Het gewelddadige conflict tussen Israël en de Palestijnen lijkt uniek en zo langzamerhand onoplosbaar. Toch zijn er soortgelijke conflicten die tot een min of meer vredig einde zijn gekomen. Neem de afscheiding van Ierland van Groot-Brittannië in 1921, met de creatie van Noord-Ierland als gevolg. Ook daar leefden twee gemeenschappen, verschillend van godsdienst, geschiedenis en toekomstwensen, dicht op elkaar. Ook daar was één bevolkingsgroep dominant en veroorzaakte onderlinge haat zoveel geweld dat hoge muren nodig waren om verder bloedvergieten te voorkomen.
Er vielen in de laatste dertig jaar van dat conflict 3.500 doden en een veelvoud aan gewonden. Toch zijn de strijdende partijen in Noord-Ierland in staat geweest om de wapens definitief neer te leggen.
Eerst de geschiedenis. Noord-Ierland werd in zekere zin net als Israël gecreëerd op basis van historische beloftes. En om ruimte te geven aan een bevolkingsgroep die zich niet veilig voelde binnen een nieuw te creëren staat – in dit geval de Noord-Ierse protestanten.
Onafhankelijkheid voor het in meerderheid katholieke Ierland was in de jaren rondom de Eerste Wereldoorlog een angstbeeld voor veel protestantse unionisten, die bij het Verenigde Koninkrijk van de Britten wilden blijven horen. Dit leidde tot gewapende weerstand, met name in het noorden waar de protestanten een meerderheid vormden. Om een onafhankelijk Ierland toch mogelijk te maken, kreeg dat noorden vanaf 1921 zelfbestuur binnen het Verenigd Koninkrijk. Er werd een grens getrokken rond een noordoostelijk kwart van het Ierse eiland.
Noord-Ierland werd daarna ruim vijftig jaar bestuurd door de protestantse unionisten, met steun van de Britten. De unionisten discrimineerden stelselmatig de grote katholieke minderheid.
In de jaren zestig van de vorige eeuw begon de katholieke minderheid in Noord-Ierland zich hier massaal tegen te verzetten, wat in 1969 uitmondde in een gewapende strijd. De Irish Republican Army (IRA) voerde die strijd aan.
De eerste jaren werden getekend door intensief geweld: bommen die in volle pubs ontploften, politiemensen en soldaten die werden doodgeschoten, ontvoeringen door terreurgroepen en executies door het Britse leger. Tegenover de IRA werden ook terroristen van de unionisten (Ulster Volunteer Force, UVF) actief.
Lang dachten de Noord-Ieren dat het geweld een gegeven was. Iedereen kon leven met, wat een Noord-Ierse politieman mij eens vertelde, een „acceptabel niveau van geweld” – tientallen doden per jaar.
Persoonlijke weerstand
Een doorbraak uit die impasse kwam uiteindelijk vooral door het besef bij de nationalistische IRA dat ze militair niet ging winnen.
De oplossing zelf was feitelijk niet ingewikkeld, maar na jaren van geweld met veel burgerdoden aan beide zijden was het vrijwel onmogelijk om de partijen zelfs maar bereid te krijgen om met elkaar te spreken.
Hoewel de IRA eigenlijk al begin jaren tachtig tot dit inzicht kwam, duurde het bijna twintig jaar voordat een vredesverdrag gesloten kon worden.
Al in 1974 was er een blauwdruk voor een interne oplossing op tafel gekomen, maar die werd door weerstand uit unionistische hoek onmogelijk gemaakt. Alle opvolgende pogingen om met gematigde partijen uit beide kampen tot een vergelijk te komen, mislukten.
Om ook de gewapende partijen aan de tafel te krijgen, moest de sterke persoonlijke weerstand aan unionistische zijde worden overwonnen en ook de weerstand tegen een compromis.
Het waren de gematigde nationalisten die de IRA een ingang boden tot het vredesproces, door ze in langdurige persoonlijke besprekingen te dwingen aan te geven welke oplossingen voor hen acceptabel waren. Om de IRA verder aan te moedigen, deed de overheid kleine concessies voor hun politieke vertegenwoordigers – met name voor Gerry Adams, de leider van Sinn Féin, jarenlang de politieke tak van de IRA. Bijvoorbeeld door hem naar de Verenigde Staten te laten reizen en hem toegang te geven tot de media, na een langdurig verbod. Meer concessies, zoals Britse demilitarisatie en direct contact met regeringsambtenaren, zouden komen als er een wapenstilstand afgekondigd werd.
Doordat ook de internationale gemeenschap begin jaren negentig achter dit initiatief ging staan, nam de druk op de unionistische kant om te onderhandelen toe. Om hen zekerheid te bieden, gaven de regeringen van het Verenigd Koninkrijk en de Ierse Republiek een aantal garanties af. Ook werden er afspraken gemaakt over samenwerking op gebied van veiligheid om zo meer militaire druk te zetten op de IRA.
