Het is een knus festivalletje, ICKfest. Drie avonden met voorstellingen van jonge dansmakers die schuilen onder de paraplu van ICK Dans Amsterdam (waar een paar jaar geleden Danswerkplaats Amsterdam in is opgegaan), samengebracht in de kleine zaaltjes van het Frascati Theater.
Het theatercafé is het veel te krappe decor voor pop-ups, met op de eerste avond bijvoorbeeld de uitstekend gedanste ‘cover’ van Martha Grahams baanbrekende werk Lamentation door Robin Nimanong. Voor een heerlijke, uitbundige uitsmijter zorgde Roshanak Marrowatian; een korte, krachtige dans, uitdagend en zelfbewust; een dans van verzet en empowerment, geïnspireerd op de Iraanse film Gheysar.
De opvallendste voorstelling van de avond is ongetwijfeld die van het nieuwe collectief Trevoga van de pas afgestudeerde Neda Rusheva, Antonina Pushkareva en Erikas Zilaitis. Eerder dit jaar kregen zij voor deze korte voorstelling, 11 3 8 7, al de Best of Fringe Award op het Amsterdam Fringe Festival.
Het stuk schetst een vervreemdend beeld van wezens die ergens tussen mens, cyborg, stripfiguur en instagram celebs geplaatst moeten worden. Op de hagelwitte laboratoriumvloer ‘leven’ de drie zo te zien kunstmatig geproduceerde levensvormen, in hyperkekke outfitjes van Amsterdams modemerk La Fam met biker boots met vette plateauzolen, met dode ogen en verende bewegingen die de menselijke motoriek benaderen maar niet evenaren – die armen de meebewegen op de adem zijn een mooie vondst. De twee vrouwen lijken voortgekomen uit mannelijke fantasieën; één met een gezichtsbedekkend sm-masker, de ander met een Barbieroze, rubberen ultrahotpants en een schattig varkenssnuitje.
Hun handelingen zijn even doelloos als geestig en verontrustend. Na een ogenschijnlijk onschuldige kus liggen bijvoorbeeld twee tongen in een plasje bloed op de vloer en van die lopende band achter op het toneel zou – ga je denken – elk moment een nieuw, mislukt, door AI geproduceerde humanoïde kunnen rollen. Al met al een verwarrende ervaring, want waar kijken we naar? Een doorgedraaide ‘reality’ show op televisie? Een maffe, erotische scifi-film?
Of is het toch vooral een commentaar op een maatschappij die zich drogeert met zinloze, lege luxe en escapistische nonsens? Daar zou de tekst op kunnen duiden die tot slot over de lichtkrant flitst en oproept tot het beëindigen van alle koloniale overheersing en het uitspreken van afkeuring tegen het geweld in Gaza. Deze olifant met een grote snuit lijkt er echter pas sinds 7 oktober aan toegevoegd en houdt verder weinig verband met de voorstelling. Die laat de toeschouwer een tikje hongerig naar meer achter en maakt reuze benieuwd naar de vervolgstappen van Trevoga.
Locatietheaterfestival Karavaan speelt op het vlak van talentontwikkeling de laatste jaren een toonaangevende rol. Door beginnende makers op de wintereditie van het festival hun eerste stappen te laten zetten, en ze vervolgens in de zomer een volwaardige voorstelling te laten ontwikkelen, heeft het festival een manier gevonden om talent tot bloei te laten komen.
Dat beperkt zich deze editie niet tot regisseurs, maar ook jonge toneelschrijvers worden voor het voetlicht gebracht. In het project De boer op worden zes auteurs gekoppeld aan evenzoveel boeren, om hen te interviewen en op basis van die gesprekken een korte monoloog te schrijven. Op en rondom een boerderij in Zuidschermer kun je drie van deze voorstellingen bijwonen.
Het interessantst is de tekst van Femke Lucia Lindemans van Halewijn, over Ibrahim, een jongen uit Amsterdam-Zuidoost die zich tot boer laat opleiden. Deze Ibrahim wordt buitengewoon innemend gespeeld door Amin Ait Bihi, die het publiek vertelt over zijn relatie met de bedrijfsleider, die hem als een zoon behandelt. In een twintigtal minuten schetst de tekst een ontroerend beeld van een jongen die met zijn droom om boer te worden een onzekere toekomst tegemoet gaat.
