De familieroman van Daan Heerma van Voss is betoverend warm en intiem

Vader Oskar beheerste het gezin in goede en kwadere zin.
Foto Getty Images/Cavan Images RF

‘Je zult me moeten geloven: dit verhaal doet ertoe’, meldt de alwetende verteller van Geen vaarwel vandaag aan het begin van de roman, om zich vervolgens juist schielijk af te melden en in de coulissen te verdwijnen. Een wat eigenaardige introductie-zonder-introductie. We krijgen van de verteller te horen dat het met diens ‘persoonlijke betrokkenheid’ wel snor zit, maar niet hóé hij of zij dan betrokken is. Echt een rol zal hij of zij niet spelen, behalve dan die van verteller. Het verhaal zal het moeten doen, vertrouw daar maar op – tabee!

Het klopt wel: allengs wordt duidelijker hoe passend die manoeuvre eigenlijk is. Want Geen vaarwel vandaag wijkt inderdaad best een beetje af van de huidige literaire mode van betrokken, aanwezige vertellers, vaak ik-figuren waarin de schrijver zelf te herkennen is, en die zichzelf de grootste en belangrijkste rol in de hele roman geven. In deze roman is daarentegen niemand het belangrijkst, ook de verteller niet, en zeker niet de schrijver. Ja, de schrijver had zelf ook een vader, een semi-publiek figuur die vorig jaar overleden is, maar door dat soort kennis word je niet gehinderd, deze roman ontstijgt het particuliere van zulke anekdotiek. De hele roman is vrijwel verstoken van ego, zozeer dat je gaandeweg vergeet een roman van Daan Heerma van Voss te lezen.

Dat een verademing noemen, klinkt onaardiger dan bedoeld is – want het effect van die afwezigheid van een schrijversego is dat de leeservaring er des te intiemer van wordt. Als je fictie echt betoverend wilt laten zijn, de lezer je verzinsel wilt laten geloven als een kind het bestaan van Sinterklaas, moet je als schrijver op een zeker punt onzichtbaar worden, verdwijnen. Dat gebeurt hier. Bij vlagen kun je in Geen vaarwel vandaag vergeten dat iemand dit alles opgeschreven heeft, dat er tussen jou en de personages iemand in zat die de boel construeerde, zelfs bedacht. Hier kun je het gevoel krijgen rechtstreeks binnen te kijken in de levens van mensen – niet personages, mensen.

Lekker ouderwetsig

Geen vaarwel vandaag ontwikkelt zich als een warme en weemoedige familieroman, met een proloog waarin vader Oskar van Bohemen spectaculair onspectaculair ineenzijgt op de kille tegelvloer van Schiphol. Waarna zijn drie kinderen, allemaal dertigers maar niet allemaal even volwassen, om het pater familias-vormige gat heen staan, drentelen eigenlijk, om te kijken wat er nou precies gebeurd is, wat er over is, wat er van hen geworden is. Het is een op klassieke leest geschoeid verhaal, en de alwetende verteller, die soms nog even van zich laat horen door, lekker ouderwetsig, vooruit te wijzen naar wat de personages nog te wachten staat, versterkt dat vertrouwde gevoel. ‘Elk gezin is normaal als je erin opgroeit, geen enkel gezin is normaal als je erop terugkijkt’, staat er op een gegeven moment: een zin van een Anna Karenina-achtige allure, een inzicht dat klinkt alsof het er altijd al was en toch telkens opnieuw vermag te verrassen.

Zo is de roman: in zekere zin ‘normaal’, maar evengoed bijzonder, want levensecht. We krijgen de levens van de familieleden opgedist – niet in grote gebeurtenissen of plots, maar doordat Heerma van Voss de indruk geeft ze echt te zien, door hen juist op het kleinmenselijke microniveau reliëf te geven. Kleine anekdotes spreken boekdelen. Over Tessel – de oudste dochter, schrijfster – krijgen we te horen hoe zij, nadat haar man Henk-Maarten na een maandenlange huwelijkscrisis thuis is teruggekeerd, diens kleren apart wast, ‘op 40 graden, geen idee waarom’, terwijl ze het wasgoed van haar dochter en haar ‘liever samen’ wast, op 30 graden. En over Moor – de enige jongen, en de middelste, opstandig bohémien, een beetje een aansteller – memoreert Tessel hoe hij eens ‘een week naar Napels was geweest en je je ineens Napolitaan in hart en nieren verklaarde. Dat je wekenlang, hevig gesticulerend, Nederlands op een Italiaans ritme sprak, met als gevolg dat je in twee talen tegelijk onverstaanbaar was’.

