uursdienst van Ploeg C was er aan het begin van de avond even tijd voor koffie en taart.Foto Eric Brinkhorst
Eerste Kerstdag, of Tweede Kerstdag, of Oudjaar. Eén van die drie diensten krijgen Rotterdamse brandweerlieden elk jaar. De voorkeur van velen is duidelijk. Je zit bij de brandweer, je wilt branden blussen.
Boender werkt er al 25 jaar, het is zijn roeping, en als je ze zo hoort moet er iets geks gebeuren wil de rest van zijn team dat niet ook halen. Michael groeide op tegenover de kazerne aan de Mijnsherenlaan en stond voor het raam als de brandweer uitrukte. De verhalen van zijn vader, ook brandweerman, deden de rest. Lorenzo was eerst vrijwilliger en inmiddels al acht jaar in dienst. Mike werkte al tien jaar in Schiedam.
Maar bij andere meldingen wordt de ploeg geconfronteerd met de andere kant van de feestdag: anarchie
Alleen Mariska was er nooit zo mee bezig geweest, tot de hbo’er elke dag ongelukkig wakker werd van haar kantoorbaan en zich na wat oriënteren aanmeldde voor de opleiding. In maart begon ze, in de zomer kwam ze in dienst. Nu wordt ze elke dag opgewekt wakker. Ze kijkt uit naar haar eerste woningbrand, zeker vanavond is de kans daarop aanwezig. Dáár doe je het voor.
Is dat gek? Je wilt niet zeggen, zegt Michael, ik wíl blussen. Het is de ellende van een ander, dat gun je niemand. Het is ook de gezelligheid met de ploeg die Oudejaarsavond aantrekkelijk maakt, het samen op pad zijn, de harde grappen tussendoor die helpen te ontladen. Het is zijn achtste of negende oudjaar op rij. Maar tegelijkertijd, heel eerlijk: overal brandjes die snel geblust moeten worden, daar doe je het toch voor.
In de Riederlaan was het onrustig. Jongeren hadden onder meer een scooter in brand gestoken.Foto Eric BrinkhorstNa 00.15 uur kreeg de brandweer in Rotterdam-Zuid het druk. Er waren continu meldingen van grote en kleine branden. Foto Eric BrinkhorstNa een brandmelding bij de SS Rotterdam moesten mensen worden geëvacueerd. Het bleek loos alarm.Foto Eric BrinkhorstAan het begin van de avond moest Ploeg C uitrukken voor een brandende wasmachine. Foto Eric Brinkhorst
De rust duurt niet lang. De koffie is nog warm en de taart is pas half op als er plots overal piepjes klinken op de kazerne. Prio-2, geen grote haast, maar toch: uitrukken. Het is dan iets voor achten en drie uur lang zal de wagen dwars door Rotterdam-Zuid rijden. Sommige meldingen vallen mee, zoals een brandalarm op de SS Rotterdam. Honderden gasten worden geëvacueerd, maar het brandmeldingssysteem blijkt een storing te hebben. Elders brandt het kontje van een Audi A1 uit, binnen twintig seconden na aankomst waren de slangen uitgerold en had Mariska de brand geblust.
Maar bij andere meldingen wordt de ploeg geconfronteerd met de andere kant van de feestdag: anarchie die wordt versterkt door het simpele feit dat dit de ruwste buurten van Rotterdam zijn. Mike had het laatst opgezocht: weinig Rotterdamse kazernes krijgen zóveel meldingen als die aan de Mijnsherenlaan. Op Zuid gebeuren de gekste dingen.
Vuurwerkverbod
In Rotterdam geldt zondagavond een vuurwerkverbod, waar met het uur minder van te zien en te horen is. Uit de wijk Feijenoord komen steeds meldingen van containerbrandjes, door de drukte kan er niet altijd brandweer heen. Rond elven wordt er wel uitgerukt naar een grotere brand op straat in de Riederlaan. Maar let op, zegt de meldkamer, er zijn veel omstanders. Voorzichtig rijdt de brandweerwagen de straat in – om van een afstandje te beoordelen. Te veel jongeren, te onveilig, te weinig noodzaak om de kerstboom te blussen.
