Zullen we afkicken en even helemaal niets snel oplossen?

In de jaren negentig wilde Bordeaux de stad verfraaien. Het jonge Franse architectenduo Lacaton & Vassal kreeg de opdracht een pleintje op de schop te nemen, de Place Léon Aucoc: een driehoekje omzoomd door lindebomen, met bankjes en een pétanque-baan en rondom sociale woningbouw. Eerst maar eens goed naar het pleintje kijken, dachten de architecten. Ze hingen op de bankjes, ze observeerden het dagritme, spraken met de buurtbewoners. Die leken zich er thuis te voelen, ‘in een sfeer van harmonie en rust die in de loop van vele jaren was gevormd’, schreven de architecten later. De verfraaiing was overbodig, concludeerden ze: ‘La place est déjà belle.’

Dus stelden ze de gemeente voor om het pleintje met rust te laten en het projectbudget te steken in beter onderhoud: nieuw grind, vaker schoonmaken en de bomen beter verzorgen. De ambtenaren waren stomverbaasd, las ik in een artikel op Artforum, maar gingen uiteindelijk toch overstag.

Het pleintje waar ze niets aan deden geldt nu als één van hun beroemdste werken. „Als je de tijd neemt om te observeren, heel precies te kijken, dan is het antwoord soms: doe niets”, zei Jean-Philippe Vassal in een interview met de Britse krant The Guardian.

De architecten verdienen een standbeeld. En Place Léon Aucoc zou een bedevaartsoord moeten zijn voor wie gelooft in ‘niets doen’ – ware het niet dat we de bewoners hun rust moeten gunnen. Maar misschien zijn de ambtenaren de echte held van het verhaal. Projecten die eenmaal zijn begonnen, denderen doorgaans door; geldpotjes verschuiven zelden als ze eenmaal gealloceerd zijn. Maar deze stadsdienaren weerstonden de druk om een probleem te fixen dat niet bestond.

Stoppen met nadenken

De druk om oplossingen te vinden voordat we het probleem snappen is één van de ernstigste problemen van deze tijd. Conclusies trekken is stoppen met nadenken, zei mijn oude hoogleraar Grieks. Datzelfde geldt voor wie in oplossingen denkt: die stopt vaak met kijken, twijfelen en begrijpen.

Je ziet het in de politiek, denk aan de doenerige drang om te bouwen, bouwen, bouwen. Of denk aan de constante van de onderwijshervormingen. Je ziet het in de geneeskunde, waar de pil die alles fikst en het apparaat dat alles kan in veel hoger aanzien staan dan, zeg, het luisterend oor of het advies om eens wat minder friet te eten.

Ben je bang voor migranten? Hier, een muur. Lig je wakker van de steeds hetere aarde? Hier is je papieren rietje

Je ziet het in onze natuur, waar bulldozers door landschappen denderen om te rewilden wat al wild was. Je ziet het in de zogeheten oplossingsgerichte journalistiek, die van de verslaggever vraagt niet alleen misstanden te vinden, maar ook meteen met de oplossing te komen – als een soort belasting op onthullingen, alsof de lezer het niet aankan als er niet meteen ‘dan nu het goede nieuws’ volgt.

In de psychologiebladen krijgen mannen altijd de schuld, zelfs in mannenbladen. Vrouwen willen hun hart luchten, heet het, maar mannen slaan hen dan meteen met een oplossing om de oren. De oplossing: luisteren.

Maar het probleem zit veel dieper dan dat: de hele wereld zit in de ‘oplosmodus’.

De wonderpil

Ik schreef eens een boek vol met problemen. Soms houd ik er een praatje over, meestal krijg ik vooraf het verzoek te eindigen met wat oplossingen, met een antwoord op de vraag: ‘Maar wat kunnen we doen, hoe moet het dan wél?’

Mensen willen de zaal uit huppelen, mensen willen de wonderpil of op zijn minst de positieve noot – mensen zijn net kinderen. Maar ik vind het juist heel inspirerend dat er voor veel problemen helemaal geen oplossing is.

