Wat vindt NRC | Ook met de PVV als grootste fractie moet de nieuwe Tweede Kamer werken aan herstel van vertrouwen

Twee jaar en negen maanden zaten ze er maar, de lichting-2021 van de Tweede Kamer, die deze week door de lichting-2023 (67 nieuwe gezichten, dertien ‘herintreders’) werd vervangen. Meer dan de helft van de zittende Kamerleden, tachtig in totaal, keerde niet terug. Onder hen zaten vele gezichtsbepalende politici, zoals Kees van der Staaij (SGP, Kamerlid sinds 1998) of Sylvana Simons (Bij1). Verloop onder Kamerleden is gezond en van alle tijden. Maar deze leegloop is tekenend voor de vluchtigheid van het politieke bestaan. Deels komt het door de kiezerswil, die bepaalde dat de verschuiving van zetels de hoogste was sinds 2002, het Fortuyn-jaar. Het komt ook omdat partijen oudgedienden lang niet altijd belonen met hoge plekken op de kandidatenlijst, en omdat het ambt van volksvertegenwoordiger voor velen steeds minder interessant wordt.

In de korte periode dat de lichting-2021 in de Kamer zat, nam het aantal ernstige bedreigingen tegen politici toe en raakten de politieke verhoudingen verder verziekt. Minstens zo ernstig was het dat de taak die de Kamer heeft in een democratie, het controleren van de regering en het maken van nieuwe wetten, moeizaam verliep. Crisis na crisis bleek dat weer, of het ging over stikstof of klimaat, over woonbeleid of migratie. De Kamer bleek, net als het kabinet, niet bij machte die problemen eensgezind aan te pakken. Debatten liepen uit op jij-bakken, zelden kon de Kamer een vuist maken. En te vaak bleek de Kamer het al niet eens over de vraag wat het probleem nu eigenlijk wás.

Op de schouders van de nieuwe Tweede Kamer rust de zware taak om het controlerende en wetgevende werk beter te doen. Een les kan getrokken worden uit die keren dat het wél goed ging, bijvoorbeeld tijdens de twee parlementaire enquêtes naar het fraudebeleid en de dienstverlening (naar aanleiding van de Toeslagenaffaire), en de aardgaswinning in Groningen. Tijdens die enquêtes liet de Kamer zien ondanks grote verdeeldheid toch aan waarheidsvinding en politieke rekenschap te kunnen doen. Een voorbeeld hoe het niet moet, is het gedraal rondom de parlementaire enquête naar het coronabeleid, die is verzand in partijpolitieke spelletjes. Het is te hopen dat de nieuwe Tweede Kamer alsnog dit onderzoek verricht, het is hard nodig.

De nieuwe Tweede Kamer is niet alleen een stuk onervarener, maar ook politiek uit totaal ander hout gesneden. De PVV is veruit de grootste partij, en zal, of het nu een regerings- of oppositiepartij wordt, de toon zetten. Dat is zorgelijk, gelet op het programma van de partij. Alle woorden over een ‘mildere Wilders’ tellen minder dan de daden van de PVV-leider, en in het programma is geen mildere houding te ontdekken. De stevige basis van de PVV in het parlement is een nieuw teken dat radicaal-rechts een serieus te nemen, volwaardige politieke stroming in Nederland is geworden. Voorkomen moet worden dat de partij vanuit de Kamer gaat morrelen aan de rechtsstaat, en dat is een taak voor de andere fracties. De PVV verdient weerwoord, bijvoorbeeld als het gaat om de vrijheid van godsdienst.

Alle vijftien fracties, ook de PVV, wacht de taak te doen wat de vorige Kamer te vaak naliet: de uitdagingen van deze tijd verdienen een serieus debat. Een nieuw kabinet heeft serieuze controle nodig. Grote problemen als het woningtekort en de stikstofcrisis moeten onder ogen gezien worden. De tactiek van uitstel werkt niet meer. Alleen zo kan de Kamer werken aan gezag en vertrouwen, hoe moeilijk dat ook is met de PVV als grootste machtsfactor.



Leeslijst