Kort daarop, in het curieuze laatste uur van het jaar, valt de porto zowaar stil. Er kan even op de kazerne geplast worden, de zware pakken gaan uit. Lorenzo pakt een krat met frisdrank en alcoholvrije bubbels in. Via de app heeft Michael al de hele avond contact met alle andere brandweerploegen op Zuid. Hoeveel uitrukken hebben jullie al? 18? Oh, dan wij 19.
Op het Charloisse Hoofd, bij de Maastunnel, komen ze iets voor twaalven allemaal samen. Ja, dat is vanwege alle wegen die vlakbij samenkomen een strategische plek. Maar je hebt er ook geweldig zicht op het nationale vuurwerk bij de Erasmusbrug.
Om twaalf uur schiet Lorenzo een confettikanon de lucht in. De brandweerlui wensen elkaar het beste en niet zelden porren ze elkaar: ze komen hoor, de meldingen, geen zorgen, straks begint het écht. En inderdaad: vanaf 0:15 piepen de meldingen onophoudelijk binnen. Een brandende scooter. Een woningbrand in Hoogvliet. Een brand op de Langegeer, nabij de Kuip. Een brand bij de volkstuinen. Onderweg naar de ene melding komt de ander binnen, die soms nét even iets belangrijker is, en dus stuurt Mike constant bij. De brandweer moet kiezen.
Lekker laten uitbranden, zegt Daniël, er zijn belangrijkere meldingen
Dan komt er wéér een melding uit de Riederlaan. Op de brandstapel ligt nu ook een scooter. Maar de meute jongeren is groot en vanaf een afstandje is in te schatten dat het te onveilig is. Pas als uit alle hoeken ME’ers opduiken en de jongens de zijstraten in rennen, terwijl ze vuurwerk naar de agenten gooien, rijdt de wagen naar de brand. Mariska springt eruit, Lorenzo en Wilco geven haar een slang. ME’ers vormen een cordon rond de brand en de blussers. In zeven seconden zijn de vlammen verdwenen.
Hoge vlammen en dikke rook
Als ze weer zijn ingestapt komt direct de volgende prio-1 binnen. Op de Zuidhoek, zo’n vijf kilometer verderop, zouden vlammen wel drie meter hoog komen, vlak naast een woning ook. Eenmaal aangekomen blijkt het vuur al grotendeels gedoofd. Lekker laten uitbranden, zegt Daniël, er zijn belangrijkere meldingen.
Zoals die in Slinge, waar de vlammen hoog zijn en de rook dik. Een minuut of tien wacht de ploeg af. Dan begint het hard te regenen. Het weer is de hele avond de grootste vriend van het gezag, dat trouwens wel nog met een politiebusje poolshoogte neemt. Over de porto klinkt dat de „brandlast” is afgenomen. Let maar op, zegt Michael, terwijl de wagen wegrijdt: straks moeten ze er wéér op af. „Die gasten vinden het prachtig dat we niet durven op te treden. Of we durven het wel. Maar het is niet verstandig.”
Rond tweeën, als de ploeg weer even op de kazerne is, concludeert bevelvoerder Daniël: het was druk, maar wel beheersbaar. „Voor ons was het weinig heftigs.” Misschien, hopen de brandweerlui, kunnen ze straks zelfs een paar uur slapen. Maar iets voor half drie moeten ze weer uitrukken: aan de Dadeltuin brandt een auto.
Aan de hand van de klachten weet longarts Hanna Kuiper wat voor weer het buiten is. Op warme, zonnige dagen melden patiënten met longaandoeningen zich bij het expertisecentrum van het Rotterdamse Franciscus ziekenhuis – met astma-aanvallen, benauwdheidsklachten en ontstekingen in de luchtwegen. Ze hebben last van de hitte en van smog.
Op meetstations in Gelderland, Zeeland en Zuid-Holland werden op dinsdag aan het eind van de dag de grenswaarden voor ozonconcentraties in de lucht overschreden. Er was sprake van ‘matige smog’ [zie grafiek]. Daar gaf het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) begin deze week ook een waarschuwing voor uit.
