Bij een zwaar ongeluk in een illegale goudmijn in het Surinaamse district Brokopondo zijn zeker tien doden gevallen. Dat schrijven Surinaamse media. Zij schrijven dat er mogelijk achttien mensen in de mijn aan het werk waren en dat het dodental daarom nog kan oplopen.
Volgens de Surinaamse president Chan Santokhi was de mijn illegaal aangelegd op het terrein van een Chinees mijnbouwbedrijf. De goudzoekers zouden al eerder door onder meer het leger van het terrein zijn gestuurd, maar zouden zijn teruggekomen en een tunnel richting de goudader hebben gegraven. Deze tunnel stortte maandag in.
Vicepresident Ronnie Brunswijk en eenheden van de politie en het leger zijn richting het gebied in het Surinaamse binnenland gestuurd om meer duidelijkheid te krijgen over de ramp. Daarnaast zal een dag van nationale rouw worden afgekondigd. Volgens de Surinaamse regering wordt mogelijk de hulp van Brazilië ingeschakeld bij de zoektocht naar lichamen.
Het Chinese vrachtschip dat dinsdag door een aantal Oostzeelanden in verband is gebracht met sabotage van een datakabel tussen Duitsland en Finland, maandagochtend vroeg, is ook rechtstreeks met de eerdere kabelbreuk, zondagochtend tussen Litouwen en Zweden, in verband te brengen.
Dat blijkt uit de positiegegevens van het schip, de bulkcarrier Yi Peng 3. Zondag, even voor 08.00 uur UTC (standaardtijd, 09.00 uur Nederlandse tijd) bevond het zich precies boven de datakabel die door het Zweedse telecombedrijf Telia wordt geëxploiteerd. Dat was ook het moment waarop de kabelverbinding volgens Telia werd verbroken.
Maandagochtend om 02.00 UTC bevond het zich precies boven de C-Lion-kabel die Rostock in Duitsland met de Finse hoofdstad Helsinki verbindt, toen daarin de breuk optrad. Dinsdag werd al duidelijk dat de Yi Peng 3 als verdacht gold. Het werd door de Deense marine geschaduwd en ligt sinds dinsdagavond voor anker even buiten de grote vaarroute door het Kattegat, een zeestraat tussen Denemarken en Zweden, net buiten de Deense territoriale wateren. Een Deense patrouilleboot ligt sindsdien vlakbij voor anker. Het is onduidelijk of de Deense autoriteiten er aan boord zijn gegaan.
Op beide kabelbreukmomenten voer de Yi Peng 3 met een snelheid van bijna 7 knopen in de westgaande baan van de scheepvaartroute. De meeste schepen varen daar gemiddeld sneller, rond 10 knopen. Ook de Yi Peng 3 voer een deel van zijn route met die snelheid.
Nord Stream-explosies
Opmerkelijk genoeg minderde het schip maandag om 08.20 UTC vaart, ruim zes uur na de tweede kabelbreuk. Daarna dreef het ruim een uur lang rond, vermoedelijk op stroming of wind, met een snelheid van rond 0,3 knopen, zo blijkt eveneens uit de positiegegevens van het schip, zoals te zien op VesselFinder, een nautische trackerdienst. Zeker zo opmerkelijk was de plaats waar dat gebeurde: even ten noorden van de locatie waar drie van de vier explosies zich in september 2022 voordeden in de Nord Stream-gaspijpleidingen.
Het is onbekend wat de reden was van het ronddrijven. Het komt wel voor dat zeeschepen onderweg enige tijd geen voortstuwing hebben, bijvoorbeeld voor onderhoud. Woensdag voer rond die plaats een Zweeds mijnenbestrijdingsvaartuig.