Zelfopgelegde maskers
Het jonge theatercollectief Tenue Continu stort zich in PUT op een andere beroepsgroep: bouwvakkers. In een geestige openingsscène worden we door een nerveuze aannemer verwelkomd bij de officiële start van de bouw van een onbekend project. Op basis van haar woorden („Ik ben al 24 jaar bij dit project betrokken, dus het is er een van lange adem!”) verwacht je een scherpe satire over het leven van bouwvakkers in tijden van stikstofnormen, grondstoftekorten en woningnood.
Niets blijkt echter minder waar: Tenue Continu gebruikt de setting vooral om het over identiteit en rollenpatronen te hebben. Één van de bouwvakkers worstelt met het tonen van zijn emoties, de enige vrouwelijke bouwvakker voelt druk om zich ‘vrouwelijker’ te gedragen en kleden, en de derde, een Franse immigrant, mist zijn thuisland. Dat levert enkele aardige scènes op: als de Fransman wordt ondervraagd door een sociale wetenschapper over zijn gevoelens van isolement, worden die gevoelens juist extra benadrukt. En de slotscène, waarin de collega’s elkaar bevrijden van hun zelfopgelegde maskers, is ontroerend. Toch voelt het als een gemiste kans dat de makers in de setting van een bouwplaats het stikstofbeleid, grondstoftekorten en de woningnood links laten liggen voor een thema dat de laatste tijd toch al zo veel aandacht heeft gekregen in het theater.
In het intrigerende Ekstasis van Zephyr Brüggen komen we weer in een heel ander milieu terecht: dat van een underground clubscene. In een verloederde ruimte in het treinstation van Alkmaar zien we vijf mensen die zich overgeven aan een onaflatende technotrack. Dat is lange tijd ook alles wat er gebeurt, waardoor je oog naar de details van het dansen wordt getrokken: ieder individu danst op diens eigen manier, van een man met een doorgesnoven blik op oneindig die alleen zijn rechterbeen laat meebewegen, een vrouw in een rode jurk die vooral met haar handen beweegt, tot de vrouw in vrijetijdskleding die haar hele lichaam in de strijd gooit.
Langzamerhand ontstaat er een mysterieuze onderstroom in de voorstelling: soms staat iemand plotseling stil en staart voor zich uit, alsof het dansen een ontsnapping is aan een onverdraaglijke realiteit, waarmee ze soms toch weer worden geconfronteerd. In een plotselinge verstilling zijgen de spelers samen neer en laten ze het omgevingsgeluid tot zich doordringen – een vertrekkende trein, gebons op de trappen, vogels op de soundtrack – waarna ze toch weer aan het dansen slaan. Heel subtiel maakt Brüggen zo een droevig portret van de moderne mens, die zijn wanhoop over de wereld liever laat overstemmen door pompende beats dan dat hij contact maakt met wat er buiten zijn blikveld afspeelt.
Lees ook Met een verwarde spreker in een taxi op theaterfestival Karavaan
Als Amerikanen eerlijk zijn, geven ze toe: hun noorderburen hebben meer humor en zijn minder arrogant. Kortom, Canadezen zijn leukere mensen dan Amerikanen.
Hoe kan het dan dat Nickelback in de jaren nul ‘de meest gehate band ter wereld’ werd? In hun grootste hit ‘How You Remind Me’ (2001) is in het refrein meteen duidelijk dat het Canadezen zijn: in Canadees Engels rijmt ‘sorry’ op ‘story’ („It’s not like you to say ‘Sorry’/ I was waiting on a different story”). Het nummer gaat over een moeizame liefdesrelatie, met zware rockgitaren en de donkere stem van zanger Chad Kroeger, die nog duisterder wordt als hij in de hoogte uithaalt („Are we having fun yet?”). Het nummer werd een wereldwijde hit.
Maar ‘How You Remind Me’ stond ook aan de wortel van de haat die daarna op de band afkwam.
In interviews en in de documentaire Hate to Love: Nickelback filosoferen de bandleden dat de haat een oorsprong had in een grap op televisiezender Comedy Central in 2003. In talkshow Tough Crowd stelde de Amerikaanse komiek Brian Posehn: „Niemand heeft het over de studies die aantonen dat slechte muziek mensen gewelddadig maakt – zoals Nickelback bij mij de neiging oproept om Nickelback te vermoorden.” Verkort werd zijn schijnbaar serieuze opmerking onderdeel van een spotje dat zo’n half jaar om de haverklap op Comedy Central te zien was, in een tijd dat de zender uiterst populair was. Daardoor werd de naam Nickelback inwisselbaar met ‘slechte muziek’.
