Meer van hetzelfde wordt een gevaar, in de nieuwe, weer vrij obscene A.F.Th. van der Heijden

Meer van hetzelfde – dat is het grote gevaar. Wat als de eerste verliefdheid overgaat, als de vlinders niet meer zo ongemeen hard fladderen, als de onstilbare dorst en stormachtige lust wat zijn getemperd? Dat moment, of eigenlijk het moment vlak daarvóór, is waar de twee geliefden uit A.F.Th. van der Heijdens vorige roman Stemvorken (2021) zijn aanbeland. Hun liefde dreigt aan haar eigen succes ten onder te gaan – het is nog niet zover, maar ze voelen het aankomen. ‘Ik werd er soms letterlijk misselijk van, en had dan kunnen braken van een vervuld, van zoetheid verzadigd verlangen, dat alle verdere hunkering doodde. En in die toestand dreigde nou juist: de onvoldaanheid.’

Uit het echtelijke bed van Zwanet en Albert is de man sinds anderhalf jaar verjaagd, en ingeruild voor Corinne, want de twee vrouwen hebben elkaar helemaal gevonden. Hun hele leven voelden en noemden ze zich heteroseksueel, nu brandden ze van de lesbische liefde voor elkaar, wat ze op geheel eigen wijze uitten en vormgaven. Daarover ging Stemvorken, een roman die ongeëvenaard onmatig was in het uitventen van alle groteske seksuele obsceniteiten die de bijkans psychotisch verliefde Zwanet en Corinne bedachten. Het Alfa en Omega, ultiem opwindend, was het verorberen van het vuil dat zich ophoopte tussen de tenen van de geliefden. Vrij goor, ja, en daarom hun manier om grensoverschrijdend te zijn, vernieuwend, en om zo de liefde opnieuw uit te vinden, te ontwerpen zoals die nog niet bestond. Om te voorkomen dat ze vervalt in meer van hetzelfde.

Gutsen en sprietsen

Het was in feite een uiting van het principe waarop ‘De tandeloze tijd’ gestoeld is, de allengs uitdijende romanreeks waaraan Van der Heijden nu veertig jaar werkt en waarvan Stemvorken het achtste deel was: leven in de breedte. Om de neergang tegen te gaan en het onverteerbare einde te ontlopen, moet de tijd stilgezet worden, en dat kan door één uniek moment tot in het oneindige te herhalen, te vernieuwen, verbreden en verdiepen. Zo vertakken de verhaallijnen rond de centrale figuur Albert Egberts zich, zo krijgen bijfiguren complete romans. Maar nu, in Zogkoorts, lijkt die neergang toch onontkoombaar.


Lees ook
De nieuwe A.F.Th. van der Heijden is onsmakelijk, obsceen, grotesk, maar óók imponerend

De nieuwe A.F.Th. van der Heijden is onsmakelijk, obsceen, grotesk, maar óók imponerend

Tenzij er een list gevonden wordt. ‘Liefde moet gutsen’, vinden Zwanet en Corinne, en voor je het weet ben je als lezer verzeild geraakt in hun overwegingen over wat er allemaal aan vocht kan opwellen uit een vrouwenlichaam. Gutsen, sproeien, sprietsen, ga zo maar door. Maar vooral lactatie wekt hun interesse: moedermelk, zog. Moedermelk zou hen jong houden, zeg maar de tijd stilzetten: melkproductie zou de ‘slappe, nutteloze kerkenzakken’ die ze hun boezems nu vinden gloedvol straktrekken.

Dat daar wel een zwangerschap voor nodig is, is een complicerende factor. Ze pochen nog: ‘Het kind gooien we met het vruchtwater weg’, maar dat is toch te dol, te narcistisch en immoreel, want ‘we mochten geen nieuw leven de wereld in schoppen enkel en alleen vanwege de erotische geneugten rondom een moedermelkfontein’. Oké, dan maken ze een baby, allebei. Twee baby’s.

