Het is een van de mooie beloftes van zon en wind als energiebron. Omdat deze energie decentraal kan worden opgewekt, bij iedereen op dak, tuin of weiland, kunnen de opbrengsten van zonnepanelen en windmolens ook makkelijker ten bate komen van de omwonenden.
De energietransitie kán zorgen voor grotere zelfvoorzienendheid en minder afhankelijkheid van grote multinationals en overheden. In Nederland zijn inmiddels zo’n 600 energiecoöperaties, waarbij burgers vaak zélf hun energie opwekken.
Maar een NRC-onderzoek naar de gemeente Berkelland laat een valkuil zien. Belgen, Duitsers, Chinezen, Portugezen – allemaal verdienen ze aan Berkellandse zonnestroom. De winst van hun zonne-energie gaat niet naar de gemeente en haar inwoners, maar naar buitenlandse partijen. Het landschap ligt er vol met zonnepanelen, maar als je het veel bewoners en lokale bestuurders vraagt zijn ze die liever kwijt dan rijk.
Het is een voorbeeld van hoe het niet moet. Ja, de plannen klonken aanvankelijk sympathiek: een door de bewoners opgerichte coöperatie zou ervoor zorgen dat de Berkellanders gezamenlijk zouden werken én verdienen aan de energietransitie. Maar de voorwaarden en juridische bescherming van de coöperatie bleken zodanig zwak dat die snel ten prooi kon vallen aan investeerders zonder oog voor het lokale belang. „Er stond in feite: ‘kom maar naar Berkelland’ en we zien wel,” zei gemeenteraadslid Paul Knuvers vorige week in NRC.
Het kan wel degelijk anders. Dat laten allerlei andere energie-coöperaties zien die er wel in slagen om een significant deel van de opbrengsten terug te laten vloeien in de gemeenschap. Neem de Enerzjy Koöperaasje Garyp. Dankzij een statutaire constructie is daar geregeld dat de winst van de zonnepanelen van die Friese energiecoöperatie lokaal besteed moet worden. Zo kon daar de tennisvereniging ledlampen nemen, het Skûtsjemuseum Earnewâld kreeg een donatie voor verduurzaming, er werd een bijenweide aangelegd. En zo konden de afgelopen jaren meer plaatselijke initiatieven rekenen op financiële steun, betaald uit de zonnepanelen. Daarnaast bestiert de coöperatie het ‘Enerzjyhûs’, een soort winkel voor alle verduurzamingsvragen van bewoners. Ze houden het grote geld buiten de deur om geld in de buurt te kunnen blijven steken.
Het contrast tussen Garyp en Berkelland toont aan dat energiecoöperaties zowel meer ruimte als meer bescherming verdienen vanuit lokale en provinciale overheden. Het idee van energiecoöperaties verdient navolging vanwege de grote beloftes voor de energietransitie, maar te grote naïviteit kan ervoor zorgen dat gemeenschappen hun landschap verpatsen aan partijen die niets ophebben met de lokale belangen.
Het is wat dat betreft hoopvol dat over energie-coöperaties in meerdere verkiezingsprogramma’s ideeën staan. De VVD wil „wet- en regelgeving aanpassen” zodat het makkelijker wordt om een coöperatie op te richten. Partijen van BBB tot NSC tot Volt willen meer ruimte voor gemeenschapsinitiatieven. GroenLinks-PvdA wil „50 procent lokaal eigendom van hernieuwbare elektriciteit op land” verplicht stellen.
Het zal de komende jaren een balanceer-act zijn: aan de ene kant kunnen overheden meer doen om gemeenschapsinitiatieven zoals energiecoöperaties te faciliteren, aan de andere kant moeten ze zorgen voor voldoende waarborgen en begeleiding. Dat bepaalt voor een belangrijk deel het slagen van de transitie.