Wind uit het noorden is over het algemeen schonere poollucht, evenals wind van de Atlantische Oceaan
De smog had niet direct met de hoge temperaturen te maken, wel met de uv-straling. In de lucht kunnen hoge ozonconcentraties ontstaan bij veel zon en wind uit het zuidoosten, wat slecht is voor de luchtkwaliteit.
Het aantal dagen met matige of ernstige smog is sinds de jaren negentig sterk gedaald, blijkt uit gegevens van het Luchtmeetnet van het RIVM. Zowel in de winter, wanneer smog ontstaat door hoge concentraties fijnstof, als in de zomer, wanneer smog ontstaat door ozon. In 1990 en 1994 was sprake van 29 zomersmogdagen. Sinds 2010 kwam zomersmog maximaal 9 dagen per jaar voor, laten de RIVM-cijfers zien.
KNMI
De afname komt waarschijnlijk doordat we minder stoffen uitstoten die bijdragen aan de vorming van ozon. „Daar hebben we heel effectieve maatregelen tegen genomen. De verplichte katalysator [reiniger van uitlaatgas] in auto’s, bijvoorbeeld”, zegt Sander Teeuwisse, projectleider luchtkwaliteit van het RIVM.
Afgelopen vijftien jaar is het aantal dagen met matige of ernstige smog niet meer gedaald. Er bestaan aanwijzingen dat de ozonconcentraties in Nederland ook in de toekomst niet verder zullen afnemen, vertelt atmosfeeronderzoeker Michiel van Weele van het KNMI. „Dat is nog onzeker. Diverse factoren werken op elkaar in, dat maakt het een ingewikkeld verhaal. Ook klimaat en weersomstandigheden spelen een rol.”
Zo is de lucht schoner door lagere uitstoot, wat de toename van zonneschijn in Nederland kan verklaren. Maar bij meer zonnestralen kunnen de ozonconcentraties juist ook toenemen. Daarnaast speelt de windrichting een rol. Van Weele: „Ozon komt voor een groot deel naar Nederland toegewaaid. Wind uit het noorden betekent over het algemeen een schonere poollucht, net als wind uit het zuidwesten, vanuit de Atlantische Oceaan.”
Nu komt de wind het vaakst uit het zuidwesten. Als dit verandert, kan dat effect hebben op het aantal smogdagen.
Zwemmen in de Rotterdamse wijk Katendrecht.
Alarm
Dit jaar kwamen de ozonmetingen op vijf dagen boven de drempelwaarde voor matige smog. Door de vervuilde lucht krijgen de patiënten van Hanna Kuiper die bijvoorbeeld astma of een longziekte als COPD hebben, last van geïrriteerde luchtwegen. „Hitte en smog worden vaak genoemd in de spreekkamer. Het lastige is: je kunt er bijna niet aan ontkomen. Ook binnen hebben mensen er last van.”
Mensen met gezonde longen kunnen ook last krijgen van smog, maar pas bij hogere concentraties. Het RIVM spreekt dan van ‘ernstige smog’ en stuurt een smogalarm uit. De laatste keer dat dit gebeurde was in juli 2022.
Kuiper: „We ademen de hele dag door. Maar wat we inademen, daar staan we vaak niet bij stil.”
Lees ook
De ozonlaag herstelt zich, dankzij het verbod op cfk’s
Boswachter Hans-Erik Kuypers (58) trapt op de rem. „Een bruine kiekendief!” Hij buigt zich over het stuur en volgt de vogel met zijn ogen. „Een iconische vogel voor Flevoland. Je herkent ’m aan hoe hij over het riet vliegt.” Ecoloog Kerstin Bouma (29), op de bijrijdersstoel, graaft haar verrekijker op uit haar rugzak. Na een blik in de achteruitkijkspiegel op de kleine file die zich achter de groene auto vormt, rijdt Kuypers prompt de berm in, het fietspad op. „Daar ben je boswachter voor”, grijnst hij.