Lees ook
Chinees vrachtschip verdacht van sabotage onderzeese kabels in de Oostzee
De Yi Peng 3 vertrok vrijdagochtend uit de Russische haven van Oest-Loega in de buurt van Sint Petersburg. Het schip was toen op weg naar Port Saïd in Egypte, waar het op zijn vorige reis ook vandaan kwam. Zweedse autoriteiten zijn een onderzoek naar beide incidenten begonnen. De Duitse minister van Defensie, Boris Pistorius, noemde het maandag onwaarschijnlijk dat twee kabelbreuken binnen 24 uur toeval is en zei uit te gaan van sabotage.
In oktober 2023 werd de gaspijpleiding Baltic Connector tussen Finland en Estland vernield door een Chinees vrachtschip, dat een anker over de zeebodem had gesleept.
De Nederlandse Corporate Governance Code voor goed ondernemingsbestuur laat de gemoederen niet onberoerd. De vorige minister van Economische Zaken heeft na veel aarzeling besloten dat er toch een nieuwe Monitoring Commissie moet komen die over de actualisering van de code gaat. De inkt is amper droog, of een nieuw probleem dient zich aan: de vakbond FNV wil niet meer meedoen.
Als bron van fricties zien wij dat het doel van de Code uit het oog is verloren. Een brede waaier aan maatschappelijke doelen dreigt de Code te doen verwateren. De Code ontstond in de slipstream van grote boekhoudschandalen in ondernemingsland rond de eeuw wisseling zowel in de VS (onder meer Enron en Worldcom) als in Europa (onder meer Parmalat), met inbegrip van Nederland waar in 2002 Ahold op de rand van het faillissement balanceerde. Voor iedereen was evident dat een Code nodig was voor het versterken van de checks and balances bij ondernemingen. Die Code moest staan voor het waarborgen van goed bestuur en de financiële stabiliteit (inclusief continuïteit) van de onderneming.
Recentelijk laat onder meer het schandaal rond Wirecard (een grote Duitse telecomonderneming die inmiddels failliet is) zien dat dit voortdurende aandacht vergt. Steeds is alertheid geboden of de regels nog wel adequaat zijn of dat nieuwe ontwikkelingen om aanpassing daarvan vragen. Daartoe wordt, in beginsel om de vier jaar, een nieuwe Monitoring Commissie benoemd door de minister van Economische Zaken.
Code in politiek vaarwater
Tegelijkertijd is de Code in breder en meer politiek vaarwater beland. Zo is een belangrijk onderwerp geworden of bijvoorbeeld duurzaamheids- en andere maatschappelijke doelen zoals diversiteit ook een plaats in de Code moeten krijgen. Daarover wordt, net als overigens in de samenleving, verschillend gedacht. Dat heeft de vraag opgeroepen of de Code niet op andere leest moet worden geschoeid of wellicht zijn tijd heeft gehad.
Het uittreden van de vakbond FNV is illustratief. De klacht van FNV is dat in de Code en de Monitoring Commissie geen wezenlijke rol is weggelegd ‘voor de mensen die de winsten mogelijk maken’ en dat sprake is van het ‘legitimeren van slechte medezeggenschap’. Tegen deze observaties is het nodige in te brengen. Dat is echter niet waar het ons hier om gaat. Wat wij willen aankaarten is waarom de Code onderwerp is geworden van maatschappelijke en politieke fricties, en waarom dat juist niet in het belang van de samenleving is.
Terug naar de basis is ons devies, en die is al uitdagend genoeg
Het oorspronkelijke doel – waarborgen van goed bestuur en de financiële stabiliteit – wordt ondergraven als de Code verzandt in een brede verzameling van maatschappelijke wensen waartoe ondernemingen zich zouden moeten verhouden. Politieke discussies, (polariserende) belangenbehartiging en een diffuse veelheid aan eisen aan ondernemingen dreigen dan. En dat is slecht voor de Code, de Monitoring Commissie en voor de bedrijven zelf. Terug naar de basis is ons devies, en die is al uitdagend genoeg.
