‘It was the worst of times, it was the worst of times.’ Dat is de geruststellende openingszin van Ali Smiths Autumn (Herfst). Geruststellend, want Autumn werd gepubliceerd in 2016 en het is dus altijd, op één of andere manier, the worst of times. (Ik wil ze niet bagatelliseren, onze times, maar een beetje perspectief is altijd welkom.) Smith schreef dit boek pre-Trump, pre-Covid, pre-oorlog in Oekraïne en in Gaza. Toch. Toen ook al: the worst of times.
Autumn wordt vaak neergezet als een boek over Brexit – dat zal wel met marketing te maken hebben, de zoektocht naar een ‘haakje’ – maar dat is te kort door de bocht, en ook zonde van deze roman, die over zo veel meer gaat, zo niet: over alles. Het verstrijken van de seizoenen, de vage grens tussen fantasie en realiteit, wat het betekent om mens te zijn in deze wereld, et cetera.
Maar goed: dit stukje gaat over de verkiezingen, dus daar zal ik me op richten. Autumn speelt zich inderdaad af in de nasleep van het Brexit-referendum – al had dat net zo goed een andere politieke werkelijkheid kunnen zijn – en gaat over de reële effecten van politieke keuzes op het leven van individuen. In Hollandse context: wie slaapt daar in Ter Apel in een haastig opgezette partytent? Waar droomt hij over? Hoe reageert de Schiphol-douanier op de V in een paspoort wanneer een zenuwachtige backpacker zich presenteert als X? Welk kleurrijk vogeltje zal uitsterven door een overschot aan stikstof?
Het CPB rekent per partijprogramma in precieze procentpunten door in hoeverre de economie zal groeien of niet, en dat is nuttig, maar over dat vogeltje, of die backpacker, of die dromende man, weten we niets. Gelukkig is daar Ali Smith, die schrijft over menselijkheid, zachtaardigheid en gastvrijheid.
Nog even over onze times: het openingscitaat uit Autumn is een variatie op de openingszin van Charles Dickens’ roman In Londen en Parijs (A Tale of Two Cities, uit 1859), dat zich afspeelt ten tijde van de Franse Revolutie. ‘Het was de beste der tijden, het was de slechtste der tijden, het was de eeuw der wijsheid, het was die der dwaasheid, het was het tijdvak van het geloof, het was dat van het ongeloof, het was het jaargetijde van het licht, het was dat der duisternis, het was de lente van de hoop, het was de winter der wanhoop.’
Dat was het destijds en dat is het allemaal nog steeds. Daarom: lees Autumn. Verplaats je in de ander die niet op jou lijkt. Denk aan een tijd die nog gaat komen, of je die nu mee gaat maken of niet.
Ali Smith: Autumn (Herfst). Penguin Books, 272 blz. € 15,99
In Caldas de Monchique staat de tijd stil. Werkelijk niemand doet iets in dit kleine kuuroord in de bergen van de Algarve. Kranten en boeken bestaan hier niet, alles draait om kuren, eten en mijmeren. De saudade, dat onvertaalbare Portugese woord voor die mix van gevoelens van verlies, gemis en liefde, is hier tot een grootmacht verheven.
Een Moldavische vriendin, die in Portugal is opgegroeid, doet er nog een schep bovenop als ze de mop vertelt over een man die een stoel naast zijn bed zet, zodat hij wat kan uitrusten als hij is ontwaakt. Die stoel zie ik overal waar ik dezer dagen kom. Niemand schijnt ook maar iets te willen. Het liefst kijkt iedereen met een melancholieke blik westwaarts, naar de eindeloze oceaan, naar het wereldrijk dat Portugal ooit was, maar dat lang geleden is vergaan.
Daarom ook lees ik De Maia’s, de vuistdikke roman van de Portugese schrijver Eça de Queiroz (1845-1900). Het boek uit 1888 werd in 2001 vertaald door de onvolprezen Harrie Lemmens en is nu heruitgegeven met een verhelderend nawoord van Michaël Stoker.
In De Maia’s, een familieroman à la Buddenbrooks, staan de adellijke patriarch Alfonso da Maia en zijn kleinzoon Carlos, een dokter, centraal. Het is het verhaal van de ondergang van een even deftige familie als die uit Thomas Manns epos, maar dan met een behoorlijke saus saudade.
