Oom Alfred was een van Hitlers trouwste generaals

Als historicus Bas von Benda-Beckmann deze twee woorden op pagina 608 van zijn nieuwe boek voor het eerst (en voor het laatst) gebruikt blijf ik er even aan haken. Niet omdat onduidelijk is over wie hij het heeft – het gaat om één van zijn hoofdpersonen – maar omdat dat ‘oom’ in combinatie met alleen een voornaam nabijheid en intimiteit suggereert. Dat schuurt, want oom Alfred is niet alleen de overleden echtgenoot van zijn tante Luise, het is óók een van de trouwste generaals van Adolf Hitler, Alfred Jodl. Een oorlogsmisdadiger. Jodl was één van de kopstukken van het nazi-regime die door het Neurenbergtribunaal ter dood werden veroordeeld, hij stierf in 1946 aan de strop.

Als kind was Bas von Benda-Beckmann (1976), zoon van een Nederlandse moeder en een Duitse vader, erg gesteld op zijn tante Luise, een zus van zijn opa van vaderskant. In december stuurde ze cadeautjes aan hem en zijn broertje. Eerst met kerst, later met Sinterklaas, nadat hun moeder haar had verteld over de Nederlandse sinterklaastraditie. Ze schreef er grappige rijmpjes bij en soms stuurde ze ook een tekening. ‘We zagen haar als een lieve, prettig gestoorde oudtante, die altijd met wat extra aandacht naar ons leek om te kijken’, schrijft hij in Het kleedje voor Hitler. Daarin vertelt hij het bijzondere verhaal van zijn Duitse familie en hoe die in de ban raakte van het nationaal-socialisme. Hoofdpersonen zijn vooral twee zussen van zijn grootvader: Luise, die dus verliefd werd op generaal Jodl en hem tot aan haar dood in 1998 bleef verdedigen, en Tini, die aanvankelijk lid werd van de NSDAP maar van gedachten veranderde toen ze verliefd werd op een Joodse arts. Als alleen zij twee zulke interessante levens hadden gehad dan was het misschien niet zo’n dik boek geworden. Maar de hele familie van de auteur blijkt een historische goudmijn. Geen wonder dat hij er een boek over wilde schrijven.

Systeem van identificatie

Het kleedje voor Hitler is een geslaagd voorbeeld van een familiegeschiedenis, een genre dat populair is bij uitgevers en lezers. Wat is het dat dit genre zo populair maakt en waarom is het boek van Bas von Benda-Beckmann er zo’n geslaagd voorbeeld van?

Het knappe aan het boek is dat de schrijver niet alleen het verhaal van zijn bijzondere familie vertelt, maar ook steeds vragen stelt die dat verhaal overstijgen. Zoals: wat is dat eigenlijk, een familie? ‘Familie is bovenal een systeem van identificatie’, antwoordt hij. Maar wie je tot je familie rekent is niet voor iedereen hetzelfde. Zelf komt Von Benda-Beckmann uit een adellijke familie. ‘Bij de adel is de kring van mensen die tot je familie worden gerekend doorgaans groter dan bij families uit de burgerlijke milieus, en die identificatie strekt zich ook sterker uit tot voorgaande generaties’, schrijft hij. ‘Adellijke families kunnen hun stamboom vaak tot meerdere eeuwen terug documenteren, met vrij precieze informatie over lang overleden voorouders.’

In een adellijke familie zoals die van de auteur is het ook de gewoonste zaak van de wereld dat de leden ervan hun herinneringen op schrift stellen en dat briefwisselingen worden bewaard. Tini en Luise groeiden op in een gezin van zeven kinderen, van wie er vijf dagboeken of memoires achterlieten. Ook in eerdere generaties waren er vlijtige schrijvers.

De familiegeschiedenis is een genre dat een auteur – meer nog dan een biografie – in staat stelt een lange periode te beschrijven. Von Benda-Beckmann benut dat voordeel ten volle. Zijn verhaal begint diep in de negentiende eeuw bij zijn betovergrootvader Robert von Benda, een Pruisische regeringsambtenaar en volksvertegenwoordiger. Via hem zitten we meteen in het hart van de Duitse geschiedenis: Robert von Benda was namelijk close met keizer Wilhelm II. Vanaf 1887, het jaar van zijn troonsbestijging, was Wilhelm regelmatig te gast op het landgoed van de familie. Als fervent jager deed hij daar graag mee aan de hazen- of fazantenjacht. In zijn memoires schrijft de keizer maar liefst drie pagina’s over Robert von Benda.


Lees ook
Duitse adel onder Hitler.