Dat doet niets af aan het grote belang van brede maatschappelijke vragen, zoals bijvoorbeeld de vraag met welke snelheid CO2 uitstoot moet worden teruggedrongen, in welke mate diversiteit leidend moet zijn en of werknemers meer bevoegdheden in de onderneming moeten krijgen. Maar het antwoord op dergelijke vragen moet de uitkomst te zijn van breed maatschappelijk en, uiteindelijk, politiek debat. Dat past niet bij de doelstelling van de Code en evenmin bij de daarmee samenhangende samenstelling van de Monitoring Commissie. Daarvoor ontbreekt ook de legitimiteit. Die ligt bij het parlement.
Alle informatie op tafel
Een belangrijke aanpassing van de Code die wel binnen het oorspronkelijke doel daarvan ligt, is de recente uitbreiding van de zogenoemde Verklaring omtrent Risicobeheersing (VOR). In de VOR verklaart het bestuur met een heldere toelichting dat zijn verslag voldoende inzicht biedt in eventuele tekortkomingen in de werking van interne risicobeheersings- en controlesystemen, en staat ze er ook voor in dat de duurzaamheidsverslaggeving geen onjuistheden van materieel belang bevat. Het ultieme doel is het verminderen van het risico op financiële rampen, zoals die van Ahold, Enron, Parmalat en Wirecard, en daarvoor zijn ook duurzaamheidsrapportages van belang. Adequate besluitvorming vereist effectieve bedrijfsprocessen die waarborgen dat alle relevante informatie bij het bestuur en de RvC op tafel belandt en in de externe verslaggeving tot uitdrukking komt.
Dit heeft directe consequenties voor de samenstelling van de Monitoring Commissie. De commissie zou ons inziens primair moeten bestaan uit experts die daadwerkelijk zicht hebben op, en kennis hebben van, de steeds ingewikkelder interne processen en regelgeving en hoe die praktisch te vertalen. In andere landen wordt dit principe al toegepast; daar bestaan vergelijkbare commissies uit financieel onderlegde bestuurders, accountants en bedrijfsjuristen. Dit bevordert de helderheid over de taak van de commissie en voorkomt teleurstellingen en verwarring. Dat laat onverlet dat werknemersvertegenwoordigers, zoals FNV, in de Commissie een rol kunnen vervullen om mede in de gaten te houden of belangen van andere betrokkenen in het proces niet worden geschaad.
Het behouden van focus in de Code is de kern, en dat geldt dus ook voor de Monitoring Commissie zelf. Zij heeft scherpte nodig om effectief te opereren in het belang van het oorspronkelijke doel van de Code: het bevorderen van goed bestuur en het beschermen van de financiële stabiliteit en continuïteit van bedrijven. Alleen op die basis kan de Code haar belangrijke bijdrage blijven leveren.
Nederland koopt steeds meer Israëlische wapens, zo blijkt uit een inventarisatie van NRC. In de afgelopen vijf jaar schafte het ministerie van Defensie voor bijna twee miljard (1,89 miljard) euro aan Israëlische wapens aan. De helft daarvan (0,95 miljard) is aangekocht ná het uitbreken van de Gaza-oorlog op 7 oktober vorig jaar. Ondanks kritiek van het kabinet op het grote aantal Palestijnse burgerslachtoffers door de aanhoudende Israëlische bombardementen, is de import van wapens uit Israël in het afgelopen jaar dus sterk gestegen.
Nederland kent een streng beleid voor de export van wapens, waarbij iedere verkoop moet worden getoetst aan mensenrechten. Afgelopen februari bepaalde het Haagse Gerechtshof in hoger beroep bijvoorbeeld dat Nederland geen onderdelen voor Israëlische F-35 gevechtsvliegtuigen meer mag (door-)leveren vanuit een logistiek depot op vliegbasis Woensdrecht, vanwege het „aanmerkelijke risico” dat Israël er het humanitair oorlogsrecht mee schendt bij de bombardementen op Gaza. Hoewel het kabinet in cassatie is gegaan tegen de uitspraak, ligt de export van F-35-onderdelen vanuit Nederland naar Israël sindsdien volledig stil.