Tegelijkertijd geeft Eça de Queiroz, die geldt als de grootste Portugese schrijver van de negentiende eeuw, je een fascinerend beeld van de decadente beau monde van Lissabon, die vooral bezig is met uiterlijkheden. De voorname heren hebben het in hun salons vooral over hun nieuwe maîtresses (die per se getrouwd moeten zijn, zodat ze niet al te veeleisend worden). Ze brengen de tijd door met drinken, spelen domino, schermen of kaarten, roddelen, voeren quasi-filosofische gesprekken, maken plannen voor een buitenlandse reis of zijn bezig met hun nieuwe koets, met mooie vrouwen of de lakschoenen die ze net hebben aangeschaft. En waarom zouden ze ook iets doen in het leven? Geld hebben ze genoeg, zolang ze het maar niet te dol maken.
Als Carlos, die amper patiënten heeft, tegen zijn vriend Cruges, een zogenaamd muzikaal genie, opmerkt dat niemand iets uitvoert en hem vraagt wat hij zelf eigenlijk doet, antwoordt deze: ‘Stel dat ik een goede opera zou schrijven, wie zou die dan opvoeren?’ Waarop Carlos zegt: ‘En als Ega [een bevriende aspirant-schrijver] een goed boek zou schrijven, wie zou dat dan lezen?’ Het zijn essentiële levensvragen, die Cruges afdoet met de woorden: ‘Dit is een onmogelijk land… Ik geloof dat ik ook maar een kop koffie neem.’
Eça de Queiroz beschrijft het in al zijn traagheid, waardoor hij je meevoert in zijn afschuw van de passieve levenshouding van de elite van zijn tijd. En precies dat maakt De Maia’s, zoals Michaël Stoker in zijn nawoord treffend schrijft, tot een actueel boek. Want de decadente samenleving die Eça de Queiroz zo uitvoerig schetst, mondde juist door haar passiviteit in 1937 uit in de fascistische dictatuur van António Salazar die tot 1974 zou bestaan. En aangezien ook het huidige Europa in politiek, demografisch en economisch opzicht in een staat van saudade en verval verkeert, ligt een vergelijking voor de hand. Alleen dat al maakt het lezen van de De Maia’s de moeite waard.
Sally Rooney wordt de ‘Taylor Swift van de boekenwereld’ genoemd. Of de ‘J.D. Salinger van de Snapchat-generatie’. Of ‘de stem van de millennialgeneratie’. In een tijd van grootschalige ontlezing verkoopt de Ierse schrijfster wél miljoenen boeken. Van twee van haar romans zijn succesvolle, prijswinnende tv-series gemaakt. Op sociale media is het een ‘vibe’ om Rooney te lezen, jonge mensen etaleren zich met haar romans. Het zou een statussymbool zijn, een nieuw soort ‘literair chic’. Hoe verklaren we dit fenomeen?
Wie de carrière van deze dertiger overziet, kan niet anders dan concluderen dat het onwaarschijnlijke succes aan de inhoud van haar romans te danken is. Rooney leeft samen met haar echtgenoot, een wiskundeleraar, een teruggetrokken bestaan op het platteland, vlak bij Castlebar, het stadje waar ze is opgegroeid. Ze is geen influencer, creëert geen cultstatus rond zichzelf op sociale media, bouwt haar succes niet uit tot een merk.
Niet dol op interviews
Dat wil niet zeggen dat Rooney wereldvreemd is. Haar werk laat zien dat ze midden in de wereld staat en een deel van haar generatie haarscherp aanvoelt. In interviews staat ze er echter op dat het gesprek over haar boeken moet gaan, niet over haarzelf. Sowieso is ze niet dol op interviews. Het liefst zou ze alleen maar willen schrijven, onder een kleedje op de bank, en kan dat hele mediacircus haar gestolen worden.
Lees ook
In haar nieuwe, overrompelende roman weet Sally Rooney het ‘normale leven’ haarfijn te ontleden
Om haar succes te begrijpen, richten we ons dus ouderwets tot de inhoud. Drie romans publiceerde Rooney (voorafgaand aan haar nieuwste roman): Gesprekken met vrienden, Normale mensen en Prachtige wereld, waar ben je? Hoewel de romans behoorlijk van elkaar verschillen, ook in kwaliteit, heerst er in alle drie eenzelfde soort levensgevoel. De personages, meestal rond de leeftijd van Rooney zelf (die nu 33 is), maken zich zorgen over de wereld. Ze zijn de eerste generatie sinds de Tweede Wereldoorlog met wie het minder goed lijkt te gaan dan met hun ouders. Al hebben ze dure, uitstekende opleidingen gedaan, op hun dertigste wonen ze nog altijd op kamers en hebben ze geen vaste baan.
