Column | Digitalisering bedreigt de bibliotheek: waarom papieren boeken nog broodnodig zijn

In 1895 verscheen in Frankrijk La fin des livres. Contes pour les bibliophiles van Octave Uzanne en Albert Robida. Het is een vermakelijk, maar ook verontrustend verhaal over de naderende ondergang van het gedrukte woord, geschreven in een tijd dat het ineens mogelijk werd om geluidsopnames te maken en op die manier informatie onder een groot publiek te verspreiden.

Onlangs verscheen La fin des livres in een vertaling van Martin Hulseboom als Het einde van het boek. Na 128 jaar blijkt het verhaal actueler dan ooit, vooral waar het om het lezen van boeken gaat. Zo halen de auteurs een achttiende-eeuwse vrijdenker aan die dat lezen een afmattende bezigheid noemt en vaststelt dat ‘de vrijetijdsmens inspanningen meer en meer mijdt en dat hij naarstig op zoek is naar wat hij comfort noemt’. In 1895 zien Uzanne en Robida die zoektocht bewaarheid worden door de opkomst van nieuwe media zoals die geluidsopnames. Het omslaan van een boekbladzijde was toen blijkbaar al te veel gevraagd. Papier zou je binnenkort sowieso niet meer nodig hebben, nu de schrijver zijn teksten zou gaan inspreken op een novel- of storyograaf.

Nu loopt het gelukkig nog altijd niet zo’n vaart met die ontwikkelingen als in Het einde van het boek wordt aangekondigd. Want nog altijd wordt er gelezen, al lijkt die bezigheid voorbehouden te zijn aan een steeds kleinere groep.

Uzanne en Robida voorspellen ook dat bibliotheken fonografotheken zullen worden. En dat voert me naar de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag, die dit jaar 225 jaar bestaat. Daar lijken ze Het einde van het boek goed te hebben gelezen en alvast vooruit te lopen op het creëren van een boekvrije omgeving. Want sinds enige tijd worden fysieke exemplaren van boeken alleen nog maar in de collectie van dat Haagse boekenparadijs opgenomen als er geen digitale versies van bestaan. Nu kun je dat ontboekbeleid ergens wel begrijpen, want er verschijnen zoveel nieuwe titels dat er zelfs in de depots van die enorme KB geen plaats meer voor bestaat. Toch is die ontwikkeling gevaarlijk, want als je alleen de digitale versies van een boek hebt, loop je het gevaar dat door een inbraak in het computersysteem – bijvoorbeeld door ons vijandig gezinde landen als Rusland en China – al die digitale boeken worden vernietigd.

In haar meesterlijke Papyrus. Een geschiedenis van de wereld in boeken waarschuwt de Spaanse classica Irene Vallejo voor de kwetsbaarheid van e-boeken, die soms om duistere redenen kunnen verdwijnen. ‘Het geheugengat ligt op de loer en zou zomaar onze virtuele bibliotheken kunnen opslokken’, schrijft ze, verwijzend naar Orwells toekomstroman 1984 waarin Big Brother teksten die de totalitaire staat niet bevallen in de verbrandingsoven gooit.

In tijden van een kwetsbare democratie is het van groot belang om over papieren boeken te kunnen beschikken. Ook omdat de vormgeving ervan iets zegt over de tijd waarin ze zijn geproduceerd. De KB zou daarom een voorbeeld moeten nemen aan het Verenigd Koninkrijk waar de British Library sinds 1662 bij wet verplicht is een exemplaar van ieder boek dat in dat land verschijnt in zijn collectie op te nemen. Ook daar kampen ze met ruimtegebrek, maar beseffen ze ook wat Vallejo in Papyrus schrijft: ‘Zonder boeken zouden de beste dingen van onze wereld zijn opgelost in vergetelheid.’