Moeder: „Wij hebben voor onze kinderen van 6 en 8 altijd een streng schermbeleid gehad. Ze mogen aan het eind van de middag en op woensdagmiddag en in het weekend tv kijken. Als we ergens naartoe gingen, sleepten we een knutseltas mee, geen devices. Dat werkte prima, tot er een Nintendo in huis kwam. Nu wil de oudste als er vriendjes mee uit school komen op die spelcomputer. Eerst bedacht ik als regel: je mag er drie keer per week een half uur mee spelen, dat is dan jouw schermtijd, maar daar blijken toch allerlei uitzonderingen op te bedenken. Ik vind het ook leuk als de kinderen er samen mee spelen, maar moet dat dan in plaats van hun tv-tijd? Kunnen we daarna nog met z’n allen een film kijken als ze net samen hebben zitten gamen? Bovendien krijgen ze nu ook van school online rekenoefeningen waardoor ze dagelijks op de iPad moeten. Hoe maken we thuis duidelijke afspraken over schermtijd?”
Naam is bij de redactie bekend. (Deze rubriek is anoniem, omdat moeilijkheden in de opvoeding gevoelig liggen.) Wilt u een dilemma in de opvoeding voorleggen? Stuur uw vraag of reacties naar [email protected]
Balans zoeken
Remco Pijpers: „Het is haast onmogelijk geworden om schermtijd op die manier te reguleren. Kinderen hebben die schermen voor veel verschillende activiteiten nodig. Bijvoorbeeld om met oma te facetimen in het buitenland, huiswerk te maken, les op afstand te volgen, of met een vriendje te Minecraften.
„U kunt beter kijken naar de context waarin dat schermgebruik plaatsvindt, om de balans te wegen. Slapen ze genoeg, bewegen ze voldoende, komen ze genoeg buiten? Zitten ze rechtop of met kromme rug tijdens het schermgebruik? Oogartsen raden de 20-20-2-vuistregel aan: pauzeren na twintig minuten en zeker twintig seconden in de verte kijken. De twee staat voor minimaal twee uur buiten zijn.
„Ook is het goed om af te wegen wát uw kinderen op een scherm doen. Zijn ze bezig met sommen, samen een spel aan het doen, gebruiken ze een YouTube-tutorial om koekjes te bakken?
„Kijk ook hoe die balans past in uw gezin. Zo krijgen kinderen die ver moeten fietsen, soms al jong een mobieltje zodat ze naar huis kunnen bellen als er iets mis is. In weer een ander gezin kunnen kinderen prima zonder.”
„Natuurlijk moet u alert blijven, zeker op wat kinderen via hun smartphone aan informatie binnenkrijgen, maar u mag ook een beetje ontspannen.”
Maak onderscheid
Dian de Vries: „Maak onderscheid tussen verschillende soorten schermtijd. Samen een film kijken of huiswerk maken is niet hetzelfde als in je eentje gamen. Maak daar aparte afspraken over.
„Een aantal minuten per dag of week is lastig bij te houden. Wat beter werkt is om het schermgebruik te koppelen aan, of juist los te koppelen van, een moment. Bijvoorbeeld: ‘Je mag gamen als papa aan het koken is.’ Of: ‘Van 17 uur tot het eten mogen jullie tv kijken.’ Of: ‘Geen Nintendo meer na het eten.’ Dit consequent doorvoeren voorkomt gezeur.
„Maar je ontkomt ook niet aan wat flexibiliteit. Bijvoorbeeld met vakanties of als iemand ziek is; een kind zelf, een ouder, of een juf.
„Praat als gezin over de fijne en minder fijne aspecten van online zijn. Zo leren uw kinderen van jongs af aan op een kritische manier met media omgaan en is de kans groter dat ze dat ook op oudere leeftijd doen.”
„Vergeet ook uw eigen voorbeeld niet. Als ouders veel achter de laptop, tv of met de telefoon in de hand zitten, nemen kinderen dit over. Dit is zelfs een van de belangrijkste voorspellers van overmatig internetgebruik bij kinderen.”
Remco Pijpers is specialist jeugd, onderwijs en digitale media bij Kennisnet. Dian de Vries doet onderzoek naar digitale vaardigheden aan de Hogeschool Utrecht en is mede-auteur van De Schermwijzer.
Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement. Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.
Het had maar een haartje gescheeld of deze column was er deze week niet geweest. Want het is hier bizar druk, zoals elk jaar in september. Heel Nederland heeft me deze maand geboekt voor een lezing, al mijn vrienden organiseren welkom terug-na-de-zomer-etentjes, en dan zijn er natuurlijk nog de visiesessies, townhalls en de hoe-is-het-met-jougesprekken van m’n werk – m’n agenda zit ramvol. Ik heb bij Dick Schoof een crisiswet aangevraagd, zodat ik alle beslissingen deze maand lekker zelf mag nemen zonder ze eerst aan m’n baas, familie of vrienden te hoeven voorleggen.
Toen ik op LinkedIn vroeg of meer mensen zo druk zijn in september, werd ik bedolven onder de septemberstress. De scholen die deze maand de kennismaken-met-de-mentor-bijeenkomsten plannen, de tienminutengesprekken midden op de dag, de MOL-gesprekken (mentor-ouder-leerling-gesprekken). De tandarts, de ortho, de zwemlessen die weer beginnen.
Maar ook de sportclubs, kerken en zangkoren die allemaal het nieuwe seizoen moeten openen. En al die verjaardagen, verzuchtten lezers! Want tachtig procent van alle mensen op de wereld is verwekt tijdens de kerstdagen.
Of wat dacht je van het weer! Super-irritant. Want nog steeds schitterend. Dat betekent dat je dus minstens twee tot drie keer per week moet barbecuen, golfen, naar het strand, tenniscompetities spelen, naar cultuurfestivals, vernissages, en themawandelen. En er moet, voordat de échte regen begint, nog snel even overal worden geheid, gezaagd en geschuurd.
Maar je werk is natuurlijk het ergst in september. Reizen naar het buitenland, brainstorms, kick-offs, inspiratiesessies, subsidieaanvragen, sollicitatiegesprekken. „Ik verzuip zowat deze maand”, schreef iemand op LinkedIn.
Want dan ís het al moeilijk om weer op te starten na de zomer, komen er ook nog allemaal éxtra verplichte nummers bij. „In de zomer verveelt iedereen zich de tandjes”, schreef een dierbare vriend, „en dan moet er ineens binnen vier weken een jaarplan liggen, een budgetaanvraag, tig verdiepingsbijeenkomsten, fotosessies, rot op. Ik kan het zinnetje ‘nu iedereen weer terug is van vakantie’ niet meer horen.”
Jongens, rustig. Het ís ook raar, dat we onszelf dit elk jaar weer aandoen. Niet alleen in de planning, maar ook metafysisch en filosofisch. Want de natuur is klaar, alle planten en bloemen zijn uitgebloeid, de dieren gaan in winterslaap, en het blad mag vallen. Maar terwijl de natuur tot rust komt, starten wij weer op. IJverig als mieren. Dat moet echt anders. Landelijk beleid, collectieve afspraken.
Daarom stel ik voor om vanaf volgend jaar september helemaal schoon te vegen. Gewoon, leeg. Alleen bij weerrampen komen we in actie. Het is gewoon een zomermaand. Gemiddeld 22 graden. Duh. Wat nou kantoor.
En nee, we gaan ook niet met vakantie in september. Hou eens op. Van die collega’s die in de zomer, als er geen reet te doen is op werk, thuisblijven, en dan in september als iedereen zich weer het schompes moet werken, ertussenuit glippen. Zo werkt het dus niet. Ik stel voor dat we ‘buiten het hoogseizoen’ extra duur maken, om die aso’s dwars te zitten.
In plaats daarvan gooien we alle kantoren in juli en augustus dicht, en gaan we lekker met z’n allen tegelijk op vakantie. Komen we eindelijk eens tot rust, en hoeft ook niemand z’n irritante out-of-officemails aan te zetten.
En dan verplaatsen we alle evenementen, schooldingen, kick-offs en kennissessies naar januari! Gewoon hop, niet zeuren, dan is er toch niks te doen. We schaffen Dry January af, proppen alle ‘leukigheid’ in twee dagen met overnachting en gaan dan drie dagen helemaal naar de tering. Maar dan hebben we wél alles weer gehad voor het hele jaar.