Denkt Nickelback zelf. Maar wellicht was het andersom. Het jaar voor de spot was ‘How You Remind Me’ vrijwel continu op de radio, maakte Kroeger de soundtrack voor superheldenfilm Spider-Man met onder meer de hitsingle ‘Hero’, en was ook al Nickelbacks volgende single ‘Too Bad’ te horen. Nickelback en de uit duizenden herkenbare stem van Kroeger waren onontkoombaar in een tijd dat radio nog dé manier was om muziek te luisteren, waardoor mogelijk velen er snel genoeg van hadden. En de tekst van de Posehn-spot in zeer vruchtbare aarde viel. Ook critici schreven de band in dezelfde periode af als ‘mainstream’, ‘Nirvana-light’ met ‘schoongepoetste muziek’. Vervolgens speelden opkomende sociale media een stevig deuntje mee.
De documentaire Hate to Love: Nickelback gaat ondanks de titel niet diepgaand in op de oorzaken van de online haat – grotendeels vertelt de docu de geschiedenis van de band en geeft een weinig kritisch inkijkje in hun leven en muziek; het is dus vooral voor fans een fijne film. Aan de andere kant: het blijft moeilijk om scherp te krijgen hoe dergelijke haat zo’n hoge vlucht kon nemen.
De memes, internet(on)geintjes die veel gedeeld worden, waren nog grappig bij het vriendelijk nostalgische popnummer ‘Photograph’ (2005). In de muziekvideo houdt de zanger een fotolijst omhoog met de tekst „Look at this photograph/ Every time I do it makes me laugh”. Er verschenen ontelbare parodieën op dit beeld, waar op de plek van de foto een andere foto of een grafiek werd geshopt: ‘Look at this graph.’ Ook het haar van Kroeger, toen helblond, lang en krullend, vormde aanleiding voor memes: zijn gezicht werd in borden noedels geshopt, zijn hoofd werd vergeleken met dat van honden met krullend haar aan de oren.
Verwijten dat Kroeger een aso zou zijn waren niet altijd onterecht – hij werd in 2006 in zijn Lamborghini aangehouden omdat hij te hard had gereden, en bleek toen bijna twee keer zo veel alcohol op te hebben als toegestaan; hij was ‘verdacht’ kort getrouwd met popster Avril Lavigne; hij pende seksistische teksten. Maar vergelijkbaar gedrag van andere sterren leidde tot veel minder heftige reacties. Kroegers al dan niet abjecte gedrag leek eerder een stok om de hond mee te slaan.
Daarnaast bleef rondzingen in de eindeloze echoput die internet is dat de band formulemuziek maakte, altijd hetzelfde deuntje speelde of juist geen eigen smoel had en met alle populaire genres van het moment meekraaide – oftewel: de muziekziel had verkocht voor het grote geld. Dat ze toestemming gaven om hun hit ‘Rockstar’ (2006) te gebruiken in een duffe meubelreclame hielp ook niet.
Haat op straat
Vileiner werd het toen de veel herhaalde haat in de echte wereld opvlamde. Drummer Daniel Adair vertelt in de documentaire dat vooral Chad Kroeger daar last van had: „Hij zei op zeker moment: jullie kunnen anoniem over straat, ik word overal herkend en krijg dan te horen dat ze me hartgrondig haten.”
bassist NickelbackMike Kroeger Hoe groter je wordt, hoe harder ze willen dat je valt
De bandleden doen voor de camera hun best om het weg te lachen. Bassist en halfbroer van Chad, Mike Kroeger, verklaart het zo: „Hoe groter je wordt, hoe harder ze willen dat je valt.” In meerdere interviews grijnzen de bandleden dat ze nog steeds moeten lachen om de graph-memes, en dat alle memes mogelijk hun faam hebben laten voortduren waar andere bands van rond 2000 in vergetelheid zijn geraakt.
Humor lijkt Nickelback op de been te hebben gehouden. ‘Rockstar’ is een satire op een gedroomd bestaan als popster en is zeer geestig voor wie de hints wil begrijpen. Toch werd het nummer door haters serieus opgevat. Maar hoe zijn teksten als „I want a bathroom I can play baseball in” of „We’ll all stay skinny ’cause we just won’t eat” letterlijk te nemen? De video is nog duidelijker ironisch, met glansrollen voor gearriveerde sterren als Nelly Furtado, Billy Gibbons van ZZ Top en ijshockeylegende Wayne Gretzky – die niet hoeven dromen over een carrière als rocksterretje. Ook de zelfspot is treffend: wanneer Kroeger „I’d even cut my hair and change my name” zingt, komt een man in beeld die krullende noedels eet. Misschien is het met eindeloos herhaalde haat zo simpel als popsuperster Taylor Swift – ook doelwit van internethaat – het in ‘Shake It Off’ verwoordt: „The haters gonna hate.”
