De spurt die de PVV bij de verkiezingen in november op het laatste moment maakte, is te danken aan de antimigratiestandpunten van de partij en de campagnedynamiek van de laatste weken . „Áls PVV-kiezers begonnen over de woningnood of bestaanszekerheid, dan koppelden ze dat aan de migrant als oorzaak van de ervaren problemen”, zegt hoogleraar sociologie aan de Radboud Universiteit, Niels Spierings.
Spierings concludeert dat op basis van het Nationaal Kiezersonderzoek dat hij uitvoert met wetenschappers Marcel Lubbers, Kristof Jacobs en Remko Voogd. Het Nationaal Kiezersonderzoek wordt gehouden sinds 1971, en is een van de meest toonaangevende onderzoeken op het gebied van stemgedrag in Nederland. De onderzoekers publiceerden de eerste voorlopige resultaten van het onderzoek donderdag op politicologenblog stukroodvlees.nl.
Voor het onderzoek doen de wetenschappers metingen tot twee weken voor de verkiezingen en een meting na de verkiezingen. Tot twee weken voor de verkiezingen was de winst voor de PVV zoals die bleek uit de verkiezingsuitslag, nog niet te zien in het Kiezersonderzoek. Dat toont aan dat PVV won in een eindsprint.
Vooral kiezers die twee weken voor de verkiezingen overwogen om op de BoerBurgerBeweging of Nieuw Sociaal Contract te stemmen, hebben uiteindelijk voor de PVV gekozen op 22 november.
Daarbij speelde volgens Spierings het frame dat Wilders het goed deed in de campagne een grote rol. Dat vonden PVV-kiezers ook – al volgden ze de campagne en peilingen gemiddeld minder dan anderen. En het hielp dat de VVD weer zei te willen samenwerken met de PVV, zegt Spierings.
Ook was het van belang dat de centrale vraag in de campagne veelal was wie de grootste zou worden, zegt de onderzoeker. In die context verscheen op de zondag voor de verkiezingen een laatste peiling van Maurice de Hond waarin VVD en PVV samen op kop gingen. „Die werd gigantisch uitgemeten.”
Winnaarseffect
Kiezers noemden vooral de antimigratiehouding van Wilders als motivatie om PVV te stemmen. En ze wilden voorkomen dat GroenLinks-PvdA de grootste werd.
De antimigratiehouding van PVV-kiezers vermengt zich soms met economische problemen van kiezers, zagen de onderzoekers. „Dan zeggen mensen: mijn kinderen kunnen moeilijk een huis vinden en dat is de schuld van migranten.” Wel zien ze dat PVV-kiezers het belangrijker vinden dat er minder migranten komen dan dat er meer woningen worden gebouwd.
Kiezers van NSC, BBB en in mindere mate de VVD denken min of meer hetzelfde als PVV’ers over migratie, zien de onderzoekers. Ze vinden net als PVV-stemmers dat de immigratie moet verminderen en vinden dat migranten die wél komen zich zoveel mogelijk moeten aanpassen. Ze mogen hun eigen cultuur niet behouden, vinden de kiezers.
Lees ook Is de PVV economisch links? Dat valt wel mee, laat het stemgedrag zien
De PVV-kiezer is relatief wantrouwend als het om de politiek gaat. Dat wantrouwen is door de winst van Wilders deels weggenomen. Spierings noemt dat een bekend winnaarseffect. Hij vindt het opvallend dat dit nu gebeurt bij een partij waar het vertrouwen onder de kiezers over het algemeen laag is.
Het idee dat veel moslims op de PVV zouden stemmen, wordt door de onderzoekers ontkracht. In de steekproef stemden 2 van de 120 moslims op Wilders. „Niet verrassend. Maar Wilders maakte die claim wel en media schreven dat ook. Dat blijkt onjuist.”