Er staan nu alleen nog wat witte verfvegen. Heel licht, bij de overgang van de tegels van de woonwijk op het asfalt van de dwarsweg langs de dorpsgrens. Het zijn de restjes van een raadsel dat hier, op de kruising van de Tuinbouwweg en nieuwbouwwijk Geerpark in het Brabantse Vlijmen, de afgelopen weken ontstond.
Van de ene op de andere dag stonden er haaientanden op de weg, wel wat slordiger geschilderd dan normaal. Net een iets andere vorm driehoek, een fellere kleur wit, net niet helemaal recht, de ruimtes tussen de driehoeken asymmetrisch.
„Nee, we weten nog steeds niet wie dat heeft gedaan, het moet haast wel een buurtbewoner zijn geweest”, zegt Cees van Esch (67), leunend in zijn deuropening. Hij woont vlak naast het kruispunt. „Er wordt hier flink gebouwd, er is veel werkverkeer, dus er ontstaan soms wel gevaarlijke situaties”, zegt hij.
Het verkeer uit de woonwijk komt van rechts en heeft voorrang, maar er wordt op de dwarsweg veel harder gereden. Er zijn de laatste tijd ook veel nieuwe mensen komen wonen, waardoor het kruispunt veel drukker is geworden. „Het lijkt mij niet echt verstandig als mensen zomaar haaientanden op de weg kalken, maar ik zie het vooral als ludiek protest.”
De gemeente Heusden, waar Vlijmen onder valt, kon er in elk geval niet om lachen, volgens woordvoerder Bas Schel: „Wij vinden het prima als mensen hun mening uiten. Maar niet op deze manier, want dit is risicovol voor andere verkeersdeelnemers.” Verder wil de gemeente niet ingaan op de situatie; de haaientanden zijn weer weggehaald en de verkeerssituatie blijft voorlopig zoals hij is.
Illegaal maaien
Het gebeurt wel vaker dat bewoners eigenhandig verkeerssituaties aanpassen. In Leidschendam, Wilnis en Kampen legden ontevreden buurtbewoners drempels in hun straat om het verkeer af te remmen. In het Westland zijn sommige bewoners het niet eens met het ‘ecologische maaibeleid’ van de gemeente waarbij de wegbermen maar twee keer per jaar worden gemaaid. Een aantal van hen sloeg deze zomer illegaal aan het maaien, omdat de begroeiing zou zorgen voor slechter zicht in het verkeer.
Gemeentes treden in de meeste van deze gevallen streng op. In Waalwijk belandde een inwoner die in 2018 haaientanden op een weg in zijn buurt schilderde zelfs een nachtje in de cel.
Er zijn redenen te bedenken waarom mensen niet zomaar zelf verkeerstekens, -borden en drempels mogen plaatsen. „Dan wordt het een soort survival of the fittest op de weg, terwijl verkeersregels nou juist draaien om voorspelbaarheid en duidelijkheid”, zegt hoogleraar cognitieve psychologie Jan Teeuwes, die zich aan de Vrije Universiteit heeft gespecialiseerd in verkeerspsychologie. „Ambiguïteit kan levensgevaarlijk zijn.”
Maar in Heusden en op de andere plekken met iets te initiatiefrijke bewoners komt wel de vraag op waarom zij niet directere invloed hebben op de wegsituatie als zij vinden dat die bijvoorbeeld gevaarlijk is. Zijn de mensen die zelf dagelijks over de weg rijden niet beter in staat om te zien wat er nodig is dan een ambtenaar vanuit het gemeente- of provinciehuis? Het gebeurt namelijk ook meer dan eens dat verkeerssituaties waar inwoners al jaren over hadden geklaagd pas worden aangepast nadat er iets ergs is gebeurd. Zo werd onlangs in Rotterdam op veel wegen rond het centrum de maximumsnelheid verlaagd van 50 naar 30. Bewoners zeiden al jaren dat de wegen onveilig waren, maar pas nadat een 14-jarig meisje door een auto was aangereden en overleed, nam de gemeente maatregelen.