Schrikbarend is wel dat zelfs de zoon van gitarist Ryan Peake op school werd getreiterd omdat zijn vader in Nickelback speelt. Maar in de documentaire volgt dan ook de omslag van haat naar liefde: een paar jaar later kwam de dochter van Peake thuis van haar examenfeest met het verhaal dat het best oké was, maar dat de hele avond Nickelback werd gespeeld.
Hartstochtelijk meegillen
Oorzaak zijn nieuwe socialemediafenomenen. Nickelbackfans gebruiken platforms als TikTok en Instagram om hun liefde te verklaren. Met name de jongere garde trekt zich niets aan van de ingeburgerde haat en gilt of playbackt voor de camera hartstochtelijk mee met de zeer zingbare liedjes. ‘Rockstar’ krijgt zelfs een sea-shantyversie van de Britse popgroep The Lottery Winners. Die wordt met medewerking van Nickelback als single uitgebracht, met bijbehorende zeemanslyriek („I’ll even grow my beard and change my name”).
Uit andere hoeken komt ook liefde: het satirische tv-programma Saturday Night Live maakt een hilarische sketch rond ‘How You Remind Me’ en de dwarse superheld Deadpool (gespeeld door de Canadese acteur Ryan Reynolds) weigert in een trailer voor Once Upon a Deadpoolnog langer de haat aan te horen.
Corey Taylor, frontman van de Amerikaanse metalband Slipknot en Nickelbackhater van het eerste uur – de twee bands zaten allebei bij platenlabel Roadrunner Records, Taylor vond dat er te veel geld naar Nickelback ging – maakt in 2019 bekend dat de Canadezen niet meer de meest gehate band ter wereld zijn. Die ‘eer’ moet volgens hem tegenwoordig gaan naar de Amerikaanse band Imagine Dragons.
Hate to Love: Nickelback eindigt met zo’n tien minuten concertregistratie. Bijna dertig jaar na hun oprichting en vijftig miljoen verkochte albums later maken de vier mannen nog met overduidelijk plezier muziek. Als Chad Kroeger „Are we having fun yet?” roept, is het antwoord voor de fans uiteraard retorisch.
Nickelback speelt op 26 mei in de Ziggo Dome in Amsterdam, met als voorprogramma The Lottery Winners. Info: ziggodome.nl
Kunstenaar en activist Kacey Wong (1970) wist dat zijn optredens in Hongkong steeds riskanter werden – de kostuums waarin hij tijdens straatprotesten zijn performances uitvoerde werden steeds simpeler, om snel aan de politie te kunnen ontkomen. Toch waren de jaren van protesten tegen de afbraak van de democratie in de stad voor Wong „de gelukkigste tijd”, vertelt hij in de Haagse galerie waar onder meer zijn werk te zien is.
„Het was een soort carnaval. Het overheidsbeleid was zo absurd dat het wel een Fellini-film leek. Als je je creaties in die werkelijkheid kunt duwen, kun je de mensen laten zien hóe absurd het is. Maar het werd steeds moeilijker.”
De protesten werden met steeds meer politiegeweld bestreden, maar Wong bleef lang optimistisch over de ruimte voor dissidente kunst, zelfs toen Beijing Hongkong in 2020 een restrictieve Nationale Veiligheidswet oplegde.
Voor een van zijn laatste acties doste hij zich uit als een rijke Chinese toerist, die winkeltassen bij zich droeg waarop vergrijpen uit de nieuwe wet stonden: „separatisme”, „ondermijning”, „samenzwering” en „terrorisme”. „Iedereen begon te rennen, er werd geschoten. Het was heel beangstigend.”
Diaspora
Wong is een van de Hongkongse kunstenaars wier werk vanaf zaterdag te zien is in de nieuwe Haagse galerie NGO DEI – een naam die in het Kantonees klinkt als ‘ons land’. De organisatie wil de Hongkongse diaspora een ontmoetingsplek geven, maar ook ruimte bieden aan andere groepen. Vorig jaar steunde ze Oekraïense vluchtelingen in Praag. Volgende week houdt NGO DEI een tweedaags symposium over kunst en activisme in Hongkong, waar Wong een van de sprekers is.
Een paar maanden na de actie met de tassen, verscheen online een video waarin Wong – lange jas, gleufhoed, koffer in de hand – afscheid neemt van Hongkong. Hij begeleidt zichzelf op accordeon, terwijl hij We’ll meet again zingt, van Vera Lynn. Op een papiertje dat hij ontvouwt is zijn bestemming te lezen: Formosa.