Bent u er nog? En had ik al gezegd dat Zogkoorts verder gaat waar Stemvorken ophield? De romans vormen een tweeluik, maar de dynamiek van de nieuwe roman is wezenlijk anders. Waar de vorige roman ging over beginnen en vernieuwen, over ontwikkeling en bloei, gaat het hier toch echt over het naderende einde. Waar verteller Zwanet in Stemvorken haar stem vond, en de liefde, en daarmee haar vrijheid én haar vrouwelijkheid terugveroverde op haar echtgenoot, lijkt die hoop nu te verbrokkelen. Albert, de man, blijkt toch onmisbaar, voor het in gang zetten van die zwangerschappen als ‘zaaddonor’ van Zwanet en Corinne – en dan gelijktijdige bevruchting graag, zodat ze samen zwanger kunnen zijn en tegelijkertijd bevallen. Het is krankzinnig – en schier onmogelijk. En áls het al zou welslagen, is het alsnog een afgang. ‘Ik mis het compromisloze’, zegt Zwanet mismoedig.

Het compromis is tragisch – want weg is de vrouwelijke zelfbeschikking. En betekent dat dan ook: weg is de liefde tussen Zwanet en Corinne, als er aan hun verhouding niets nieuws meer is en de sleur intreedt? Die tragiek zet iets op het spel, en dat is de kracht van Zogkoorts ten opzichte van het eindeloze Stemvorken – naast een verademende puntigheid die in plaats komt van het maniërisme van de obsceniteiten. Dat je als lezer opleeft bij de tragiek van Zogkoorts, geeft ook te denken over ‘leven in de breedte’. Is eindeloosheid wel zo prettig? Of is meer van hetzelfde de dood in de pot? ‘Voor mij kan alleen een stervende de tijd stilzetten’, filosofeert Zwanet. Ze denkt aan haar opa: ‘Zijn aftakeling gehoorzaamde aan het tikkende, spoedig knarsende mechaniek in zijn binnenste. Op een dag stond het stil: opa stierf. De Tijd stolde in hem, hij stolde in de Tijd.’

Voorgeschiedenissen

Zo weet A.F.Th. van der Heijden toch ook weer iets nieuws – een zweem van twijfel, van inherente onmogelijkheid – toe te voegen aan ‘De tandeloze tijd’, waarvan dit het dertiende deel is, als we de auteur mogen geloven. Dat gegeven, en de spanningsboog van dit deel, wijzen de lezer wel op het gevaar van de uitdijende en vertakkende reeks: het dreigen romans zonder begin of eind te worden. Zogkoorts mag meer ‘einde’ bevatten dan tweeluikpartner Stemvorken, het ontbeert weer het begin, dat in dat vorige boek stond. Zo maakt Van der Heijden het zijn lezers steeds lastiger om hem te volgen. (Die moesten zich trouwens ook wenden tot de webwinkel van Stichting De tandeloze tijd om Zogkoorts te verkrijgen; het boek verscheen buiten zijn reguliere uitgever en de boekhandel om. Vooruit.)

Ronduit vervelend is dat je steeds vaker het gevoel hebt informatie te missen; zoals er in Zogkoorts verhaallijnen opduiken die wortelen in andere delen, zoals over ‘Het Onaanzienlijke Meisje’ Marike de Swart en Corinnes (ex-)echtgenoot Hans Krop. Zevende deel Kastanje a/d Zee (2016) en tiende deel Stultifera Navis (2021) verschenen in zeer kleine, exclusieve oplages, maar bevatten informatie over hen die nu zeer welkom was geweest. Ja, je kunt samenvattingen googelen.

Maar het probleem is meer dan alleen informatie. Terwijl de voorgeschiedenissen van Corinne en haar Hans, maar ook Albert, in Zogkoorts steeds meer gevolgen krijgen, blijft wat voorviel in nevelen gehuld. Die verhulling is niet eeuwig vol te houden. De onvoldaanheid maakt in het ergste geval onverschillig: wat kan Hans mij schelen als ik hem niet mag leren kennen? Ik wil ook graag iets voelen bij die mensen, niet alleen worden uitgedaagd om alle verhaallijnen te onthouden.

Zo dreigt ‘De tandeloze tijd’ wel érg voor intimi te worden. En zoals de liefde van Zwanet en Corinne aan betekenis won door de confrontatie met de werkelijkheid en de vergankelijkheid, zo hoop je ook dat deze romanreeks niet in zichzelf keert. Dat er achterin dit deel vermeld staat dat in 2024 zowel De Venusvliegenval (deel 11) als De IJzeren Man (deel 12) op stapel staan, kunnen we vooralsnog als goed nieuws beschouwen.