Geen alternatief
Voor de import van militair materieel bestaat er, anders dan voor de export, geen specifiek beleid. Sinds de Russische inval in Oekraïne in 2022 heeft Defensie er miljarden budget bij gekregen en is het ministerie bezig met een inhaalslag om enorme tekorten in wapens en munitie goed te maken. Terwijl het departement in 2019 ongeveer 2 miljard euro aan nieuw materieel kon besteden, is dat bedrag gegroeid tot ongeveer 5 miljard in het afgelopen jaar.
Wapens uit Israël nemen daarbij een opvallend grote plaats in: sinds 7 oktober 2023 kocht Nederland voor 0,95 miljard aan Israëlische wapensystemen.
In de afgelopen decennia heeft de Israëlische wapenindustrie een stormachtige ontwikkeling doorgemaakt. In bepaalde segmenten zijn de Israëliërs zelfs marktleiders. Zo bestaat er eigenlijk geen alternatief voor de Israëlische zelfbeschermingssystemen voor pantserwagens en tanks, zoals het ‘Trophy’-systeem van de firma Rafael, dat anti-tankraketten en drones uit de lucht kan schieten. Ook op het gebied van rakettechnologie en elektronische oorlogsvoering behoren Israëlische defensiebedrijven tot de wereldtop. Daar komt bij dat er door de toegenomen vraag krapte is ontstaan op de internationale defensiemarkt. Zo waren de lange leveringstijden een belangrijk argument voor Nederland om te kiezen voor Israëlische Puls-raketartillerie, en niet voor het Amerikaanse Himars-systeem, dat furore maakt in Oekraïne.
„Defensie wil het best mogelijke materieel, dat tijdig beschikbaar is, binnen de beschikbare middelen voor onze militairen”, schreef het departement in antwoord op Kamervragen over de Defensiebegroting. „In sommige gevallen komt het beste materieel uit Israël.”
Op een laag pitje
Dat wil niet zeggen dat de import uit Israël niet controversieel is. „Het Israëlische optreden in Gaza heeft de defensierelatie met Israël onder druk gezet”, schreven ambtenaren deze zomer in de introductiebundel voor de nieuwe minister van Defensie Ruben Brekelmans (VVD). De voorlopige uitspraak van het Internationaal Gerechtshof over aanwijzingen voor genocide in Gaza roept „vraagtekens” op over „de mate waarin Israël nog als like-minded partner kan worden gezien”, zo schrijven de ambtenaren. Daar waar er voorheen intensieve contacten waren tussen Den Haag en Tel Aviv, bijvoorbeeld in de vorm van kennisuitwisseling over militair materieel, zijn die inmiddels op een laag pitje gezet: „Sinds 7 oktober vinden er vrijwel geen concrete samenwerkingsactiviteiten plaats.”
Donderdag organiseert de NIDV, de organisatie voor Nederlandse defensiebedrijven, zijn jaarlijkse wapenbeurs in Ahoy in Rotterdam. Israëlische bedrijven zullen ook vertegenwoordigd zijn. De Rotterdamse politie houdt er rekening mee dat anti-Israëlische demonstranten zich kunnen aansluiten bij een al aangekondigde demonstratie bij Ahoy. Na het geweld tegen Israëlische voetbalsupporters in Amsterdam neemt de politie in Rotterdam geen enkel risico. Voor het evenement is een crisisstaf actief gedurende de dag.
Defensie wil het best mogelijke materieel, dat tijdig beschikbaar is, binnen de beschikbare middelen voor onze militairen
NRC heeft de inventarisatie voorgelegd aan het ministerie van Defensie. Het departement laat weten dat het geen gedetailleerde cijfers kan geven over de omvang van de wapenaankopen uit Israël, vanwege de commerciële vertrouwelijkheid van contracten en vanwege de financiële onzekerheden die gepaard gaan met grote materieelprojecten. „In de rapportages aan de Tweede Kamer werkt Defensie met bandbreedtes”, zegt een woordvoerder. „De schatting van NRC bevindt zich binnen deze bandbreedtes.”