Door onze redacteur
Op haar bureau is zojuist een petitie beland, over de oorlog in Gaza. „Ik heb deze net gezien”, zegt Marileen Dogterom, president van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen.
Tientallen medewerkers van enkele aan de KNAW verbonden instituten, zoals het Meertens Instituut, het Rathenau Instituut en het Internationale Instituut voor Sociale Geschiedenis roepen in die petitie de Akademie op zich uit te spreken tegen de „genocide” in Gaza.
De timing is raak. Net heeft de KNAW een eigen „manifest” gepubliceerd, met wensen voor de formatie van een nieuw kabinet. Met een aantal dringende verlangens. Genoeg geld voor onderzoek en innovatie (de 3 procent BNP waar het vorige kabinet zich aan verbond). Bescherming van een internationaal en open academisch systeem. Een veilig klimaat voor wetenschappers, die steeds vaker te maken krijgen met bedreigingen. Het ontsluiten van wetenschappelijke kennis in het belang van beleid en samenleving. Dit alles onder de kop Sterker voor de maatschappij van de toekomst. En: die maatschappij heeft zelf ook wensen.
Wat is in uw manifest de grootste zorg over een volgend kabinet?
„De wetenschap was ondergefinancierd, dat bleek ook uit internationale vergelijkingen. Het vorige kabinet heeft heel mooie stappen gezet om dat recht te trekken. We willen heel graag dat dat bestendigd blijft. Maar we moeten ook onze open, internationale reputatie blijven koesteren. Nederland heeft altijd een richtinggevende rol gespeeld in de wetenschappelijke wereld. Het is heel belangrijk dat we de deuren niet sluiten en ons terugtrekken.”
Bij die vermaatschappelijking hoort dat de Akademie zich uitspreekt over de Gaza-oorlog, vindt die petitie. Waarom doet de KNAW dat niet?
„Het is echt een heel moeilijke kwestie. Wij staan voor de wetenschap, voor de academische gemeenschap, onze instituten zoals het NIOD doen zélf onderzoek naar genocide. Maar we zijn geen politieke organisatie. We zijn er niet om te vertellen hoe het buitenlandbeleid eruit moet zien. We kunnen wel pleiten voor een open debat, zeker.”
Medewerkers van uw eigen instituten dringen aan op stelling nemen.
„Dat begrijp ik. Ons bereiken overigens ook oproepen uit de Israëlische wetenschappelijke gemeenschap om steun uit te spreken, na 7 oktober. Onze evenknie in Duitsland, de Leopoldina Akademie, heeft dat gedaan, wij niet. We kunnen onze gemeenschap wél oproepen om hier op een academisch waardige manier mee om te gaan. Daar zouden we bij kunnen helpen. We beraden ons nog, het debat loopt hier ook intern. Wat we gaan doen – en óf we iets gaan doen – staat nog niet vast.”
Studenten aan de UvA zeggen: we krijgen college over dekolonisatie, maak er dan ook ernst mee.
„Ik begrijp die oproep, maar ik begrijp ook wat de Joodse gemeenschap zegt. Het is niet onze rol om hier een kant te kiezen. Het is echt heel lastig.”
Over Oekraïne heeft de KNAW zich wel uitgesproken, en de Russische inval expliciet veroordeeld.
„Dat was op voorstel van de minister, die ons adviseerde samenwerking met Russische instituten te bevriezen. Die oproep hebben we toen gevolgd, waarbij contacten met individuele wetenschappers mogelijk blijven. Er was bij onze zusterorganisaties ook brede Europese consensus over die stellingname, in andere delen van de wereld weer niet. Je kunt het allemaal zo zuiver mogelijk proberen te beredeneren, maar waar je zit in de wereld, wie je buren zijn, dat heeft toch invloed.”
U noemt in uw manifest een andere lastige kwestie, de screening van onderzoekers van buiten de EU die de minister wil, maar waar u tegen bent. Die screening zal heel beperkt zijn, verzekert hij.
„Als het een heel kort lijstje van vakgebieden wordt, zouden we het er snel over eens kunnen worden. Overigens zouden wij er dan voor pleiten iedereen in die vakgebieden te screenen, niet alleen onderzoekers van buiten de EU. Dat is uitvoerbaar en goed uit te leggen. Maar de concept-lijsten die wij tot nu toe van het ministerie onder ogen hebben gekregen, zijn helemaal niet heel kort. Dus daar ben ik nog niet gerust op. We zijn er nog niet.”
De KNAW bepleit ook een duurzaamheidsagenda. Hebben wetenschappers daar een extra verantwoordelijkheid in? Minder vliegen naar congressen?
„Ja, ik voel daar zelf wel een extra verantwoordelijkheid voor. Tenslotte is het de wetenschap die IPCC-rapporten produceert. Wij signaleren een probleem. Daar hoort dan ook bij dat je als wetenschap zelf het goede voorbeeld geeft. Bij onze onderzoeksorganisaties houden we heel precies bij hoeveel er wordt gereisd, we monitoren energieverbruik. Dat staat allemaal op de agenda.”
Moet reizen worden genormeerd, één congres per jaar?
„Ik ben niet zo van het normeren, want hoe bepaal je dat dan? Er is maatwerk nodig per vakgebied. Het gaat er nu vooral om gedrag beter zichtbaar te maken, je ervan bewust te worden en te wijzen op onze verantwoordelijkheid. Zelf vlieg ik nog steeds, maar ik weeg vaker af hoe nodig dat is. Binnen Europa ga ik alleen nog met de trein, verder doe ik zoveel mogelijk online. Promoties met buitenlandse experts kunnen ook vaak online.”
Dierproeven zijn u ook een zorg, Onderzoekers klagen over bureaucratisering door de strenge regels van de wet Dierproeven. Die werkt ontmoedigend, zeggen zij.
„Je moet de balans blijven zoeken. Mede dankzij dierproeven hebben we veel medische vooruitgang geboekt. Maar dat er heel strakke regulering bij hoort vind ik terecht, daar vraagt de maatschappij ook om. Op termijn kunnen dierproeven veel meer vervangen worden door computersimulaties en organoïden, maar zo ver zijn we nog lang niet.’’
De beoogde regeringspartij PVV hekelt intussen ‘linkse’ wetenschap en wetenschappers.
„Ik kan me niet voorstellen dat het op deze manier wegzetten van wetenschap regeringsbeleid wordt. We leven in een coalitieland, gelukkig.”
Leeslijst