Een uitnodiging in mijn inbox: de Koninklijke Bibliotheek bestaat 225 jaar, en dat wordt groots gevierd. Ik kan niet, want ik ben bijna de hele maand in Suriname voor onderzoek. Dat vind ik jammer, want ik draag onze en eigenlijk elke bibliotheek een warm hart toe. Een nationale bibliotheek heeft bovendien iets grandioos. De waarde die een samenleving hecht aan zijn eigen cultuur en geschiedenis, is af te lezen aan hoe het zijn nationale bibliotheek optuigt. Ik denk aan de miljoenen boeken en tijdschriften, bundels en manuscripten die in het archief in Den Haag liggen opgeslagen. Ooit mocht ik het bezoeken, en de meterslange gangen, afgezoomd met gevulde boekenplanken zo ver het oog reikt, maakten diepe indruk op me.
Meer dan een historische verzameling van boeken, is een bibliotheek een verzameling van ideeën, waarbij elk boek een uiterst menselijke oefening is waarin het niet zelden gaat over de strijd tussen de twee kanten die wij in ons dragen: die van de zucht naar beschaving, en die van onze eigen barbaarsheid – ons ego, onze drang om te verwoesten, onze oorlogszucht.
Hoewel de bibliotheek steeds opnieuw zijn waarde moet bewijzen (in Amsterdam voor politici die de subsidies voor de OBA steeds opnieuw op de tocht zetten) wordt de intrinsieke waarde van de bibliotheek nooit echt betwist. We voelen allemaal, in ons hart, dat we deze zachte contouren van wie we zijn, en hoe we denken, moeten beschermen. Juist vanuit deze overtuiging die over grenzen en culturen en tijden heen gaat, zijn bibliotheken historisch gezien altijd de plekken die gevaar lopen. Wanneer een ander land je in het hart wil raken, dan doet hij er goed aan je bibliotheek te verwoesten.
Voorbeelden van deze opzettelijke verwoestingen van bibliotheken zijn in de geschiedenis van de mensheid talrijk. In de 16de eeuw verbrandden de Spanjaarden alle boekrollen die zij konden vinden van de Maya’s in Midden-Amerika. De geschreven geschiedenis die meer dan 800 jaar terugging, ging daarmee verloren. Van wat ooit duizenden exemplaren moeten zijn geweest, zijn nu nog maar vier manuscripten over.
In augustus 1992 verwoestten Serviërs de nationale bibliotheek van Bosnië en Herzegovina in Sarajevo. Het gebouw en haar schat van twee miljoen boeken en manuscripten, stonden symbool voor de multi-etnische samenstelling van de hoofdstad. Het ging allemaal in vlammen op. Mensen die boeken uit de vlammenzee trachtten te redden, werden door sluipschutters neergeschoten.
Recentere voorbeelden zijn er ook. In mei 2021, tijdens het conflict tussen Israël en Hamas werden de winkel en bibliotheek van boekverkoper Samir Mansour in Gaza-Stad verwoest in de oorlog met Israël, net als twee kleinere boekwinkeltjes en de nabijgelegen Iqraa-bibliotheek. Het Israëlische leger verklaarde later dat ze vermoedden dat er een wapenfabriek van Hamas in hetzelfde gebouw als Mansours bibliotheek verstopt was , een doorzichtige leugen die nauwelijks het eigenlijke doel van de aanslag verhulde; namelijk om een volk in het hart en in de ziel te raken. Samir Mansour bouwde zijn geliefde collectie in de maanden erna opnieuw op, met veel steun uit de internationale gemeenschap die hem zowel boeken als geld stuurde. De nieuwe bibliotheek telde, een jaar na verwoesting, 400.000 boeken, door mensen uit het buitenland opgestuurd. Vorige maand werd de winkel, op een andere plek dan de oude, opnieuw gebombardeerd. Op foto’s is te zien hoe het gebouw volledig verwoest is.
Bijna zou je tot de conclusie komen dat onze zachte contouren niet opgewassen zijn tegen harde ego’s en harde oorlogszucht. Maar in werkelijkheid is het een herinnering aan de noodzaak van bescherming van wat altijd in gevaar is: boeken, herinnering, beschaving.
Karin Amatmoekrim is schrijver en letterkundige. Ze schrijft om de week op deze plek een column.