De recente Oekraïense drone-aanval op tientallen strategische bommenwerpers, diep in Rusland, gaat vermoedelijk de geschiedenis in als een van de stoutmoedigste en brutaalste oorlogsoperaties van de moderne tijd. Op duizenden kilometers van de frontlijn gingen Russische vliegtuigen, zonder enige waarschuwing, in vlammen op.
Operatie ‘Spinnenweb’ betekent geen ommekeer in de oorlog. Voor de Oekraïners betekent de overrompeling van de Russische defensie wel een morele opsteker, vergelijkbaar met de inval in Koersk of de aanval op de Krimbrug in 2022. Het toont aan dat Rusland kwetsbaar is. Dat de Russen zich zó lieten verrassen is voor president Poetin bovendien een pijnlijke vernedering. Daarnaast kan het de Russische bevolking niet ontgaan dat de oorlog tegen Oekraïne inmiddels dagelijks voelbaar is in eigen land. Nu zelfs in Siberië.
Vindingrijkheid is de afgelopen jaren een handelsmerk geworden van de Oekraïners. Eerder slaagde het land-zonder-noemenswaardige-marine erin de Russische Zwarte Zeevloot te verjagen uit de wateren rond de Krim. „Jullie hebben de kaarten niet”, schamperde Donald Trump eind februari tegen president Zelensky. Toch slaagt Oekraïne erin militair overeind te blijven – en steeds vaker en harder terug te slaan tegen doelen in Rusland.
Met de ontwikkeling van een indrukwekkend arsenaal aan drones – voor de lange afstand, boven de frontlijn en op volle zee – hebben de Oekraïners een ware revolutie ontketend in de oorlogvoering. Relatief goedkope drones vormen de hoeksteen van de asymmetrische oorlog die Oekraïne voert; slimme wapens compenseren het gebrek aan mankracht, materieel en dure, geavanceerde raketten. Het einde van die ontwikkeling is nog lang niet in zicht: zwermen met honderden of zelfs duizenden drones en de grootschalige inzet van robots op het slagveld, aangestuurd door kunstmatige intelligentie (AI), zijn geen sciencefiction meer.
Lees ook
Oekraïne en Rusland zijn verwikkeld in een wedloop om de ‘onzichtbare’ drone
Die Oekraïense inventiviteit wekt, terecht, bewondering onder de bondgenoten. Maar de westerse partners doen er verstandig aan de Oekraïense drone-aanval ook als een krachtige waarschuwing te beschouwen. Elke Oekraïense innovatie aan het front, zo is de ervaring van de afgelopen drie jaar, wordt binnen de kortste keren niet alleen gekopieerd door de Russen, maar ook in massaproductie genomen en ingezet tegen het origineel. Ook in westerse landen loopt peperduur defensiematerieel op vliegvelden of in havens het risico te worden aangevallen door goedkope drones die nauwelijks zijn op te sporen. Dat is geen bangmakerij; het afgelopen jaar zijn ongeïdentificeerde drones gesignaleerd bij militaire bases in de VS, het VK, Duitsland en boven Noorse wapenfabrieken. En het is geen geheim dat de Russische schaduwoorlog elk jaar intensiever wordt.
De oorlogvoering in Oekraïne is door analisten wel omschreven als een ‘Eerste Wereldoorlog met drones’. Drones hebben een nieuw tijdperk ingeluid, maar dat betekent niet dat tanks, artillerie of gevechtsvliegtuigen overbodig zijn geworden. Integendeel. Drones veroveren geen terrein en leveren niet de vuurkracht van de artillerie of een Leopard-tank.
Wel toont de recente evolutie van oorlogvoering dat drones een vooraanstaande plaats verdienen in een moderne krijgsmacht, ook de Nederlandse, en dat de beveiliging van militaire doelen en cruciale infrastructuur tegen vijandige drones topprioriteit moeten krijgen. Simpelweg vertrouwen op de technologische superioriteit, zoals decennia volstond in westerse landen, is niet meer van deze tijd.