Veel problemen kunnen helemaal niet zomaar gefixt worden, zeker niet door de politiek, schreef Rikkert van der Lans uit Houten onlangs in een wijze ingezonden brief in de Volkskrant. Journalisten en politici zouden daarom moeten ophouden met praten over oplossingen.

Inderdaad. De wereld is geen puzzeltje. Ben je bang voor migranten? Hier, een muur. Lig je wakker van de steeds hetere aarde? Hier is je papieren rietje. De wereld is vol wicked problems, hier is je fopspeen.

De enige goede oplossing in de krant is die van de sudoku. Alle andere oplossingen zijn doorgaans levensgevaarlijk.

De Belastingdienst kampte met werkdruk. Als oplossing kwam er software die zo slim was dat die gewone burgers automatisch verdacht kon maken, waardoor zij in grote problemen kwamen – problemen die ‘opgelost’ werden door iedere gedupeerde 30.000 euro te schenken, ook wie maar voor een paar tientjes was benadeeld. Waarna het systeem vastliep en de echte benadeelden nog altijd op genoegdoening wachten.

Blinde paniek

Europa vond dat we onze natuur moesten redden. Gaan we fixen, zeiden we, en kwamen met een computermodel en met een stikstofmeetlat die zo streng was dat het land vastliep en de natuur niet werd gered.

Er kwamen migranten, het waren er veel, onze oplossing was om weinig opvangplaatsen te organiseren, dat zou ze afschrikken, die gelukzoekers – maar ze bleven komen, al moesten ze in tentjes slapen, waardoor wij in allerijl alsnog opvangplaatsen moesten regelen tegen de woekerprijs van de blinde paniek.

Ons landschap is toegetakeld door quick fixes: door snelwegen, distributiedozen en industriële weilanden. Alle crises van de afgelopen jaren zijn terug te voeren op oplossingen. We zitten in een oplossingsspiraal waarin elke oplossing het probleem van de vorige moet fixen. We zijn de ‘oplosgeneratie’, zag ik voor de verkiezingen in een spotje van D66. Ik hield mijn hart vast.

Maar gelukkig zijn de verkiezingen voorbij. Genoeg over oplossingen, nu graag de focus op problemen. Je kunt een crisis veel beter te lijf gaan met je handen op je rug. Op een bankje zitten, naar dat pleintje kijken wat er gebeurt.

Wat er gebeurt is dat we de neiging hebben om ingewikkelde problemen te reduceren tot een technische kwestie. De Amerikaanse technologiecriticus Evgeny Morozov bedacht daar jaren geleden al de term ‘solutionisme’ voor. De reflex van ‘daar hebben we een app voor’. Of een AI-tool.

Zoals de app die polarisatie in de samenleving moest tegengaan, gesponsord door het ministerie van Binnenlandse Zaken. Met de app Bubbel kun je anoniem ‘speeddaten’ met iemand die anders over de wereld denkt dan jij. Maar is het probleem niet juist die neiging om de wereld te aanschouwen vanachter anonieme schermpjes? Loop naar buiten, praat met een mens, dacht ik. Dan merk je bovendien dat het met die polarisatie meevalt.

Kassa

Maar als oplossingen zo schadelijk zijn, waarom bestaan ze dan? Deel van het antwoord: omdat er met oplossingen meer geld valt te verdienen dan met niets doen. ‘Wij lossen het voor u op!’ is één van de meest gebruikte reclameteksten. IKEA verkoopt ‘opbergoplossingen’; de softwareboeren verkopen ‘IT-oplossingen’, wie een huis zoekt krijgt een ‘flexibele woonoplossing’ aangeboden (een containerwoning).

Oplossingen zijn kassa. De oplossingsindustrie speurt daarom voortdurend naar problemen. Juist zij zijn cynisch. Zie Silicon Valley, altijd op zoek naar ‘frictie’ die ze met een app kunnen fixen, zie de farmaceutische industrie, die levens redt, maar ook veel tv-reclames uitzendt voor vreselijke ongemakken waar je geen weet van had.

Juist de oplossers denken in problemen. En hun oplossingen zijn verslavend. Denk aan lippenbalsem. Denk aan de snelwegen die we aanleggen om knelpunten ‘op te lossen’, terwijl we weten dat asfalt een aanzuigende werking heeft. Denk aan dijken.