Standaardformulieren
Haaientanden schilderen of drempels neerleggen gaat nogal ver. Maar bewoners komen ook op andere manieren in actie. Denk aan de fluorescerende plastic klaar-overs met een oranje vlaggetje, met de boodschap: hier wonen kinderen, dus rij rustig. Soms plakken omwonenden op lantaarnpalen of containers langs de weg stickers met lagere maximumsnelheden dan er eigenlijk gelden.
De grens tussen goedbedoelde ‘nudges’ en illegale ingrepen is niet altijd duidelijk. „Een jurist zal je ongetwijfeld kunnen vertellen waarom zelf haaientanden verven niet rechtsgeldig is”, zegt hoogleraar verkeerspsychologie Dick de Waard van de Rijksuniversiteit Groningen daarover. „Maar de echte vraag is natuurlijk: waarom worden bewoners niet eerder en beter bij besluitvorming betrokken?”
Soms plakken omwonenden stickers met lagere maximum- snelheden
Hoe het verkeer is ingericht heeft grote gevolgen voor de veiligheid en leefbaarheid; hoeveel ruimte is er om te spelen, te fietsen, te lopen, hoeveel groen is er? Op veel beleidsterreinen is de laatste jaren meer aandacht is voor bewonersinspraak en burgerinitiatieven, bij verkeersinrichting is dat nog nauwelijks het geval. Bewoners zijn veelal aangewezen op standaardformulieren en -procedures bij gemeenten die niet altijd snel of soepel verlopen, signaleert verkeerskundige Eric van Berkum, hoogleraar aan de Universiteit Twente: „Ik ben een aantal jaren voorzitter geweest van de werkgroep-verkeer in het dorp waar ik woon. Wij spraken twee keer per jaar met de betreffende ambtenaar die ons geduldig aanhoorde, maar zelden overging tot actie.”
Ook hij is er geen voorstander van dat bewoners zelf een kwast pakken. „Dan wordt het al snel een janboel. Maar een traag opererend ambtenarenapparaat doet het vertrouwen in goed bestuur niet per se veel goed.” Verkeershoogleraar Marco te Brömmelstroët en journalist Thalia Verkade kwamen in hun boek Het recht van de snelste (2020) ook al tot de conclusie dat voor wie inspraak wil hebben op de verkeerssituatie in zijn buurt er maar één ding op zit: „Bijten als een pitbull. Niet meer loslaten. Dan heb je een kans op succes.”
Haaientanden verplaatsen
Soms lukt het wel. Zo werd eerder dit jaar na een geslaagde proef in het centrum van Amsterdam de plaatsing van haaientanden op drukke fietskruisingen veranderd, na klachten van fietsers. Op sommige plekken stonden de haaientanden direct na een oversteekplaats, waardoor er bij drukte opstoppingen ontstonden. In de oude situatie moesten net overgestoken fietsers voorrang verlenen aan fietsverkeer van rechts. In de aangepaste situatie is dit omgedraaid.
De gemeente Amsterdam experimenteert ook met radicaler nieuwe verkeerssituaties. Het pontplein achter Amsterdam Centraal is sinds 2016 ingericht als zogeheten ‘shared space’: al het verkeer kan er kriskras door elkaar rijden en iedereen mag zelf bepalen hoe hij oversteekt. De gemeente is tevreden over de resultaten: het aantal ‘gedeelte ruimtes’rond het station wordt uitgebreid.
Maar dit soort zelforganisatie in het verkeer werkt „alleen als het volstrekt duidelijk is voor iedereen dat dat de nieuwe situatie is”, zegt verkeerspsycholoog Jan Teeuwes van de VU. „Duidelijk aangekondigd, en ook breed gedragen.” Bij shared spaces worden verkeerstekens verwijderd, in plaats van toegevoegd. In Den Haag werd zo’n gedeelte ruimte in het stadscentrum weer teruggedraaid, zegt hij „vanwege gevoelens van onveiligheid”.
De passanten bij het kruispunt in de nieuwbouwwijk in Vlijmen zijn opvallend eensgezind: zelf zomaar driehoeken op de weg schilderen, liever niet. „Dan wordt het een rommeltje”, zegt Annette Verweij die in de buurt woont. „Maar ik hoop wel dat de gemeente nog eens goed komt kijken.”