Lees ook
Tegen een droneaanval zoals die van Oekraïne is verdediging amper mogelijk
In ‘het burgemeestersklasje’, de cursus voor nieuwe burgemeesters, zaten in 2018 twee burgemeesters die toen nog geen idee hadden dat ze elkaar de komende jaren vaak nodig zouden hebben. Jaap Velema (D66) werd burgemeester van Westerwolde, bij de Duitse grens in Groningen, en Roland van Kessel (VVD) van Cranendonck, bij de Belgische grens in Noord-Brabant. Vaak worden ze, tegen hun zin in, de burgemeesters van Ter Apel en Budel genoemd. De dorpen in hun gemeenten waar, als enige in Nederland, asielzoekers geregistreerd worden. In Budel lijkt daar een einde aan te komen, nu Defensie de kazerne die gebruikt wordt als azc wil heropenen.
De afgelopen jaren kregen Van Kessel en Velema te maken met ernstige veiligheidsproblemen in en rondom de asielzoekerscentra in hun gemeenten. Het aanmeldcentrum in Ter Apel was in de zomer van 2022 zo vol dat asielzoekers op het gras voor de poort sliepen. In Ter Apel en Budel stapelden door een kleine groep overlastgevende asielzoekers de problemen zich op: steekpartijen op het terrein, inbraken in huizen en diefstallen in winkels. Beide burgemeesters stelden een noodverordening in.
Het afgelopen jaar spraken landelijke politici veel over Ter Apel en Budel, maar weinig met de burgemeesters. Met elkaar hebben ze wel veel contact. „Als we onderweg zijn, bellen we elkaar vaak om te bespreken wat de laatste ontwikkelingen zijn. Het is een prettige samenwerking, maar we delen ook dezelfde frustraties”, zegt Jaap Velema. „Wij waren allebei net begonnen als burgemeester”, zegt Roland van Kessel. „Dan is het fijn om met elkaar te overleggen. Zeker als er grote problemen zijn.”
Hoe is de situatie nu in Ter Apel en in Budel?
Velema: „Het is rustiger. Minder instroom van asielzoekers bij ons, minder druk op Budel daardoor. Maar de onzekerheid over de spreidingswet is gekmakend. Het is voor ons belangrijk dat asielzoekers over het land worden verdeeld. Daarvoor is de spreidingswet nodig.”
Van Kessel: „Vanuit het Rijk werd uitgestraald dat de spreidingswet niet hoeft. Maar de wet geldt nog steeds.”
Velema: „Het is begrijpelijk dat burgers nu denken: het kabinet heeft gezegd dat het niet nodig is. Maar daardoor komen lokale bestuurders die de wet willen uitvoeren tegenover hun inwoners te staan. Een onnodig spanningsveld.”
Van Kessel: „Wat je ziet, en dit heb ik al vaak gezegd, is dat als er ergens in het land een asielzoekerscentrum wordt geopend, direct de link wordt gelegd met de overlast in Ter Apel en in Budel. Als het maar geen Ter Apel 2.0 of Budel 2.0 wordt, hoor je dan. Als je de overlast bij ons kan terugdringen, ontstaat een ander beeld in het land.”
Tegen wie heeft u dat gezegd?
Van Kessel: „Tegen alle ministers.”
Velema: „Wij gaan richting onze vijfde minister.”
Van Kessel: „Met Marjolein Faber heb ik dit ook besproken.”
Komt die boodschap over?
Van Kessel: „Hij komt wel over, maar wat doe je er vervolgens aan? We krijgen het in dit land niet voor elkaar om de kleine groep die het voor iedereen verpest keihard aan te pakken.”
Velema: „Bij mij gaat het altijd om tussen de vijf tot tien procent van de mensen in de opvang. Ze komen vooral uit Marokko, Algerije, Libië en Tunesië. Deze jongens komen niet voor asiel, maar voor verblijf. Ondertussen hebben ze gedrags- of verslavingsproblemen. Dat betekent dat ze geld nodig hebben. Daardoor gaan ze stelen in winkels en zwart rijden in het openbaar vervoer. Dat geeft een continu gevoel van onveiligheid in en rondom het aanmeldcentrum.”