Bouma en Kuypers zijn onderweg naar het moeras van de Oostvaardersplassen. Het is tijdelijk drooggelegd voor een ‘moerasreset’, die de rietvegetatie moet laten herstellen om de teruglopende vogelaantallen op te krikken. Begin april promoveerde Bouma op het dynamische waterpeil van het moeras aan de Wageningse Universiteit, ze onderzocht de ecologische effecten van de drooglegging namens het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) in opdracht van OBN-natuurkennis en Staatsbosbeheer. Kuypers is al acht jaar boswachter in het gebied. Na een paar honderd meter fietspad zet hij de auto stil en stapt uit.
In vijf jaar tijd zijn de omstandigheden in de Oostvaardersplassen flink veranderd
De Oostvaardersplassen ontstonden in 1968, toen Zuidelijk Flevoland werd drooggelegd en in het laagst gelegen natte deel de natuur zijn gang kon gaan. Er vormde zich tussen de dijk langs het Markermeer en de rest van de nieuwe polders een moeras met plassen, rietvelden en wilgenbossen. Het groeide uit tot 5.600 hectare – het grootste wetland van Nederland en een van de grootste van West-Europa. Sinds 2010 zijn de Oostvaardersplassen Natura 2000-gebied, een Europees beschermd natuurgebied. Het is namelijk een belangrijk broedgebied voor vogels die zuidelijk overwinteren en een tussenstop voor trekvogels die hier foerageren en rusten. Sinds 2018 vormt het met de Lepelaarplassen, Marker Wadden, Trintelzand en een deel van het Markermeer het jongste Nationaal Park van Nederland, Nationaal Park Nieuw Land.
31 vogelsoorten (‘doelsoorten’) zijn in het Natura 2000-gebied Oostvaardersplassen van belang, vertelt Kuypers. Van zeearend tot blauwborst, rietzanger en diverse steltlopers. Maar ook de lepelaar, kleine en grote zilverreiger, de roerdomp en allerlei eendensoorten, somt hij op. En iedere soort heeft een bepaald vegetatietype en waterpeil nodig. De steltlopers bijvoorbeeld willen ondiepe plassen, de eenden en dodaars open water, de kleine karekiet riet.
Maar de vogelaantallen liepen de afgelopen jaren terug, met name de soorten die in het riet broeden. Ruiende grauwe ganzen deden zich gretig tegoed aan het riet in het moeras, dat daardoor langzaam verdween. De ganzen eten namelijk alleen riet dat in water staat: ze hebben een slokje water nodig om de taaie plant te kunnen verteren, legt Bouma uit. Ook eten ze liever jong, sappig riet dan meerjarig en taaier riet. Tijd voor een moerasreset, om de rietvegetatie te laten herstellen. Staatsbosbeheer liet het westelijk deel van het moeras leeglopen om het riet weer te laten uitbreiden.
Ecoloog Kerstin Bouma is met boswachter Hans-Erik Kuypers op pad door de Oostvaardersplassen.
Foto’s Olivier Middendorp
Leeg laten lopen
„Hier loopt het dijkje dat het gebied in tweeën deelt”, wijst Bouma. Ze staat naast de auto in de berm van het fietspad, met haar rug naar het Markermeer. De dijk loopt schuin af naar beneden, daaronder scheiden een sloot en een hek het natuurgebied van de openbare weg op de Oostvaardersdijk. Het natuurgebied strekt zich tien kilometer lang uit langs de dijk en meet op het breedste punt zes kilometer. Bouma wijst naar links: het oostelijke deel, daar staat nog volop water. Rechts, ten westen van de scheiding, het drooggelegde deel, met nu alleen maar riet en een droge, open vlakte. In de zuidwestelijke hoek zit een sluis, die opengezet kan worden om overtollig water af te voeren, wijst Kuypers in de verte. Die zette Staatsbosbeheer in 2021 open voor de drooglegging. „Het helpt als de wind de goede kant op staat”, aldus Kuypers. Het laagje water dat desondanks blijft liggen, moet ’s zomers verdampen. Er moest trouwens ook nog 110.000 kilo karper overgezet worden naar het Markermeer, vertelt Kuypers tussen neus en lippen door. Dat leverde tijdens de natte lente van 2024 voordeel op voor de vogels, toen de grote vissen hun voedsel niet meer wegkaapten en het aantal kleine, eetbare, vissen toenam.