Wat maakte dat u ondanks uw aanvankelijke optimisme besloot te vertrekken?
„Ik probeer me altijd te richten op de positieve kant. Er was nog niemand opgepakt. Maar toen begonnen ze advocaten te arresteren, en gekozen volksvertegenwoordigers. Dat was voor mij een keerpunt. Dan is de rechtsstaat kapot. Het werd heel gevaarlijk om in Hongkong te blijven.”
Lees ook De uitstroom uit Hongkong is groot en gênant voor China. ‘Het Hongkong waar ik vandaan kom, bestaat niet meer’
Veel Hongkongers vluchtten naar het Verenigd Koninkrijk. Waarom koos u voor Taiwan?
„Ik heb het VK overwogen, en ook andere plekken in Europa. Maar het eten en het weer zijn er goed, het is makkelijker qua taal. En het belangrijkste is: de volgende oorlog zal in Taiwan zijn, en dan wil ik iets kunnen bijdragen: mijn verhaal vertellen.”
Ook in Taiwan ontkomt u niet aan Chinese dreiging.
„Ik kwam vóór het bezoek van [toenmalig voorzitter van het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden] Nancy Pelosi in Taiwan aan. Toen was het moreel er heel laag. Ik vroeg jonge rekruten in het leger wat ze zouden doen bij een Chinese invasie. ‘We doen twee dagen alsof we terugvechten, en dan geven we het op’, zeiden ze. Terwijl ik er was gekomen om mee te vechten.”
China reageerde fel op het bezoek van Pelosi in augustus 2022. Het vuurde onder meer raketten af in de wateren rond het eiland. „Daarna veranderde de toestand drastisch. Nu zijn er vrijwillige verdedigingskorpsen, zeker sinds wat er met Oekraïne gebeurde. Ik ben lid van een korps in Taichung, we trainen elke vrijdag. Ik kan tourniquets aanleggen, schotwonden behandelen. Eerst wilde ik een geweer, een ‘commie’ neerschieten. Maar EHBO is beter. Iemand doden is makkelijk, iemand redden is veel moeilijker.”
Beïnvloedt uw verblijf in Taiwan ook uw werk?
„Toen ik in Taiwan aankwam, dacht ik dat ik een ambassadeur voor Hongkong zou zijn. Maar gaandeweg veranderde mijn rol. In mijn kunst neem ik ook de lokale geschiedenis op: de koloniale tijd, het bewind van de Kuomintang die twintigduizend mensen vermoordde. Het overkoepelende thema is autoritarisme.”
Hoe bent u zelf activist geworden?
„De vonk was de arrestatie van Ai Weiwei in 2011. Ik bewonderde Ai vanwege zijn onderzoek naar de aardbeving in Sichuan. Hij legde bloot dat vijfduizend scholieren waren gestorven door de slechte kwaliteit van hun schoolgebouwen. Ze zouden hem een medaille moeten geven, maar in plaats daarvan probeerden ze hem de mond te snoeren. Zoals ze ook [prodemocratisch activist en uitgever van de inmiddels verboden Hongkongse krant Apple Daily] Jimmy Lai de mond snoerden.
„In die tijd was Hongkong nog tamelijk rustig, we dachten dat we China wel op afstand konden houden. Maar Ai is een kunstenaar, ik ben een kunstenaar. Ik zag dat ook een man van zijn statuur slachtoffer van de staat kon worden, en besefte ineens dat dit ook naar Hongkong zou komen.”
Wat is de relatie tussen kunst in activisme?
„Veel van mijn werk van voor 2011 gaat over de huisvestingscrisis waar Hongkong toen mee kampte. Eerst had ik niet door dat dat politiek was, maar achter ieder sociaal probleem zit beleid. Dus werd ik steeds politieker. Toen de situatie in Hongkong verslechterde, besloot ik te reageren. Dat is wat kunstenaars doen: reageren op de tijdgeest.”
„Maar je weet niet wat daar achter zit. In Hongkong zie je nu, vijf jaar na de protesten, veel kleurrijke, glossy schilderkunst. Maar dat is een directe reactie op deze duistere periode.”
Het thema van deze expositie is ‘het ideale thuis’. Wat betekent ‘thuis’ voor u als balling?
„Thuis is niet een plek. Mijn oude Hongkong bestaat niet meer. Als ik me veilig voel en mijn rol vind, ben ik thuis. En mijn rol is om het verhaal van Hongkong en Taiwan te blijven vertellen.”
Lees ook Ook kunst raakt vrijheid kwijt in Hongkong