Jongere wil snel en laagdrempelige hulp – en die hoeft niet meteen van een professional te komen

Thom was 16 toen hij voor het eerst een therapeut zag. Zijn schoolresultaten waren slecht, een vol klaslokaal maakte hem bang. Dat zijn thuissituatie op dat moment onveilig was had niemand door, hijzelf eigenlijk ook niet. Het gesprek met de therapeut leidde nergens toe. Een jaar later volgde een spoedintake bij een ggz-instelling. „Ik liep naar buiten met vijf diagnoses.” En toen: „Zorgpaden, behandelplannen en protocollen.” Tegen de tijd dat hij 19 was, zegt Thom (om privacyredenen wil hij in de krant zonder achternaam), hadden ze zoiets van: ga maar naar de volwassenenzorg, want we kunnen niks meer met je.

Nu is hij 23 en denkt hij: dit had allemaal veel beter gekund. „Ik ben me daar best wel boos over gaan maken.” Een tijdje geleden zag hij een oproep voor Hoofdzaken, een jongerenpanel over ggz, en besloot te reageren. Dat bleek een goede zet, eindelijk kon hij echt iets doen. „We delen onze ervaringen, denken mee met beleidsmakers en en mogen input geven voor wetenschappelijk onderzoek.”

Het is code rood in de jeugdzorg – dat is voor iedereen die ermee te maken heeft wel duidelijk. Na bijna twee jaar onderhandelen sloten kabinet, gemeenten, aanbieders en cliëntenorganisaties dit voorjaar een akkoord om de jeugdzorg beter, toegankelijker en betaalbaarder te maken. De zogeheten Hervormingsagenda Jeugd moet afrekenen met lange wachtlijsten, totaal uit de hand gelopen kosten en ondermaatse zorg. Een „gamechanger”, noemde demissionair staatssecretaris Maarten van Ooijen (CU) het uitgebreide verbeterplan.


Lees ook
Hervormingen in de jeugdzorg: ambities volop, maar wie gelooft er in?

<strong>Staatssecretaris Maarten van Ooijen </strong>(Zorg, ChristenUnie) dinsdag tijdens het Kamerdebat. ” class=”dmt-article-suggestion__image” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2023/11/jongere-wil-snel-en-laagdrempelige-hulp-en-die-hoeft-niet-meteen-van-een-professional-te-komen.jpg”><br />
</a> </p>
<h2 class=Nationale Jeugdraad

Maar wat vinden jongeren zelf eigenlijk?

De Nationale Jeugdraad (NJR) toetste de Hervormingsagenda bij een groep tieners en twintigers. 574 jongeren vulden een vragenlijst in, 73 namen deel aan een dialoogsessie. Het resultaat daarvan is een rapport vol adviezen, dat deze woensdag is verschenen. Zie het, schrijft de NJR, als „zwaarwegende signalen” aan alle partijen die de komende jaren met het hervormen van de jeugdzorg aan de slag gaan.

Nina Staats (20) is in ieder geval blij dát jongeren gevraagd is om hun mening. Ze werkt bij een jongerenstichting en werd door de NJR gevraagd om in haar woonplaats Hoorn een dialoogsessie te begeleiden. „Het was een wereldcafé, een gespreksvorm waarin je kennis deelt. Er zaten jongeren aan tafel die al jaren in de jeugdzorg zitten en van alles hadden meegemaakt, maar ook jongeren met mentale problemen die juist nog geen hulp hadden.” Het viel haar op hoeveel er los kwam – ze noteerde het ene na het andere steekwoord op haar flipover.

Over bepaalde zaken zijn de geraadpleegde jongeren het vrijwel allemaal eens. Bijvoorbeeld: het moet makkelijker worden om zonder al te veel gedoe hulp te krijgen. Ze verlangen naar een soort steunpunt – een laagdrempelige plek waar ze terecht kunnen met vragen. Een luisterend oor hoeft niet altijd van een professional te zijn, benadrukken ze. Het liefst kloppen ze eerst aan bij ouders, vrienden of docenten.

Snelle hulp, zonder argwaan

Als er professionele hulp nodig is, willen ze snel en zonder argwaan geholpen worden. Dat lijkt in de nieuwe plannen niet vanzelfsprekend. Jongeren zijn kritisch over de criteria die straks gelden: jeugdhulp wordt alleen nog ingezet wanneer problemen niet op eigen kracht of met gebruikelijke zorg kunnen worden opgelost. Wie dat beslist: de gemeente of de zorgaanbieder. Dat voelt, zeggen jongeren, alsof zij niet serieus worden genomen. Alsof het belang van geld zwaarder weegt dan hun gezondheid.

Thom (23) kreeg aanvankelijk geen hulp toen hij een onveilige thuissituatie had en ziet dat jongeren zich „soms veiliger voelen op sociale media dan bij hun hulpverleners.”
Foto Mona van den Berg

„Het lijkt alsof er gestuurd wordt op: hoe zorgen we dat mínder mensen om hulp gaan vragen” zegt Thom, die ook een vragenlijst invulde en een dialoogsessie bijwoonde. „Dat is toch precies niet wat je wil?” Opmerkingen over geld waren er ook tijdens zijn behandelingen. „Dan zeiden ze bijvoorbeeld: als jij niet komt opdagen, krijgen wij niet betaald.” Hij hoopt op méér inspraak van jongeren in hoe ze geholpen worden. „Eerst het kind, dan het geld.”


Lees ook
‘We proberen steeds te repareren wat na de vorige hervorming is misgegaan’

<strong>Sharon Stellaard</strong>: „In elk zaaltje zegt altijd wel iemand: wat jij hier vertelt, heb ik altijd al in mijn onderbuik gevoeld.”” class=”dmt-article-suggestion__image” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2023/11/jongere-wil-snel-en-laagdrempelige-hulp-en-die-hoeft-niet-meteen-van-een-professional-te-komen-1.jpg”><br />
</a> </p>
<h2 class=Kosten tot 5,6 miljard gestegen

Sinds de jeugdzorg in 2015 werd gedecentraliseerd naar gemeenten zijn de jaarlijkse kosten tot 5,6 miljard euro gestegen – een toename van meer dan 50 procent. Er wordt vooral veel lichte hulp gegeven, voor examenstress of dyslexie bijvoorbeeld, ten koste van zwaardere en complexere zorg waar nu vaak lange wachtlijsten voor zijn.

„Waar ik me in kan vinden”, zegt Nina Staats, „is het aanbieden van alternatieven. Soms is dat een goede overbrugging. En maak het ook kenbaar, want waar je allemaal terecht kunt is lang niet altijd bekend. Een tijdje geleden zat ik bijvoorbeeld mentaal niet lekker in mijn vel. Later kwam ik erachter dat er op de universiteit waar ik studeer gewoon psychologen zijn. Ik had geen idee.”

Thom denkt dat bepaalde kennis nog ontbreekt. „Neem sociale media: er zijn hoekjes van het internet waar het heel normaal is om depressief te zijn. Jongeren vinden het daar soms veiliger dan bij hun eigen hulpverleners. Ik kon niet altijd praten tijdens mijn therapiesessies, wel schrijven. Op Instagram plaatste ik gedichtjes over hoe ik me voelde, soms nam ik zo’n gedicht mee en konden we het erover hebben.” Heb oog voor wie er tegenover je zit, daar komt het eigenlijk vooral op neer. „Ik denk dat ik er veel aan had gehad als er iets minder was gekeken naar protocollen. En iets meer naar mij.”