Dankzij de droogval kunnen de rietvelden uitbreiden en ontstaat er meer variatie in de vegetatie in het gebied. Droogval komt van nature in een moeras voor, doordat regen en verdamping per jaar verschillen, maar ontbreekt hier door de ligging in een polder met ‘harde’ begrenzingen. Zo’n drooglegging is al eens eerder gedaan, tussen 1987 en 1992, vertelt Bouma. Voor haar onderzoek keek ze dan ook of de reset nu dezelfde resultaten zou hebben. „Toen waren er bijvoorbeeld nog geen edelherten die graasden, we wisten niet of die het rietherstel zouden belemmeren.” De moerasreset blijkt grotendeels hetzelfde verloop te hebben als de vorige keer. „Maar er is een verschil in planten en waar die staan, doordat het waterpeil en de bodemhoogte anders zijn.” Maar dat kan ze beter vanuit het moeras zelf laten zien.
We rijden een paar kilometer verder, naar de plek waar Bouma haar veldwerk uitvoerde: het in kaart brengen van de verandering in plantensoorten en de bodem. Onder aan de dijk zit een houten deur in het hek. Kuypers rommelt wat aan de ketting en opent het kleine hangslot. Erachter staat het groene riet meer dan twee meter hoog. Tussendoor wat oudere, gelige scheuten. Waar Bouma zich aan het begin van haar onderzoek nog per kano door het veld begaf, kunnen de waadbroeken nu in de achterbak blijven. Op een drassig begin na, waar de laarzen een decimeter in de modder wegzakken, is de grond kurkdroog. Bouma baant zich een weg door het riet, over het kronkelende paadje. „Het was nogal moeilijk in een rechte lijn te lopen, de eerste keer dat we dit pad maakten.” Dit is het riet dat er voor de drooglegging al stond.
In de droogte van het moerasgebied is de vegetatie aan verandering onderhevig.
Foto’s Olivier Middendorp
Woestijnachtige vlakte
Bouma wijst op brandnetels en kleefkruid tussen het riet. „Dat zijn echte stikstofminnende pionierssoorten. Die zie je heel snel.” De voormalige bodem van de Zuiderzee is erg rijk aan voedingsstoffen – nat of droog, aldus Bouma. Een tiental meters verder neemt het riet in lengte af en kleurt frisgroen. Het ritselt in de wind. Bouma wijst op waterweegbree, waterereprijs en blaartrekkende boterbloem, met kleine gele knopjes. „Dat zijn ook pionierssoorten, die van nattige condities houden. Als het water uitzakt, komen die op.” Nog wat verder houdt het riet plotseling op en staan we aan de rand van een woestijnachtige vlakte, met hier en daar wat plukjes groen. Bouma wijst op de droge, gescheurde grond: veel ganzenpoep en hertensporen. „Vorig jaar rond deze tijd stond er nog zo’n twintig centimeter water hier, door het natte voorjaar.”
Om de haverklap staan de ecoloog en de boswachter stil om een plantje te identificeren. Het zijn niet per se heel bijzondere plantensoorten, zegt Bouma. Maar de aantallen waarin ze voorkomen en de oppervlakte die ze bestrijken, zijn dat wel. „Alle zaden voor die plantjes lagen in de bodem van het moeras te wachten.” Wanneer ze kiemen, verschilt per soort. Bouma: „Zaad van riet is niet zo lang houdbaar in de bodem. Het is lastig om de juiste condities te krijgen om het te laten kiemen.” Daarom groeit het nu al wel volop langs de randen van het drooggelegde moeras, maar is het midden nog een grotendeels een kale vlakte. We steken ’m over. „We zijn helaas net te laat voor de moerasandijvie”, mijmert Kuypers. „Een groot deel van het moeras was geel, een iconische plant.”
Een paar honderd meter verder lopen we weer een jong rietveld in. Riet kan zich ook uitbreiden via de wortelstokken, zegt Bouma terwijl ze op een aantal rietstengels op de grond wijst. Ze lijken omgeknakt door de wind, maar doen dat zelf en uit de knooppunten op de stengel groeien piepkleine worteltjes. „Vorig jaar is er weinig nieuw riet bij gekomen omdat het te nat was.”