Wilhelm von Preussen in 1921 Foto J. Merkelbach/Collectie Atelier J. Merkelbach

Tien kinderen krijgt Robert von Benda, en één ervan, die ook Robert heet, is de overgrootvader van de auteur. Robert jr. wil net als zijn vader regeringsambtenaar worden. Maar hij is niet zo’n goede student en zakt herhaalde malen voor het examen. Robert jr. besluit daarop van zijn erfenis een landgoed te kopen en landeigenaar te worden. Via hem kan Bas von Benda-Beckmann een goed beeld schetsen van de Duitse landadel in de eerste decennia van de twintigste eeuw. Het levert fraaie passages op, bijvoorbeeld over de vrijkorpsen die in de onrustige beginjaren van de Weimarrepubliek wapens begraven op het landgoed van de familie, voor het geval er revolutie uitbreekt – de familie moet daar, conservatief als ze is, niets van hebben. Ook lezen we dat een buurjongetje, Wernher von Braun, regelmatig op het landgoed komt spelen. Later zal hij een beroemde raketgeleerde worden.

In de memoires van de familie klinkt door dat Robert en zijn vrouw goed zijn voor hun personeel. Als iemand naar de dokter moet betalen ze de rekening, en met kerst zorgen ze voor cadeautjes en lekkernijen. Maar ondertussen hebben de sociale verhoudingen op het landgoed ‘middeleeuwse trekjes’. ‘De meeste landarbeiders hebben een contract waarin niet alleen over hun eigen salaris en huisvesting afspraken werden gemaakt, maar ook over de arbeidsdiensten van hun vrouwen en kinderen’.

Het zwaartepunt van Het kleedje voor Hitler ligt bij de Tweede Wereldoorlog, maar de lange aanloop die Von Benda-Beckmann neemt is functioneel. Door zo ver terug te gaan in de tijd laat hij zien hoe de familie langzaam opschuift van liberaal-conservatief naar conservatief-nationalistisch naar nationaal-socialistisch. Wat daarbij een rol speelt is dat de familie langzaam maar zeker financieel aan de grond raakt. Na een reeks wisselende oogstseizoenen maakt een hevige wolkbreuk in 1927 een einde aan alle illusies van Robert jr. Hij moet het landgoed verkopen.

De ideale familiegeschiedenis is meer dan een particulier verhaal. Spannend wordt het pas echt wanneer de kleine geschiedenis van individuen kan worden verbonden met de grote geschiedenis van een land of, zoals in dit geval, een heel continent. Bas von Benda-Beckmann is ook wat dat betreft een gezegende auteur: de Von Benda’s waaieren in de jaren dertig en veertig uit over het hele continent. Dat stelt hem in staat binnen te dringen in de krochten van het Derde Rijk.

Landmachtchef

Om te beginnen is daar landmachtchef Werner von Fritsch (‘Onkel Goy’), broer van een overgrootmoeder, die in 1938 aan de kant wordt gezet. Via hem kan Von Benda vertellen hoe de nazi’s hun grip op de krijgsmacht verstevigen. En dan zijn daar de zeven kinderen van Robert jr., onder wie Franz, de grootvader van de schrijver.

Opa Franz is piloot bij de Luftwaffe. In december 1942 keert hij niet terug na een missie boven de Libische Zee. Een van zijn broers, Rob, bestuurt in de Sovjet-Unie en Frankrijk landbouwbedrijven die de Wehrmacht van voedsel moeten voorzien. Eberhard, de man van zus Dorelise, is het hoofd van het arbeidsbureau in Lublin, in Polen. Dat roept de vraag op wat de familie heeft geweten van de moord op de Joden, waar deze oom met zijn neus bovenop moet hebben gezeten.

Huwelijksfoto van Luise en Alfred, 7 maart 1945.
Foto uit besproken boek

En via tante Luise zitten we als lezer natuurlijk helemaal op de eerste rang. Bijvoorbeeld wanneer Claus von Stauffenberg in 1944 een mislukte aanslag pleegt op Hitler. Alfred Jodl is erbij als de bom ontploft en vertelt aan tante Luise dat mensen ‘eruit zagen als figuren uit de onderwereld’: ‘Het was een verschrikkelijk gezicht. In een van de hoeken tilden twee officieren een levenloos lichaam op. Ik stond op, zocht mijn pet in de voorkamer, en wankelde naar buiten. Mijn eerste blik viel op de Führer, die zorgzaam werd gesteund door [opperbevelhebber] Keitel en naar zijn bunker werd gebracht.’ Luise had Jodl leren kennen door haar werk als secretaresse voor de generale staf. Ze kende drie van de aanslagplegers persoonlijk.