Als pechbaby’s, geboren ‘toen de wereld eindigde’, zoals Alice in Prachtige wereld aan Eileen schrijft, liggen ze wakker van de klimaatcrisis, oorlogen, ongelijkheid. Tegelijkertijd voelen ze zich machteloos tegenover die immense problematiek. Ze vinden dat ze zich eigenlijk volledig zouden moeten wijden aan het redden van de wereld, maar daar hebben ze de inborst niet voor; liever lezen ze of schrijven ze boeken.
Er zijn niet alleen een boel Sally Rooney-fans; ze krijgt ook felle kritiek en bergen haat
Wat heeft het ook voor zin, vechten tegen een alles overheersend systeem door op sociale media anti-kapitalistische leuzen te posten? Vrienden of geliefden die wel op de barricaden springen vinden ze stiekem naïef. Maar het schuldgevoel over hun gebrek aan handelen knaagt ook. Rooney vangt hiermee een herkenbaar, breed gedeeld sentiment.
De personages benoemen deze gespletenheid expliciet. In volzinnen wijzen ze op hun eigen contradicties. Ze tobben en discussiëren, citeren Hegel en Marx. Precies dit bewustzijn van hun eigen contradicties is een typische eigenschap van (stedelijke, hoger opgeleide, meestal witte) millennials. Ze zijn progressief, maar ook individualistisch. Ze beschouwen het persoonlijke als politiek en in die zin zijn ze ‘hyperpolitiek’, om een term van de Belgische filosoof Anton Jäger te citeren, maar het idee van een vereniging of een vakbond schrikt ze af.
De millennial groeit op met het besef dat wie het wil redden in deze onzekere, laat-kapitalistische wereld exceptioneel moet zijn, een bijzondere identiteit moet hebben. En dat botst met de solidariteit en collectiviteit die noodzakelijk zijn om een vuist te maken.
Maar ze tobben niet alleen, ze hebben ook lief. Vooral dat. Rooney schrijft gedetailleerde, lange seksscènes, waarin ze haar personages geraffineerd afpelt tot een soms ondraaglijke kwetsbaarheid. Ondanks de verlammende angst en rouw om de wereld gaat het uiteindelijk toch om de grote liefde. Zoals Eileen in Prachtige wereld aan Alice e-mailt : ‘Uiteindelijk bestaat er niets groters dan wat jij zo neerbuigend beschrijft als „of ze bij elkaar blijven of niet”.’
Jane Austen
Die zin vat het programma samen van al Rooney’s werk. Zo beschouwd is ze niet de Salinger, maar de Jane Austen van de Snapchatgeneratie. Want progressieve bezorgdheid mag dan de dominante stemming zijn, heteroseksuele erotische spanning is de motor van het verhaal. Net als veel jonge mensen vandaag verkennen de personages non-monogame en queer relaties, en willen ze zich ontdoen van de patriarchale overheersing van vrouwen; om dan toch maar zonder ironie uit te komen bij een finale van meisje, jongen, trouwen. Hier verraden de boeken zich als ten diepste klassiek, misschien zelfs een tikje conservatief.
Op twee niveaus blijft er dus een spanning bestaan die nooit helemaal wordt opgelost: tussen individualisme en een vorm van (gedroomd) communisme, tussen een liberale en een conservatieve liefdesmoraal. Hoe moeten we dat zien? Is Rooney achter de progressieve thematiek eigenlijk een reactionair, of andersom? Misschien dat deze ambiguïteit verklaart waarom ze niet onverdeeld enthousiast wordt ontvangen. Er zijn niet alleen een boel Rooney-fans; ze krijgt ook felle kritiek en bergen haat. In een interview met The Guardian omschreef ze zichzelf als ‘een algemeen verachte celebrityschrijver’.
Ook Alice, in Prachtige wereld, waar ben je, is een algemeen verachte celebrityschrijver. Via haar leverde Rooney commentaar op haar eigen desillusies met de literaire wereld – met succes. Ze rekende af met de oppervlakkigheid van vermaarde schrijvers in het festivalcircuit, schrijvers die zich daar laten fêteren en vervolgens weer hun laptopjes openklappen om over ‘het echte leven’ te schrijven. Even leek het of Rooney somber was geworden van haar eigen succes, of zich afvroeg waar ze het allemaal voor deed. De verschijning van haar nieuwe roman, Intermezzo, wekt de indruk dat zij zich voorlopig uit die impasse heeft geworsteld.