We zijn helaas net te laat voor de moerasandijvie
Bouma maakte in het veld een aantal exclosures: plekken waar ze grazende herten en ganzen met een hekje buitenhield, om te kijken wat hun invloed was op de begroeiing. Ze kijkt even om zich heen en loopt dan doelbewust het hogere riet in, tot ze op een exclosure stuit. Hoge riethalmen lijken uit een omrastering van gaas te willen breken, naar de aanzienlijk minder begroeide grond eromheen. Bouma: „Je ziet: zo’n hekje heeft meteen effect.”
Op de vogels merken ze ook al effect van de drooglegging, vertellen Bouma en Kuypers, die regelmatig hun verrekijker tevoorschijn halen als ze er één zien vliegen. Kiekendieven, een groepje lepelaars, een kleine karekiet: de vogels komen snel terug, zien ze. „Ze zijn erg opportunistisch: als ze overvliegen en ze zien een aantrekkelijk gebied, dan gaan ze er heen”, zegt Bouma. „We hoeven niet zo bang te zijn dat we iets doen wat niet hersteld kan worden”, vult Kuypers aan. „Als je de juiste omstandigheden biedt, komen ze gewoon terug. Vorig jaar waren er ineens 200 zilverreigers. Waar ze vandaan komen en waar ze heen gaan, weet ik niet.”
Nog minstens een jaar laten ze het moeras droog staan, vertelt Kuypers, om nog 500 hectare riet erbij te krijgen. Een mooie buffer tegen de grazende ganzen. Voordat het moeras weer onder water gezet wordt, of eigenlijk: voordat ze stoppen met het handhaven van het lage waterpeil, moet het riet ook nog wat ouder en taaier worden. Bouma: „Jong riet is heel sappig en lekker voor herten en ganzen. Ouder riet is taaier en weerbarstiger tegen begrazing.”
„We hebben nu al wat sneakpreviews gehad”, vervolgt Kuypers. „Vorig jaar, na het natte voorjaar, was er ineens een hele groep lepelaars; het wordt echt een moeras met nieuw leven. Zo gaaf.” De vraag rijst: hoe vaak is zo’n reset nodig? Om de dertig jaar zou kunnen, zegt Bouma. Of juist een kortere cyclus: dan staat het moeras bijvoorbeeld maar een jaar droog en kan een kleiner stuk riet zich uitbreiden en weer terugtrekken. „Het hangt af van je beheerdoelen en welke vogels je terug wilt hebben.”
Kuypers vult aan dat Bouma’s onderzoek „de fascinatie van de beheerders voor het gebied alleen maar groter maakt”, zegt hij. „Met cyclisch waterpeilbeheer kun je niet op één moment de perfecte omgeving bieden voor álle vogelsoorten. En we kunnen erop vertrouwen dat de vogelsoorten terugkomen als de omstandigheden goed zijn. We hebben nu veel meer inzicht in het systeem gekregen. We moeten durven de dynamiek erin te krijgen, zoals riviersystemen die van nature hebben. Je kunt niet zeggen: we gaan het zó conserveren, want zo moet het altijd blijven.”
Op de terugweg over de dijk wijst Bouma ineens uit het autoraam naar links. Achter een eilandje in het Markermeer dobberen honderden ganzen dicht bij elkaar. „Moet je zien wat veel! Grauwe ganzen. Nou, je kunt je voorstellen wat er zou gebeuren als hier riet zou staan: dat is met deze aantallen zo weg.”
Oordopjes aangeboden krijgen bij de ingang: dat is toch zeldzaam in het theater. Op het Holland Festival, dat van 11 tot 29 juni duurde, gebeurde het twee keer. Bij beide voorstellingen had je ze ook echt nodig. Wat ook te zien was aan bezoekers zonder dopjes, die alsnog hun vingers in hun oren staken. Te veel decibellen produceren, met het risico op gehoorschade: ook een manier om grensverleggend te zijn.
