Zingeving is achteruit en vooruit te begrijpen. Achteruitdenken: we gaan allemaal dood en voor die tijd moeten we zo goed mogelijk leven. Vooruitdenken: we worden allemaal geboren en elke dag is een nieuwe kans er iets van te maken.
Twee recente boeken proberen zich daar eigentijds toe verhouden. De beroemde Britse filosoof John Gray schreef met De nieuwe Leviathans een kritiek op het liberalisme als voortzetting van religie met andere middelen. Van de protestante dogmaticus Arnold Huijgen stamt het essay Waarom de wereld een hel nodig heeft.
Gray zoekt zingeving in zeer bescheiden vooruitdenken, al is hijzelf allesbehalve bescheiden. Tegen het eind van De nieuwe Leviathans concludeert hij dat we als mensen ‘ten dienste van het leven’ moeten handelen, dat wil zeggen streven naar vreedzame co-existentie met buren, omringende landen en culturen. Poetins kleptocratie en de Chinese dictatuur die zijn inwoners tot in de badkamer bespiedt – de Nieuwe Leviathans – zullen zich nooit bekeren tot vrijheidsliefde. Het komt erop aan ze op afstand te houden.
Volgens Gray is het liberalisme abusievelijk tot religie verheven, door politici en beleidsmakers dronken van een cocktail uit het werk van de 19de-eeuwse filosofen Georg Friedrich Hegel en John Stuart Mill en de 20ste-eeuwse Oostenrijkse econoom Friedrich von Hayek, met als cream on top de Amerikaanse politicoloog Francis Fukuyama. Via vermeend universele principes als keuzevrijheid en marktwerking vermomde het moderne liberale denken zich als ‘christelijk monotheïsme’: de hele wereld op weg naar de koophemel, zo nodig met militaire invallen (denk aan Irak en Afghanistan).
De koopman en de dominee
Dat universalisme is nu overal gestrand, laat Gray zien. Hij concentreert zich op landen als Rusland en China, maar ook Nederland is een veelzeggend voorbeeld. We zien onszelf graag als een liberaal landje, denk aan ‘de koopman en de dominee’. Maar we hesen onlangs massaal volksvertegenwoordigers op het schild met een broertje dood aan gelijke rechten en tolerantie. Gray zegt dan ook: ‘De schijnbare triomf van het liberalisme en de vrije markt, was geen evolutionaire trend maar een politiek experiment dat zijn beloop heeft gehad.’
Gray bepleit eerherstel voor de 17de-eeuwse filosoof Thomas Hobbes, auteur van het oorspronkelijke boek met de titel Leviathan. Hobbes is volgens Gray de enige echte liberaal, omdat hij erkende dat vrijheid onder allerlei regimes tot stand kon komen. Wetten en regels zijn er niet om mensen te bevrijden maar om onderlinge schade te beperken, ze leggen normen vast die vreedzaam samenleven mogelijk maken. Met of zonder democratie, want omdat moderne samenlevingen etnisch, moreel en religieus divers zijn, zijn hun instellingen dat ook. Vreedzame co-existentie vereist geen democratie.
Gray heeft ondertussen weinig belangstelling voor verworvenheden waar ook liberalen zich aan committeerden, zoals het vrouwenkiesrecht of de sociale zekerheid. Hij zeurt ook ietwat door over de bingo-onderwerpen van de breedsprakige cultuurkritiek (‘de onbewuste doodsdrift van het Westen’). Bovendien leest de tekst soms als wat te haastig aan elkaar geschreven losse essays voor de krant. Kortom, eerder het boek van een erudiete brombeer die is gestoord in zijn winterslaap, dan een echte visie om de belangrijke maar beperkte zin van de politiek te herontdekken.
Pierenbad
In ‘Waarom de wereld een hel nodig heeft’, kiest de hoogleraar protestante dogmatiek Arnold Huijgen voor zingeving op die andere manier, namelijk achteruit: het leven dient om daarna goed terecht te komen. Huijgen bepleit niets minder dan eerherstel voor de hel.
In het pierenbad van de theologen veroorzaakte dit betoog flink spatwater. De protestante gemeenschap heeft de afgelopen eeuw geprobeerd afstand te nemen van de verdoemenis. De ongeremde oudtestamentische wreker is met pijn en moeite gehumaniseerd tot God (m/v/x). Eeuwig branden raakte zo op het tweede plan. De gereformeerde Huijgen verzet zich actief tegen deze ‘liefheid’.
Zijn pleidooi voor de hel is op twee manieren te lezen. Enerzijds als inkijkje in het orthodoxe gedachtegoed, dat binnen de snel krimpende christelijke geloofsgemeenschap een steeds grotere plek inneemt. Men is daar nou eenmaal dól op het onderscheid tussen goed en kwaad en daarom herformuleert Huijgen de bestaande theologische opvattingen over de hel. ‘De gedachte van de hel houdt in dat God oordeelt. Hij identificeert het kwaad als kwaad, onderscheidt het van het goede en veroordeelt het door het weg te doen.’ En wegdoen, dat betekent naar de hel.
Het is een fundamentele bijdrage aan de polarisatie, maar Huijgen doet alsof dit niet zo is. Als het kwaad noemt hij Auschwitz – terecht, maar weinig omstreden. De hel als plek omschrijft Huijgen nogal abstract. ‘De hel begint waar mensen elkaar vastpinnen, uitsluiten en afserveren.’ Daar kan ook een existentialist of humanist mee uit de voeten.
Maar wie krijgt precies te maken met die hel? De uitgeslotene, de uitsluiter of de toeschouwer die geen verantwoordelijkheid neemt? En wie wordt precies uitgesloten, de ouderling die de kas lichtte, de kerkverlater of toch alle Lhbti’ers? De lezer vermoedt de antwoorden, maar die gaan in apodictische dogmatiek verloren, ‘iedereen staat persoonlijk voor God’.
Toch is het boekje de moeite waard. Er valt ook intellectueel plezier te beleven aan het werk van de breed georiënteerde Huijgen, een katholiek trekje waar hij wat mij betreft nooit voor hoeft te boeten. Hij constateert terecht dat we nonchalant spreken over ‘de klimaathel op aarde’ of ‘Boetsja in Oekraïne als de hel’, terwijl we er amper meer bij stilstaan wat we dan echt bedoelen.
Aan de hand van Augustinus, Dante, Nietzsche en Sartre, maar ook via de Netflix-serie The Good Place en het werk van de schrijver C.S. Lewis schetst Huijgen met veel plezier en kennis van zaken de historische en culturele contouren van de hel. Een van de meest merkwaardige constructies van de menselijke geest, ook verteerbaar voor ongelovigen.
Leeslijst