Van Kessel: „Bij ons is het identiek. Als die groep te groot is, maken zij de dienst uit. Bij het treinstation in Maarheeze staan permanent zes beveiligers.”
„Als het maar geen Ter Apel 2.0 of Budel 2.0 wordt, hoor je dan”
Deze groep „kansarme asielzoekers”, zoals Velema en Van Kessel ze noemen, moeten volgens de burgemeesters versneld doorstromen uit de aanmeldcentra. Op hun initiatief begon in Ter Apel een proef met een procesbeschikbaarheidslocatie (PBL), waarin deze groep onder verscherpt toezicht in een apart gebouw altijd beschikbaar moest zijn om hun proces te doorlopen. De proef stopte vorig jaar op last van de rechter, nadat een asielzoeker bezwaar had gemaakt tegen de beperkte vrijheid op de locatie. Vorige week werd de proef in Ter Apel hervat, onder volgens het COA juridisch houdbare voorwaarden. In de tussentijd stond deze groep asielzoekers onder verscherpt toezicht.
Velema: „De procesbeschikbaarheidslocatie is voor ons belangrijk. Minister Faber is in haar eerste week bij mij op bezoek geweest. Toen al heb ik aangedrongen op een doorstart. Daar heeft ze nooit serieus naar omgekeken. Ik heb haar daar regelmatig op aangesproken. Maar het is een half jaar min of meer stil geweest. Door druk uit de Tweede Kamer is de doorstart toch gelukt.”
Van Kessel: „Ik ben wat positiever over de betrokkenheid van de minister bij onze locatie. Ik denk dat ik meer contact heb gehad met haar dan Jaap. De minister is een aantal keer bij ons op bezoek geweest. Als je het vervolgens hebt over de oplossingen, daar verschilden ik en de minister weleens over van mening.”
De PVV maakte asiel als verkiezingsthema groot, werd de grootste partij, ook in jullie gemeenten. Dan zou je ook denken dat een minister van de PVV jullie zou kunnen helpen. Hoe verhoudt zich dat tot de bewindspersonen waarmee jullie eerder hebben gewerkt?
Velema: „Voor mij was dat een wereld van verschil.”
Van Kessel: „Eric van der Burg kon je iedere dag bellen, ongeacht het tijdstip. Hij was er voor ons en stond naast ons.”
En minister Faber?
Velema: „In mijn optiek niet. Zij had één doel: beperking van de instroom. Ik denk dat het idee was dat als de instroom naar nul werd gebracht, de problemen vanzelf zouden oplossen. Maar dat is een eenzijdige benadering. Als minister van de 80.000 mensen die al in de asielprocedure verblijven was ze ook verantwoordelijk voor de opvang. 40.000 daarvan verblijven in een noodopvang. Maar als het daarover ging, dan was dat de verantwoordelijkheid van het ministerie. Alsof ze daar geen onderdeel van uitmaakte. Dat maakte het lastig. Ik miste de betrokkenheid op lokaal niveau om het probleem aan te pakken.”
Van Kessel: „Iedere keer kreeg je hetzelfde antwoord. Alles draaide om de instroom.”
„Soms heb je een zwaar gesprek met de minister maar daarna zit je achter je gebakje bij een 60-jarig huwelijk”
Velema: „Ze heeft gezegd dat ze ‘niet de minister is van de mensen in Verweggistan’. Dat is een bijzondere taakopvatting en dat vond ik ingewikkeld. 70 tot 80 procent van de mensen in de asielopvang komt nog altijd uit een land waar oorlog is. Eric van der Burg voelde zich wel de staatssecretaris van deze mensen. Dat deden we met elkaar. Dat verschil is met dit kabinet gemaakt. Ik verheug me erop om dat met de volgende bewindspersoon weer op te pakken. Het kabinet, de provincies en gemeenten zijn uiteindelijk met z’n drieën de gezamenlijke overheid.”