Maar unionisten wilden alleen praten als de IRA eerst werd ontwapend. En voor de IRA was wapens inleveren onacceptabel omdat geweld haar belangrijkste machtsmiddel was.
Dit proces van verleiden en druk zetten aan beide kanten had uiteindelijk het gewenste resultaat: in 1994 kondigde de IRA een wapenstilstand af, met „een compleet einde aan militaire operaties”. Maar de unionisten bleven twijfelen aan hun vreedzame intenties. Ze zorgden ervoor dat de conservatieve Britse regering Sinn Féin niet toeliet tot de onderhandelingstafel. Toen resultaat uitbleef, werd de wapenstilstand in februari 1996 door de IRA verbroken met grote bomaanslagen in Engeland.
Ontmoetingen op de wc
Om het proces vlot te trekken was in 1995 al wel een onafhankelijke commissie onder leiding van de Amerikaanse senator George Mitchell samengesteld. Er werd vastgelegd dat Sinn Féin wel kon meedoen aan het overleg, na een korte periode van geweldloosheid. Wat hielp was de verkiezingsoverwinning van Labour in het Verenigd Koninkrijk, met Tony Blair, in mei 1997. Dat bracht het vertrouwen van de IRA in het proces terug en na een hernieuwde wapenstilstand in juli konden zij eindelijk aanschuiven.
Eerst vond het onderhandelen nog plaats via tussenpersonen uit de onafhankelijke commissie. De enige plek waar de twee belangrijkste antagonisten elkaar wel eens ontmoetten was op de wc. De leider van Sinn Féin schijnt tijdens een van die momenten het ijs gebroken te hebben met de met opmerking „we should stop meeting like this”. Langzaam werd er, ondanks vele terugslagen, vooruitgang geboekt en kwamen de partijen samen.
De oplossing zelf, vastgelegd in het Goede Vrijdagakkoord in 1998, moest iedereen tevreden stellen. Noord-Ierland bleef onderdeel van het Verenigd Koninkrijk maar er kwamen nu ook institutionele banden met de Republiek Ierland. De Britse regering beloofde om een eenwording van Ierland, Noord en Zuid, te faciliteren zodra een meerderheid dat zou willen. Intern werden alle partijen naar rato vertegenwoordigd in een kabinet met voor beide politieke stromingeneen veto op wetsvoorstellen.
De strijdende partijen moesten geheel ontwapenen. Ze kregen gefaseerde maar snelle vrijlating van alle gevangenen, een hervorming van de politiemacht en terugtrekking van het Britse leger.
Dit hele pakket werd in een referendum door een meerderheid aan beide zijden geaccepteerd, al was die aan unionistische kant krap (de Democratische Unionistische Partij was tegen).
Ontwapening is cruciaal
Het geweld van Hamas in Israël op 7 oktober wordt ook wel geduid als een poging het conflict weer op de politieke agenda te krijgen. Vreemd genoeg biedt het misschien uitzicht op een begin van een langdurig en gecompliceerd proces op weg naar een oplossing. Vrede en veiligheid wil uiteindelijk vrijwel iedereen, ook in Israël en de bezette gebieden.
Noord-Ierland leeft nu 25 jaar in vrede. Terugkijkend is de vraag welke elementen het succes verklaren. Allereerst moeten beide kanten bereid zijn om tot een structurele oplossing te komen. Een grote rol is weggelegd voor gematigden aan beide zijden om de meer radicale groepen mee te krijgen. Je moet in staat zijn om te overleggen met mensen die je haat, je moet gezamenlijke kerndoelen kunnen formuleren die als basis kunnen dienen voor onderhandelingen. Pas dan kun je concessies doen over de weg ernaartoe.
De internationale gemeenschap, die het vredesproces ondersteunde en de verschillende partijen zekerheid gaven, is cruciaal gebleken in Noord-Ierland.
Partijen moeten langzaam wennen aan het idee van onderhandelen met de vijand. Dat kan door de twee kanten fysiek steeds dichter bij elkaar te brengen.
Het lot van gevangen kameraden is vaak een eerste prioriteit van gewapende groepen. Voor iedereen is een wapenstilstand, en later ontwapening, cruciaal.
In Noord-Ierland werden de voormalige leider van de IRA, Martin McGuinness, en zijn meest radicale tegenstrever in het unionistisch kamp, dominee Ian Paisley, later als de twee politieke leiders van Noord-Ierland politieke vrienden. Ze stonden bekend als de ‘chuckle brothers’ ofwel de ‘schuddebuikers’. Of het ooit zover komt met de leiders van Joodse kolonisten en Hamas valt te betwijfelen. Maar onmogelijk is het niet.