Midden in Intermezzo zit een scène, een lieve, o zo menselijke zwemscène, die tekenend is voor waar de nieuwe roman van Sally Rooney over gaat. Margaret en Ivan staan op een strandje aan de Ierse kust en het is niet warm. Zullen ze zwemmen? Hij twijfelt, zij wil wel, hij aarzelt alsnog – niet voor hemzelf, zegt hij. Zij lacht: het is niet gevaarlijk, hoor – en is gevleid: hij, met zijn ‘tedere ridderlijkheid’, maakte zich druk om háár. Ze haalt hem over, ze kunnen altijd weer terug. Hij: ‘Kan ik me ergens omkleden? Of misschien, omdat er toch niemand is, ik weet niet.’
Ze duiken erin, ondanks de scherpe kou, de ‘doordringende schok’ van de watertemperatuur is een ‘aanslag op haar lichaam’, ze klappertanden, maar dan zijn ze door, samen, en dat voelt goed: ‘Onder water ervaart ze heel even een soort zich uitzaaiend prettig verdoofd gevoel, maar zodra ze weer boven water komt, wordt ze overvallen door een bittere schurende kou.’
Heel even waren ze ondergedompeld, en het zwemmen was weliswaar afzien, maar het was tegelijk een moment van weldadige, verdovende vrijheid. Niets anders deed ertoe. En nu keren ze weer terug in de permanente, normale toestand, waarin de rest van de wereld er wél toe doet. Waarin gendernormen en schaamte voor de eigen kwetsbare naaktheid opdoemen, en waar die wereld weer zijn intense guurheid op je af blaast.
Het zijn dat soort momenten waar Intermezzo om draait, tussenfases, waar alle personages zich middenin bevinden. De prille beginfase waarin er iets moois opbloeit tussen Ivan en Margaret. De rommelige relatie waarin Peter zich bevindt, terwijl zijn hart ook nog bij zijn ex ligt. De rouw waarin broers Ivan en Peter allebei zitten, want het is vlak na de dood van hun vader, aan kanker. De huidige toestand is, denken ze of weten ze, tijdelijk.
Normerende wereld
En dat is de ellende van de personages van Sally Rooney (1991). Zij zijn nu weer, en waren altijd al wat je noemt ‘normale mensen’, in de zin dat ze doorsnee zijn, herkenbaar, typische twintigers en dertigers van nu. Maar ook in de zin dat ze zich onderhevig voelen aan de heersende normen van hun tijd en omgeving, ‘ingeperkt en een bepaalde richting op gedwongen door de eisen van alledag’, zoals Margaret het noemt.
Maar er is een bij Rooney altijd een romantische escape: de liefde. Die klasseverschillen tussen Connell en Marianne uit Normale mensen (2018), of die tussen Alice en Felix in Prachtige wereld, waar ben je (2021), en dat leeftijdsverschil tussen Eileen en Simon uit Gesprekken met vrienden (2017)? Ach, wat zou het! Liefde schuift dat soort normen terzijde, ervoeren zij, maar de Rooney-lezer weet inmiddels ook: dat duurt maar even. Haar romans gaan steeds over de vraag of de verschillen tussen geliefden overbrugd kunnen worden: wint de normerende wereld het, of kan de wil van een individu zegevieren? En hoe dan?
Het zijn in Intermezzo vooral leeftijdsverschillen die de intieme relaties onder spanning zetten – en dat gegeven maakt Rooneys vierde roman ook, opnieuw, zo toegankelijk als een soap. Krijgen ze elkaar, of krijgen ze elkaar niet? Ivan is tweeëntwintig, maar zijn vlam Margaret is zesendertig, en daarmee meer van de leeftijd van zijn broer Peter, die tweeëndertig is (en trouwens ook een vriendin van drieëntwintig heeft). Is leeftijd maar een getal? Dat is al net zo’n retorische vraag als de vraag die een van de personages zich stelt: ‘Spelen redelijke argumenten überhaupt een rol in de liefde, het huwelijk en intieme aangelegenheden?’
Het knappe van Rooneys nieuwe roman is dat zo’n algemene vraag geen afgezaagd antwoord krijgt. Daarvoor zijn haar personages veelzijdig genoeg, gaf ze hun karakters genoeg diepte, kennen hun innerlijke botsingen tussen gevoelens en overtuigingen genoeg wrijving en tegenstrijdigheden. Kortom: de roman gaat genoeg over ménsen, in plaats van over ideeën, om je tot het einde toe met de personages mee te laten leven.