Wat vinden jullie van de eisen over asiel waarop PVV-leider Geert Wilders het kabinet liet vallen?
Velema: Ik mis de betekenis van de maatregelen. Neem het schrappen van de voorrang voor statushouders bij sociale huurwoningen. Ik begrijp inwoners die lang op een huurwoning wachten. Maar wat is dan het alternatief? Wat is het beleid op de lange termijn? Ik mis samenwerking en dialoog. Het is makkelijk om iets te roepen. De bevolking denkt dan dat het geregeld is en uitvoeringsorganisaties en lokale overheden komen in de problemen.”
Waar zouden jullie gebaat bij zijn geweest?
Van Kessel: „Het is een taak van het Rijk om burgers op de juiste wijze te informeren. Roep niet zomaar allerlei dingen. Dat is iets van deze tijd. De nuance mis ik in Nederland. Het feit dat dit thema het belangrijkste thema van de verkiezingen is geworden, heeft daar ook mee te maken.”
Velema: „In de politiek gaat het over het duidelijk maken van opvattingen. Maar de vertaling daarvan moet door het kabinet gebeuren. Dat is een bestuurlijk element. Dat was nu anders. Vanuit het parlement werd de verkiezingsstrijd voortgezet. Het was experiment en ik hoop dat we dat niet nog eens in herhaling krijgen.”
„Ik heb de voorzichtige inschatting dat we nu het kabinet gevallen is voortvarend verder kunnen. Door de strijd en ruzies in het kabinet was de aandacht naar binnen gekeerd. Een deel van het kabinet gaat nu door en er komen nieuwe bewindslieden. Ik wil met de minister aan de slag gaan met de dubbele opgave die we hebben: het aanpakken van overlastgevende asielzoekers en de crisis in de opvang goed organiseren. Dat valt of staat met de bewindspersoon die daarin vooruit wil lopen.”
Voor jullie is het spannend wie dat gaat worden?
Van Kessel: „Uiteraard. Iemand die open staat voor onze problemen en ideeën en naast ons komt te staan op het moment dat we iets nodig hebben. Daar ontbrak het vaak aan.”
Jullie zijn beiden begonnen aan jullie tweede termijn als burgemeester. Hebben jullie na deze roerige jaren nog getwijfeld om door te gaan?
Van Kessel: „Ik heb niet getwijfeld. Natuurlijk zijn het roerige jaren geweest, maar je moet niet weglopen als het moeilijk wordt. Je moet je verantwoordelijkheid blijven nemen. Wij blijven ons inzetten voor wat nodig is.”
Velema: „Vorig jaar kon ik vanwege gezondheidsproblemen een tijd niet werken. Dat was in de periode dat ik moest beslissen of ik door wilde gaan als burgemeester. Ik miste het werk. Je hebt soms een zwaar gesprek met de minister of staat in de rechtbank tegenover het COA, maar daarna zit je heel mooi achter je gebakje bij een 60-jarig huwelijk.”
Op de middelbare school had je twee keuzes: je aansluiten bij de kakkers of de alto’s. Ik koos voor de laatste groep, vooral vanwege de muziek. De puberteit overspoelde mijn hoofd met grote emoties over kleine problemen. Schreeuwende zangers boden me de woorden die ik zelf niet kon vinden, boze gitaren wisten precies hoe ik me voelde. Mijn discman was mijn kostbaarste bezit. De gekopieerde, overslaande cd’s speelden continu de soundtrack van mijn leven.