Prestatiedruk

En dan is er nog Cat, de jongste dochter, de slimste, meest succesvolle ook, student aan een prestigieuze New Yorkse universiteit. Van haar kun je je helemaal voorstellen dat ze verslingerd raakte aan een essay waarin Freud schreef dat ‘het contact met andere mensen, door middel van strijd of seks, voor de spanningen [zorgde] die ons mensen deed verouderen, verschrompelen, en vergaan’. Koren op de molen van de benjamin die alle keuzevrijheid én alle prestatiedruk op haar schouders voelde, en zo sociaal lichtelijk onthecht raakte, maar ook een topstudent werd. Zodanig dat broer Moor zich afvraagt: ‘was zij beter bestand geweest tegen de ontmoediging door professoren, of had ze die nooit hoeven horen?’ – een vraag die misschien vooral veel over hemzelf zegt.

We krijgen – dankzij het wisselende perspectief, want de alwetende verteller springt en schakelt lustig, de roman krijgt er een lekker tempo en een weids karakter van – de telgen Van Bohemen dus ook te zien via elkáárs blikken. Een typisch familieromantrekje, waarmee duidelijk wordt hoe de verhoudingen liggen: dat mensen en hun eigenschappen niet op zichzelf staan, maar gezamenlijk gevormd zijn, en versterkt door elkaar (en door de percepties die ze van elkaar hebben). Zo werd Cat de streber die ze is onder druk van haar vaders hoge verwachtingen. Althans: mede daardoor. Het is te veel eer om te zeggen dat dat haar volledig bepaalde.

Heerma van Voss, of zijn verteller, heeft een groot empathisch oog voor die genuanceerde wederkerigheid en neemt in het nature-nurture-debat een middenpositie in. Cruciaal is dat bij vader Oskar, die het gezin beheerste, in goede en kwadere zin. De roman bevat een plotlijntje over zijn jeugdtrauma, iets waarvan hij (mede!) de binnenvetter werd die zijn innerlijke gewoel afschermde van zijn naasten (en voilà, zie de doorwerking in Cats afgeschermde emoties). De aard van dat trauma krijgt de lezer al vroeg te horen – waarmee de verteller lijkt te zeggen: deze spoiler geef ik vast weg, anders gaat u er maar overdreven belang aan hechten. Hier gáát het niet om.

Macbook

‘Ik ben niet mijn levensverhaal’, is het motto dat Oskar in zijn leven meermaals achternaliep – waarmee hij zijn geschiedenis misschien weer te weinig serieus nam. Maar de ‘grotere leugen’, meende hij, zou zijn te beweren ‘dat ik volledig verklaarbaar ben. Dat iemand dat is, of kan zijn.’ En met die pijnlijke vaststelling, die evenzeer een conclusie is als een gebrek daaraan, krijgt Geen vaarwel vandaag toch het overkoepelende, verenigende idee waarop je bij een familieroman hoopt – en dat mooi past bij de vormkeuze voor de alwetende verteller.

Niets te klagen? Wel iets: dat de verteller (of schrijver) zich iets te vaak flauwe grappen toestaat, dad jokes (‘de Hongaarse restaurantketen De Goulasharchipel’) die niet echt bij de personages lijken te passen – waarbij het vooral irriteert dat de verteller zo tóch even uit zijn onzichtbaarheid tevoorschijn stapt. En, last but also least, de wat versuft afgestelde spellingscontrole: er staat ‘broccante’ voor brocante, ‘Broek en Waterland’, Leonard Cohens ‘Hallellujah’ – en het woord is ‘kostwinner’, niet ‘kostwinnaar’, en de Apple-laptop heet Macbook en niet iMac, en ‘The Nucleair Family’ is geen Engels.

Evengoed zijn die bezwaren niet groot genoeg om de magie van de levensechtheid te versjteren, van de geloofwaardigheid van de personages. Ik heb een tijdje met ze meegeleefd en nu mis ik ze. Dankzij die intieme ervaring is Geen vaarwel vandaag een van de warmste boeken die ik dit jaar las.