Dijken? Ja, ook. Dijken hielden het water succesvol buiten. Maar juist succesvolle oplossingen zijn het gevaarlijkst, die gaan we kopiëren, opschalen, exporteren. Iedereen overal ter wereld een Nederlandse dijk! Tot het besef indaalt dat je soms juist beter ruimte kunt geven aan het water, zoals ik laatst las in NRC. De natuur zijn gang laten gaan.

Echt goede oplossingen bestaan, maar ze zijn zeldzaam als de verschijning van de komeet Halley. Penicilline was een uitstekende oplossing. De paperclip al iets minder (hadden we voor die tijd de vurige hunkering om twee velletjes papier te bundelen?). En Whole Fuel van Myprotein, de ‘oplossing’ voor ‘als je een hectische levensstijl hebt waarbij je niet altijd de tijd kan nemen om een maaltijd te eten’, is ronduit weggegooid geld.

Geld weggooien

De vraag is waarom we geld weggooien. Dat is omdat oplossingen natuurlijk heus wel iets oplossen: namelijk een psychologisch probleem. We kunnen niet omgaan met de ingewikkeldheid der dingen.

Oplossingen bieden eenvoud. Oplossingen geven je iets omhanden (‘maar wat kunnen we dóén?’). Oplossingen bieden troost. Verlóssing.

Mensen willen stiekem ook geen oplossing. Ze willen opluchting.

Al op de basisschool leerde je dat oplossingen blij maken. De lesstof bestond grotendeels uit het oplossen van problemen die je niet had. Maak de volgende zin af… Wat komt er na deze reeks getallen… Voor elke oplossing een krul. Je leerde niet dat je bepaalde problemen nooit kunt oplossen. Dat het leven grotendeels bestaat uit aanklooien en kiezen tussen kwaden.

Of dat weglopen voor je problemen soms de beste manier is om ze op te lossen. Denk aan slaapproblemen. Je hebt alle oplossingen geprobeerd: honingthee, meditatie-apps met walvisgeluiden, een veel te duur ergonomisch kussen. Je vergeet dat er maar één slaapwijsheid geldt: als je niet kunt slapen, ga dan uit bed.

Of zie dat verhaal van Alexander de Grote die in het stadje Gordium komt, waar men zich al eeuwen het hoofd breekt over een stuk touw dat in de war zit. Alexander pakt zijn zwaard en hakt de knoop doormidden. Hij vond een creatieve oplossing, heet het dan, maar hij loste het probleem niet op; hij liet zien dat ze helemaal geen probleem hadden. Beetje wakker liggen om een oud touw.

Jeu de boulen

Natuurlijk zijn er ook problemen waar je niet voor weg kunt lopen. Zoals er pleintjes zijn waar de mensen niet harmonieus aan het jeu de boulen zijn, waar echt iets moet gebeuren.

Maar voordat je dan naar de oplossing grijpt, bedenk dat die paradoxaal genoeg vaak juist een vorm van vluchtgedrag is: een manier om weg te duiken van de emotie, de chaos. Een manier om het huiswerk over te slaan, de grondige bestudering van het probleem. Een oplossing is een manier om het probleem niet onder ogen te hoeven zien.

Het vergt moed om problemen te bestuderen. Te beseffen dat je niets kan doen. Dat het Israëlisch-Palestijns conflict er al was toen je geboren werd en er zal zijn als je er niet meer bent. Dat je er over honderd jaar zelf niet meer zult zijn. Dat de planeet ooit door de zon verzwolgen wordt.

Maar het is inspirerend dat je onderweg heel veel kunt doen. Aanmodderen, puinruimen, leren leven met problemen. Het onderhoud doen, de bomen water geven en af en toe nieuw grind.

‘We need more people who are okay with stumbling into the dark’, las ik in het intelligente stuk Against Solutionsvan Yung In Chae in het blad EIDOLON. En inderdaad, dacht ik, dát is het: we hebben mensen nodig die in het duister durven tasten. Maar dat riekte weer te veel naar een oplossing.