Toen werd het tijd voor het echte werk. Mijn eerste festival dus: Willems Wondere Weiland. Een totaal nieuwe wereld, op slechts een half uurtje fietsen verderop. Een klein podium dat in mijn ogen gigantisch was. Een bandje met geluidsproblemen én een gitarist die ik herkende van school. Pure magie. Willems Wondere Weiland bleef al die jaren sinds mijn bezoek bestaan, maar de editie van dit jaar zal de laatste zijn. Zoals steeds meer gratis festivals houden ze ermee op.
Erik Stapelbroek, de festivaldirecteur, staat op een weiland in Hooglanderveen. Het oprukkende Amersfoortse Vathorst is als een onafwendbare tsunami op de achtergrond. Hier zal op 5 juli de laatste Willems Wondere Weiland plaatsvinden. „Het begon 25 jaar geleden met de verjaardag van mijn broertje, Willem,” vertelt hij. Ze zaten in de schuur van zijn ouders en Willem, groot metalfan, bedacht dat hij met zijn bandje wel op een festival zou willen staan. De makkelijkste manier om dat voor elkaar te krijgen: zelf een festival organiseren. De locatie was snel gevonden, dat werd het weiland van zijn ouders. Een grote aanhanger diende als podium, bevriende bandjes mochten optreden en ook het publiek, zo’n 200 man die eerste editie, bestond vooral uit vrienden en dorpsgenoten uit Hooglanderveen. Willems Wondere Weiland was geboren. Willem verhuisde naar Japan, maar het festival bleef bestaan.
Willems Wondere Weiland in 2018Foto Paul Karel
In de 25 jaar sinds die eerste editie is het festival uitgegroeid tot een lokaal begrip in Amersfoort en omstreken. Bij mooi weer kan het festival rekenen op zo’n 5000 bezoekers, alles wordt gerund door bijna 200 vrijwilligers. Wat begon met slechts een oplader groeide uit tot een terrein met een hoofdpodium, een tent, een derde podium, een silent disco, een biertuin, de tent van ‘Blinde Ed’ en – het festival groeide met de gezinssamenstelling van de organisatoren mee – een kinderhoek.
Er hebben altijd veel lokale, beginnende bands gespeeld. De Amersfoortse rapformatie DAC, waar onder andere Diggy Dex en Jiggy Djé hun carrière begonnen, stond er. Mooi Wark speelde er z’n eerste optreden buiten Drenthe. Maar het festival wist ook buitenlandse (metal)bands uit Duitsland, Polen of zelfs Japan te trekken. „We betaalden iedereen altijd hetzelfde: reiskosten vanaf de grens en consumpties,” zegt Stapelbroek. „En ze komen hier graag. De sfeer is altijd goed en het geluid is van topkwaliteit.”
Ooievaar
Erik StapelbroekFoto Bram Petraeus
Als je Stapelbroek hoort praten, vol enthousiasme over de jaarlijkse onderneming, de vrijwilligers, de muziek, de sfeer, snap je niet meteen waarom ze er mee gaan stoppen. „Vanaf het begin zijn er twee dingen belangrijk geweest: het moest gratis zijn en het moest leuk blijven. En dat was altijd het geval. Maar het leuke is er zo langzaam wel een beetje vanaf,” zegt Stapelbroek. „Het eerste dat ging schuren, is de regelgeving. In het begin kregen we onze vergunning heel makkelijk. Maar elk jaar kwam er iets bij. Dan moesten we op zoek naar een nieuw weiland omdat er een ooievaar broedde. Dat snap ik wel, maar wat denk je dat er gebeurde? We hadden alles opgebouwd en wie vloog er zo het weiland in? Juist, die ooievaar.” Voor de lokale fauna heeft Stapelbroek nog begrip, maar inmiddels telt de vergunningsaanvraag tientallen pagina’s. „Windberekeningen voor de tent, bijvoorbeeld. Maar die berekening moet gedaan worden door een bedrijf dat de gemeente aanwijst en daar betaal je de hoofdprijs voor. Er mag niet meer uit glas gedronken worden in de biertuin, ook al voeren wij al jaren het beleid dat het overgeschonken moet worden in plastic als je de biertuin verlaat. ’s Avonds hebben we een dj die een uurtje dance wil draaien. Dan worden we opeens aangemerkt als dancefestival en moeten we de beveiliging opschroeven. Al die kosten, dat is voor ons niet meer te betalen. Als het niet gratis kan en we geen normale prijzen kunnen vragen voor de consumpties, dan hoeft het niet meer.”
