EU-Rekenkamer: zorgen over gebrekkige concurrentie bij aanbestedingen

In plaats van meer is er in de EU juist steeds minder concurrentie bij openbare aanbestedingen. In een kritisch rapport oordeelt de Europese Rekenkamer deze maandag scherp over Europese pogingen overheidsopdrachten aantrekkelijker te maken: die falen. Jaarlijks besteden EU-landen circa 2.000 miljard euro aan overheidsopdrachten, bijvoorbeeld voor de aanleg van infrastructuur of de inkoop van goederen, maar steeds minder bedrijven voelen ervoor daarnaar mee te dingen.

Rekenkamer-onderzoeker Helga Berger spreekt van een „verloren decennium” waarin de EU er niet in is geslaagd de concurrentie voor overheidsopdrachten te verbeteren. In 2014 zette de EU een hervorming in die openbare aanbestedingsprocedures aantrekkelijker moesten maken. Bij die hervorming werden EU-lidstaten onder meer opgedragen de procedures te vereenvoudigen en toegankelijker te maken voor het midden- en kleinbedrijf. Maar iets minder dan tien jaar later blijkt die geen effect te hebben. De duur van aanbestedingsprocedures nam in eerste instantie juist met 50 procent toe en de administratieve last wordt nog altijd als zwaar ervaren.

Eén inschrijver

Steeds vaker dingt naar overheidsopdrachten nog slechts één bedrijf mee. Sinds 2011 is het aantal overheidsopdrachten met maar één inschrijver verdubbeld en in 2021 ging het om 42 procent van alle procedures. In Nederland ging het in dat jaar om 22,2 procent, een forse stijging ten opzichte van de 7,9 procent in 2011.

Ook merkt de Rekenkamer op dat het aantal onderhandse gunningen hoog blijft. Dat zijn overheidsopdrachten waarbij geen aanbestedingsprocedure wordt uitgeschreven en die direct aan een specifiek bedrijf worden gegund. Zo’n gunning is in de EU slechts onder strikte voorwaarden toegestaan, maar komt niettemin in 16 procent van de gevallen voor. De Rekenkamer beschouwt een percentage van meer dan 10 procent als zorgelijk. Ook Nederland zit daar met 16,2 procent in 2021 boven.

Gebrekkige concurrentie bij overheidsopdrachten is een risico, omdat er grote sommen geld mee gemoeid zijn. Jaarlijks gaat het om 2.000 miljard euro, wat neerkomt op circa 14 procent van het bbp van de EU. Aanbestedingsprocedures hebben als doel de beste prijs-kwaliteitverhouding te bereiken, maar als steeds minder bedrijven meedingen groeit de kans dat de overheid te veel betaalt voor de aankoop van een bepaald product of dienst. Of dat zo is, blijft echter onduidelijk. De Rekenkamer merkt op dat geen enkele instelling in de EU de prijzen van overheidsopdrachten in de verschillende EU-landen structureel monitort.

Buiten landsgrenzen

Onderzoeker Berger laakt het „gebrek aan bewustzijn” over de afnemende concurrentie, zowel in Brussel als in de verschillende EU-lidstaten. Zorgen zijn er ook over het lage aantal grensoverschrijdende overheidsopdrachten. Door toenemende economische integratie zou de gunning van overheidsopdrachten steeds ‘Europeser’ moeten worden, waardoor de concurrentie toeneemt en prijzen kunnen dalen. Maar het percentage opdrachten dat aan een bedrijf buiten de eigen landsgrenzen wordt gegund blijft Europees steken op 5 procent, waar dat voor de inwerkingtreding van de interne markt in 1992 2 procent was – geen grote verhoging.

In haar aanbevelingen hamert de Rekenkamer daarom op een nieuw actieplan, waarin de Europese Commissie beter in kaart brengt wat de belangrijkste obstakels voor concurrentie zijn. Ook zou de Commissie moeten bekijken op welke manier ze kan ingrijpen als concurrentie achterblijft. Ook lidstaten zouden zich wat de Rekenkamer betreft beter moeten realiseren dat de gebrekkige concurrentie een probleem is, omdat geld van de belastingbetaler op het spel staat.



Leeslijst