Het verhaal van Luise contrasteert met dat van haar zus Tini op een wijze waarop menig romanschrijver jaloers zou zijn. Anders dan Luise valt Tini van haar nationaal-socialistische geloof dankzij haar liefde voor de Joodse arts Much. Much is een zogeheten Mischling, of half-Jood, waardoor hij aanvankelijk aan vervolging weet te ontsnappen. Hij probeert de oorlog onopvallend door te komen door de dienen aan het Oostfront, waar hij in brieven verslag doet van de gruwelijke dingen die hij ziet.

Lang voordat de Tweede Wereldoorlog losbarst klinken er al antisemitische denkbeelden door in geschriften van de Von Benda’s. Ze leven in ‘een wereld waarin het buitensluiten en discrimineren van Joden allang geaccepteerd was voordat het onder Hitler officieel regeringsbeleid werd.’

Joodse voorouder

Dat maakt de familie-anekdote waarnaar de titel van het boek – Het kleedje voor Hitler – verwijst extra pijnlijk: eind jaren dertig komt de familie in problemen omdat er bij stamboekonderzoek een Joodse voorouder wordt ontdekt. Tante Luise, zo gaat het verhaal in de familie, zou een brief aan Hitler hebben gestuurd om de zaak recht te zetten. ‘De Führer had zijn genade geschonken en de familie raszuiver verklaard, waarna de familie Hitler als dank een kostbaar met jachttaferelen versierd tafelkleedje zou hebben geschonken.’

Zo’n familiegeschiedenis roept natuurlijk eindeloos veel vragen op, vragen over verantwoordelijkheid en moraliteit. Wat deze familiegeschiedenis ook zo geslaagd maakt is dat Bas von Benda-Beckmann voortdurend als verteller aanwezig is om die vragen te stellen en te beantwoorden. Soms ook geeft hij zijn mening. Dan schrijft hij bijvoorbeeld: ‘Het irriteert, de manier waarop Luise en ook mijn grootvader Franz de verovering van Frankrijk en België beschrijven. (…) Zo jubelen ze beiden over de heerlijke villa’s waarin ze in het veroverde Frankrijk hun intrek mogen nemen, en ook het verse fruit, de meubels en de mooie kleren worden in geuren en kleuren beschreven.’ Vervolgens vraagt hij zich af of die mooie spullen misschien uit Joods bezit kwamen.

Net als Hester den Boer eerder dit jaar deed met Kamp Erika, over het kampverleden van haar grootvader, laat Von Benda-Beckmann zien dat de geschiedschrijving over de Tweede Wereldoorlog alles behalve voltooid is. Dat de derde generatie, lang na de oorlog geboren, daar ook nog wat over te zeggen heeft.

Goedpraten doet de auteur nadrukkelijk niet. Wel laat hij zien hoe mensen aan de verkeerde kant van de geschiedenis terecht konden komen, en dat blijkt beangstigend eenvoudig. Want ondanks hun bijzondere levensloop zijn zijn hoofdpersonen ook gewone mensen, met gewone verlangens. Dat blijkt onder meer uit de liefdesbrieven waaruit hij citeert. Doorgaans is het het voorrecht van de romanschrijver volledig inzage te geven in de gedachten van zijn hoofdpersonen. Maar de Von Benda’s waren zulke vlijtige schrijvers dat kleinzoon/neef Bas hun verhaal kan vertellen met zoveel details dat je bij het lezen regelmatig hardop wil zeggen: hoe is het mogelijk?

Bijvoorbeeld wanneer bij het huwelijk van Luise en Alfred Jodl in maart 1945, op een moment dat voedsel een zeer schaars goed is geworden, een grote salade met zilver glimmende haringen in de vorm van een hakenkruis op tafel wordt gezet.

Ze trouwen nadat Jodls eerste vrouw is overleden en nadat ze er jarenlang een driehoeksrelatie op na hebben gehouden. De brieven van Jodl en Luise waar de auteur uit put zijn fascinerend. Zo komen we te weten dat de generaal die tussen 1939 en 1945 ruim vijfduizend keer vergaderde met Hitler, en diens krankzinnige ideeën omzette in concrete aanvalsplanen, net als Luise fan was van Winnie de Pooh. Hun brieven maken het lezen van dit boek ook tot een guilty pleasure. Maar als je het dichtslaat heb je bijna ongemerkt een stevige geschiedenisles van meer dan 600 pagina’s achter de kiezen.