Lees ook
Waarom de romans van Sally Rooney zo geliefd zijn
Normaalheid
Want in levensechte scènes, dialogen, interacties is Rooney zeldzaam goed. Ze staat niet bekend om haar móóie zinnen, maar wel om de verfijning ervan – wat ze nu bijvoorbeeld demonstreert door Peters verhaallijn als een innerlijke monoloog weer te geven, die zijn drukke leven en snel schakelende hoofd knap weerspiegelt. Zijn waarnemingen, zijn gedachten en herinneringen en de dialogen vloeien er door elkaar, maar zo knap uitgebalanceerd dat je de draad niet kwijtraakt. Evenzeer past het helderdere, analytischere, meer conventionele proza in de andere hoofdstukken bij de opgeruimdere Ivan, schaaktalent, en bij de tobberigere Margaret.
Intermezzo is Rooneys dikste roman – de extra ruimte gebruikte ze om dieper in haar personages te duiken, in ze allemaal, Peter, Ivan, Margaret, Peters jonge vlam Naomi, Peters ex Sylvia. Alle voorgeschiedenissen en onderlinge banden worden haarfijn uitgeplozen, vrijwel geen hoekje van hun zielen blijft onderbelicht, alles is subtiel verknoopt met rouw en de dreiging van eenzaamheid. Daardoor raak je gaandeweg steeds meer betrokken bij deze personages, zozeer dat je uiteindelijk, bij de ontknoping, de tranen uit je ogen wrijft. Het dramatische hoogtepunt uit Rooneys oeuvre tot dusver (het misverstand dat Connell en Marianne uit elkaar dreef in Normale mensen) wordt hier meermaals geëvenaard.
Dat grote gevoel zit wel vooral in de tweede helft van de roman: de ‘normaalheid’ van de personages pakt in de eerste helft ook soms erg alledaags uit. ‘Terwijl ze met kleine teugjes hun frisdrank drinken geven ze zich, zoals zo vaak, even over aan een analyse van de karakters van hun respectievelijke moeders’, noteert Rooney bijvoorbeeld – en dat is zó eigentijds, zó werkelijkheidheidsgetrouw, dat het iets inwisselbaars krijgt. (Waarbij de paar missers van de vertalers irritant in het oog springen: ‘Maar had je er dan geen schik in?’ klinkt onecht, bijna bejaard uit een dertigersmond, zoals ik me nauwelijks een normale twintiger kan voorstellen die iets ‘misschien niet helemaal kies’ vindt. Het zijn uitzonderingen, die gelukkig ook onderstrepen hoe soepel de rest van de vertaling van Gerda Baardman en Jan de Nijs is.)
Radicaal standpunt
Over dat soort momenten realiseer je je gaandeweg, enigszins vergoelijkend: het is helemaal niet Rooneys bedoeling om haar verhalen boven hun eigen alledaagsheid uit te tillen. Ze gáán over alledaagsheid, over normale mensen. Intermezzo is dan ook een roman waar je met je vrienden over wilt praten alsof het een etiquetterubriek is: hoe zou jij je dan gedragen, in deze situatie? Welke keuze moet hij/zij maken, wat zou jij doen? Moeten ze elkaar krijgen, of niet?
Zo bevraagt Rooney op haar eigen, bescheiden wijze de normen van de huidige tijd – zonder een radicaal standpunt in te nemen. Daarmee schrijft ze misschien niet de meest vernieuwende of grensverleggende literatuur die onze tijd te bieden heeft, maar wel ontzettend waarachtige en levendige literatuur. Geen literatuur die iets nieuws laat zien, maar die wel op uiterst treffende wijze iets al te herkenbaars toont.
Op tot tranen toe treffende wijze dus – want misschien heeft ze wel een punt. Misschien is het ook waar, dat een ontsnapping aan de normen (‘Het leven heeft zich uit die netten bevrijd’, dacht Margaret aanvankelijk) nooit permanent kan zijn, als je ook nog onderdeel van de kudde wilt blijven. Nooit compleet, als je gevoelig bent voor kou en eenzaamheid. ‘Zo’n van alle netten bevrijd leven bestaat niet: het leven zelf is het net dat mensen op hun plaats houdt en dingen betekenis verleent’, beseft ze later. ‘Het is niet mogelijk om alles los te laten en zomaar in het wilde weg te leven. Mensen, andere mensen, maken dat onmogelijk.’ Samen zitten we verstrikt in het web – maar wel samen.