Stille Disco tijdens Willems Wondere WeilandFoto Sieger Homan
Dit jaar alleen al zijn er 50 festivals afgelast, ook grotere, zoals dancefestival Mystic Garden, The Rock Circus en het grootste gratis festival van Europa Parkpop. De hele sector worstelt met gestegen prijzen en regelgeving maar vooral de kleinere en gratis festivals houden moeilijk het hoofd boven water. Stapelbroek: „Idealiter wil je een buffer opbouwen, want als het een jaar regent valt je gratis festival letterlijk in het water. Geen publiek, betekent geen consumptie-inkomsten. Geen wonder dat de Bevrijdingsfestivals aan de bel trekken en zeggen: ‘we moeten er geld bij’.”
Idealiter wil je een buffer opbouwen, want als het een jaar regent valt je gratis festival letterlijk in het water. Geen publiek, betekent geen consumptie-inkomsten.
Ook Appelpop, het gratis festival dat jaarlijks in september in Tiel plaatsvindt, worstelt hiermee. Zij kiezen juist voor schaalvergoting, ze kondigden dit jaar groter te worden dan ooit. Met grote headliners, meer optredens en dus hopelijk meer publiek en meer inkomsten. Martijn van Kuilenburg, hoofd programma en productie van Appelpop: „Voor ons is het dit jaar go big or go home. Wij hebben sponsoren, maar moeten het vooral hebben van de consumptieverkoop. We ontvangen zo’n 120.000 bezoekers over twee dagen, maar gemiddeld geven ze maar € 8,25 per persoon uit. De deuren staan open, dus het staat iedereen vrij om buiten het terrein iets te drinken. Daarom zetten we dit jaar alles op alles om mensen zo lang mogelijk op het terrein te houden, zodat ze meer consumpties kopen. Als iedereen één extra biertje koopt, dan zijn we er al. Maar dat is toch een hele uitdaging. Lukt het dit jaar niet, dan wordt het volgend jaar heel moeilijk.”
Pijn
Die groei van Appelpop ziet Stapelbroek niet zitten. Twintig jaar na mijn eerste bezoek doet het toch een beetje pijn. Na dit eerste bezoek sloot ik me weken op en oefende eindeloos powerchords op mijn merkloze elektrische gitaar. Het verdwijnen van kleinschalige festivals ontneemt niet alleen het publiek de kans om laagdrempelig kennis te maken met live muziek. Niet iedereen heeft geld om 50 euro te betalen voor een concertkaartje, laat staan honderden euro’s voor een groot festival. Ook bands maken minder makkelijk vlieguren. Op Willems Wondere Weiland zag ik Jiggy Djé en Diggy Dex ervaring opdoen. En Stapelbroek ziet nog een nadeel: „Onze vrijwilligers doen ontzettend waardevolle ervaring op. Of het nu de jongens zijn die helpen bij de techniek of de jonge grafische ontwerper die we carte blanche geven om onze gehele huisstijl te ontwerpen.”
Hoe kijkt hij naar de toekomst van het kleine festival? „Ik denk dat ze steeds meer gaan verdwijnen. Er zullen nog wel dingen worden georganiseerd, maar dan echt underground. Zonder een enkele vergunning en niemand om het in de gaten te houden. Dan kan het pas echt mis gaan.”
Maar nu eerst de laatste editie, met een knaller van een afsluiter. Willem himself komt over uit Japan. En zoals het ooit begon, eindigt het: met Willem op een podium, metal door de speakers.