Dat de situatie hier niet optimaal is, blijkt op deze doordeweekse ochtend. Een grijze Volkswagen Polo rijdt in stevig tempo vanuit de wijk de kruising op, en moet door een snel tegemoetrijdende auto op de dwarsweg plots op de rem. Vlak voorbij de witte verfresten.
Moeder: „Ik heb een eeneiige jongenstweeling van 10 jaar. Ze hebben een haat-liefdeverhouding. Hoe ga je om met die onderlinge competitie en conflicten die vanuit het niets escaleren? Vermoeiend als ouder. Hoe haal ik hier de scherpe kanten vanaf?”
Accepteer competitie
Jenny van Dongen: „Het is heel normaal dat kinderen in een gezin zich met elkaar vergelijken. Die onderlinge competitie is niet per se problematisch, maar hoort bij de ontwikkeling.
„Bij eeneiige tweelingen is met die onderlinge vergelijking natuurlijk iets bijzonders aan de hand, omdat ze zo op elkaar lijken. Omdat ze voortkomen uit dezelfde gesplitste eicel hebben ze exact hetzelfde dna. Als je steeds een kopie van jezelf ziet, ben je ook meer geneigd je daarmee te vergelijken. Het kan pijnlijk zijn als de een iets (nog) niet kan wat de ander wel lukt. Een kind van zes snapt dat een oudere broer iets heeft bereikt omdat hij ouder is. Bij tweelingen wordt die frustratie niet verzacht door een verschil in leeftijd. Daardoor kan de competitie wat feller uitpakken, en wat pijnlijker zijn.
„De onderlinge vergelijking wordt versterkt door de buitenwereld. Tweelingen, en met name eeneiige tweelingen, worden steeds met elkaar vergeleken. Probeer dat als ouder in ieder geval niet te doen, maar de kwaliteiten van beide jongens te waarderen. Leg uw jongens uit dat de band die ze hebben heel speciaal is, en dat ruzies daar een beetje bij horen, juist omdat zij zo vertrouwd met elkaar zijn en elkaar zo goed kunnen begrijpen. Dat het normaal is dat ze in sommige levensfases minder goed met elkaar kunnen opschieten, maar dat ze als ze ouder worden een grote bron van steun voor elkaar kunnen zijn.
„Kijk voor de pedagogische uitdagingen van ouders met een tweeling ook eens op de website van de Nederlandse vereniging voor ouders van meerlingen: NVOM.”
Individuele aandacht
Coks Feenstra: „Het tweelingschap heeft prachtige kanten, maar levert ook frustraties op. Elk kind wil het eigen ‘ik’ vinden. Wie ben ik, wat maakt mij uniek? Voor eeneiige tweelingen kan de band met broer of zus daarom beklemmend voelen: wie ben ik als ik zo op de ander lijk?
„Door de hechte band die veel eeneiige tweelingen hebben, denken ouders al snel: ze hebben aan elkaar genoeg. Dat is niet waar. Ze hebben apart van elkaar een sterke relatie met hun ouders nodig om zich goed te ontwikkelen. Uit onderzoek blijkt dat hoe sterker die band is, hoe beter het tweelingkind de eigen identiteit vindt. Dat is ook logisch, want juist in het individuele contact met de ouder leert het kind over zichzelf. Ouders ‘spiegelen’ hun kind en helpen het zichzelf te ontdekken. Dit gebeurt veel minder als de tweeling altijd samen met de ouder is, omdat de tweeling dan ook sterk op elkaar reageert.
„Doe vaak iets met de jongens apart. Laat bijvoorbeeld om en om met ze de hond uit, of ga met een van de twee boodschappen doen. Door die ouderlijke aandacht krijgen hun eigen eigenschappen en behoeftes meer aandacht. Laat ze ook apart van elkaar speelafspraken maken met vriendjes en vriendinnetjes.
„Door meer ruimte tussen hen te creëren kunnen ook de onderlinge spanningen afnemen. Leer hen ook om zich tegenover elkaar uit te spreken over hun irritaties. Uit onderzoek blijkt dat tweelingen dit vaak heel moeilijk vinden.”
Coks Feenstra is als ontwikkelingspsycholoog gespecialiseerd in de opvoeding van tweelingen. Ze schreef Tweelingen en school en Het grote tweelingenboek.