Toen bekend werd dat Cora van Nieuwenhuizen (VVD) haar ministerschap ging inruilen voor het voorzitterschap van de invloedrijke branchevereniging Energie-Nederland, verdedigde ze zich eind augustus 2021 voor de verzamelde pers tegen de kritiek op (de schijn van) belangenverstrengeling.
„Ik heb nooit beleidsinhoudelijke bemoeienis gehad met energie”, antwoordde de demissionair minister van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) op de vraag of het wel wenselijk was dat zij – reeds op de hoogte van haar nieuwe lobbybaan – tijdens de ministerraad was aangeschoven bij begrotingsgesprekken die veel over energie gingen.
Van Nieuwenhuizen wees bovendien op de afspraken die ze die zomer op het ministerie maakte vanaf het moment dat de overstap naar Energie-Nederland ging spelen. Ze sprak af dat „mocht er ergens een raakvlak gaan zijn” met haar nieuwe baan, die werkzaamheden zouden worden overgenomen door de staatssecretaris of de minister van Economische Zaken – die namens het kabinet over de energiesector gaat . „Maar”, zo benadrukte Van Nieuwenhuizen, „dat heeft zich niet voorgedaan.”
Die vork lijkt toch anders in de steel te steken. Van Nieuwenhuizen schoof namelijk nog aan bij de ministeriële commissie Klimaat en Energie toen ze al wist dat ze lobbyist zou worden voor energiebedrijven zoals BP, Gasterra, Eneco, Essent en Shell. Ook zat ze een overleg voor over windmolens op de Noordzee en was ze betrokken bij de mogelijke aanleg van leidingen van Rotterdam naar Chemelot in Limburg en naar Duitsland.
Lees ook
Ministerie verspert toegang van oud-minister Van Nieuwenhuizen bij klimaatoverleg
onthulden NOS en Nieuwsuur deze week op basis van documenten die zij via een beroep op de Wet open overheid kregen. Haast maakte het ministerie van IenW niet met het Woo-verzoek: de beantwoordingstermijn werd in strijd met de wet opgerekt van 8 naar 118 weken, blijkt uit het Woo-besluit.
‘Volstrekt integere intentie’
Bij Van Nieuwenhuizen schoot de berichtgeving naar aanleiding van de Woo-documenten in het verkeerde keelgat. „Vele media berichten nogal suggestief over mijn deelname aan ministeriële overleggen”, schrijft ze op LinkedIn bij screenshots van haar „eigen antwoorden” op de schriftelijke vragen van NOS en Nieuwsuur.
Daarin verduidelijkt de voorzitter van Energie-Nederland de uitspraak van ruim twee jaar geleden over het vermijden van beleidsinhoudelijke bemoeienis. Dat betekent dat zij destijds alleen „relevante punten [inbracht] vanuit Infrastructuur en Waterstaat en niet op het terrein van energiebedrijven of specifiek energiebeleid”.
Van Nieuwenhuizen erkent in augustus, de maand van haar vertrek als minister, nog bij twee overleggen van de ministeriële commissie Klimaat en Energie (MCKE) te zijn aangeschoven, maar benadrukt dat haar inbreng ook daar beperkt was tot punten vanuit haar ministerie. „Op geen enkele wijze heb ik in de MCKE inbreng gehad, denkend vanuit specifieke belangen van mijn toekomstige leden.”
Dat Van Nieuwenhuizen per mail van het ministerie allerlei stukken over energie ontving terwijl de staatssecretaris daarover zou gaan, is omdat een minister „vaak een kennisname in cc van stukken van de staatssecretaris” ontvangt.
Het doet Van Nieuwenhuizen „pijn” dat ondanks haar „volstrekt integere intentie” de schijn van belangenverstrengeling is ontstaan. Bij een overstap van een minister is er volgens haar niet eerder zo hard op de persoon gespeeld. Zij wijt dat aan een „perfect storm” die kon ontstaan omdat destijds de roep om een nieuwe bestuurscultuur luid klonk.
Van Nieuwenhuizen, eerder VVD-Tweede Kamerlid en Europarlementariër, was van oktober 2017 tot september 2021 minister van Infrastructuur. In 2021 was ze vijf dagen waarnemend minister van Economische Zaken en Klimaat. Op 21 juli meldde Van Nieuwenhuizen premier Rutte dat zij het demissionaire kabinet zou gaan verlaten omdat zij een nieuwe baan bij Energie-Nederland had gevonden. Ze bleef vervolgens nog ruim een maand aan als minister.
Inspiratiebron voor initiatiefnota
Van Nieuwenhuizen diende als een van de inspiratiebronnen van de initiatiefnota over maatregelen om de integriteit bij bewindspersonen te bevorderen van Kamerleden Laurens Dassen (Volt) en Pieter Omtzigt (tegenwoordig NSC) . De oud-minister wordt achttien keer genoemd in de initiatiefnota uit 2022 die het kabinet oproept maatregelen te nemen op dit terrein.
Lees ook
Het morele democratische kompas is zoek
Aanscherping lobbyregels
Inmiddels zijn en worden de lobbyregels iets aangescherpt. In november 2021, kort na de ophef over Van Nieuwenhuizens vertrek, werd het ‘lobbyverbod’ dat bewindspersonen twee jaar na hun vertrek niet bij hun eigen ministerie mogen lobbyen uitgebreid met beleidsterreinen van andere ministeries waarmee bewindspersonen actieve bemoeienis hadden.
Eind vorig jaar stemde de ministerraad in met een wetsvoorstel dat onder meer regelt dat oud-bewindspersonen die binnen twee jaar na hun ambtsperiode aan de slag willen in het bedrijfsleven daarover verplicht advies moeten vragen aan een onafhankelijke commissie. Dat wetsvoorstel ligt voor advies bij de Raad van State.
Intussen heeft ook Van Nieuwenhuizen een tip voor oud-bewindspersonen. „Hopelijk kunnen mijn opvolgers lering trekken uit mijn ervaringen en zullen ze contacten met headhunters mijden tot ze daadwerkelijk zijn afgezwaaid om iedere schijn van belangenverstrengeling te voorkomen.”