Want grensverleggend zijn, is de missie van het grootste en duurste festival voor internationale podiumkunsten in Nederland: „Artistieke vernieuwing, innovatie en experiment zijn de kernwaarden”, stelt het. Het Holland Festival wil garant staan voor „nieuwe ontwikkelingen binnen de podiumkunsten die nergens anders in Nederland te zien zijn”.
Grote ambities, en dat is prachtig en prijzenswaardig, want de Nederlandse cultuur en het Nederlandse publiek hebben die confrontatie met internationale makers nodig.
De vraag is of het festival die grote woorden waarmaakt, zeker in het licht van de royale rijkssubsidie die het krijgt toebedeeld. Die bedraagt 4,2 miljoen euro per jaar, tegen een half miljoen voor het kleinschaliger Noorderzon, het Groningse festival voor internationale podiumkunst. Dat scheelt een factor acht. Toch zijn in Groningen al jaren de interessantere internationale theatervoorstellingen te zien. Dat mag het Holland Festival zich aanrekenen.
De beste internationale theatervoorstelling van het afgelopen seizoen stond in augustus van 2024 in Groningen: het sublieme Catarina and the beauty of killing fascists, van Tiago Rodrigues. Was dat een vondst? Nee, want de Portugees is een internationale ster, directeur van het internationale festival van Avignon en was ook geregeld te gast op het Holland Festival. Deze voorstelling van hem was bovendien uit 2020, en internationaal gelauwerd. Ja, want deze relatief oude voorstelling willen programmeren, is levendig voor te stellen. Het is theater waarvan je, als je het hebt gezien, iedereen wil laten genieten. En dan is ‘genieten’ een dubbelzinnig compliment, want in Groningen begonnen bezoekers boos te schreeuwen tegen de rechtse praatjes van de hoofdpersoon: zo diep kwam het stuk binnen.
Gefröbel
Hoe zit dat bij producties op het Holland Festival? Extra Life van Gisèle Vienne komt uit 2023, en wordt gedragen door een tenenkrommende lasershow. Waarom dat nog naar Nederland halen? Hetzelfde geldt voor het gefröbel van Geumhyung Jeong met robottechniek: bepaald niet de meest innovatieve robots op het toneel. En openingsvoorstelling Cyber Subin van de Thaise choreograaf Pichet Klunchun: interessant op papier maar een kurkdroge aangelegenheid, aldus NRC.
Maar goed, het Holland Festival is een festival van uitersten, dat hoort bij risicovolle programmering, en er zijn gelukkig ook altijd hoogtepunten te noteren. De dansvoorstelling Star Returning van de Samoaan Lemi Ponifasio bijvoorbeeld. Ponifasio is een terugkerende gast, vanaf 2005 op het festival te zien. Maar zijn vorige voorstelling, ook een meesterwerk, was ook gewoon buiten het festival in Nederland te zien.
Een ander onbetwist hoogtepunt was Brotherhood van Carolina Bianchi. Maar deze Braziliaanse theatermaker woont in Nederland, en is verbonden aan Theater Utrecht. Het Holland Festival programmeert logischerwijs ook nationale theatermakers die ‘innovatie en experiment’ in hun dna hebben, maar het is niet waar het festival voor is.
Ook verder was er voldoende interessant werk: de projecten van associate artist Trajal Harrell, Told by my Mother door Ali Chahrour („om stil van te worden”, schreefNRC), de Racine-klassieker Bérénice in een bewerking van vaste HF-gast Romeo Castellucci, Otemba van het New European Ensemble onder leiding van Kanako Abe.
‘Vaste gasten’ zijn er veel bij het festival. Begrijpelijk: er is nu eenmaal een reizend circus van internationaal hoog aangeschreven makers, die blijvend innovatief zijn. Met hen hou je graag de banden warm. Noorderzon had in 2023 geluk met een briljante voorstelling van de Argentijn Mariano Pensotti, die voor de zesde keer op dat festival stond. Zo werkt het ook. De volhouder wint.
Toch hoop je dat het Holland Festival er beter en vaker in slaagt aan de eigen missie te voldoen. Dat het scherper en slimmer kiest, en nieuwe namen opspoort, zodat de getoonde podiumkunsten echt zo vernieuwend en nooit gezien zijn als je als liefhebber hoopt.