Opinie | De burger moet bij de stembus het schaap in zichzelf bedwingen

Veel mensen weten nog niet wat ze gaan stemmen bij de komende verkiezingen. Ze zijn na de vorige verkiezingen van voorkeur veranderd of ze veranderen tijdens de campagne van voorkeur. Deze mensen worden gezien als ‘zwevende’ kiezers.

Misschien toch even stilstaan bij de badinerende ondertoon van die term. De suggestie van ‘zweven’ is dat deze twijfelende mensen opstijgen, wegens gebrek aan zwaartekracht. Alsof een échte kiezer vast aan de grond zit, altijd hetzelfde stemt.

Het is hoffelijker te spreken over ‘denkende kiezers’. Mogelijk zijn deze denkende kiezers een product van emancipatie, en voeren ze met plezier hun verworven keuzevrijheid bot op de mogelijkheden in het stemhokje. Heerlijk dat je niet hoeft te stemmen wat je ouders stemden, en heerlijk om dertig stemwijzers in te vullen. Het zorgvuldig wegen van je stem is een manier je burgerschap serieus te nemen.

Het kan ook zijn dat deze denkende kiezers het gevolg zijn van de tientallen politieke partijen die we inmiddels hebben. Niet gek dat met zo’n breed aanbod het idee leeft dat érgens een partij speciaal voor jou moet zijn, als lhbti’er uit de regio met drie keer modaal, als gelovige moslim met een parkeerwens in de binnenstad, als pensionado-veganist. Nog heel eventjes doorzoeken maar, als geen enkele partij precies bij jou past.

Aan die laatste redenering kleeft vanuit democratisch oogpunt wel iets ingewikkelds, want de kiezer die een op maat gesneden partij verwacht wordt onvermijdelijk teleurgesteld. Er volgt immers altijd geven en nemen in de politiek. Eerder vroeger dan later gaat zo’n club waar je al je particuliere verlangens op projecteert toch iets doen wat een deel van de achterban tegen de haren in strijkt. Dus daarom drie wenken voor de denkende kiezer.

Je bent niet uniek

Ten eerste: sportiviteit is cruciaal voor representatieve besluitvorming. Democratie is voor losers, zoals de Duits-Amerikaanse politicoloog Jan-Werner Müller het heeft omschreven. Als er gestemd moet worden, zijn er altijd mensen die pech hebben. Maar die hebben morgen een nieuwe kans. De kiezer die incalculeert dat het om deelname aan een contactsport gaat, heeft vermoedelijk minder moeite om zijn of haar stem te bepalen. Denk na over de concessies waar je wel en niet mee kunt leven.

Ten tweede: realiseer je dat je bepaald niet uniek bent. De kiezer die veronderstelt dat hij of zij heel bijzondere verlangens heeft, is mogelijk een aansteller. We praten veel en graag over individualisering. Maar ons gedrag (op de arbeidsmarkt, op de huwelijksmarkt, in de supermarkt, in de kledingwinkel) en onze opvattingen (over abortus, euthanasie, rechten voor minderheden) zijn voorspelbaarder geworden de laatste decennia, niet minder voorspelbaar. Nederlanders zijn hardnekkig gewone mensen en geneigd tot kuddegedrag, kiezers ook.

Het is in een land vol zelfverklaarde individualisten misschien net zo’n weinig populaire boodschap als dat geven en nemen bij democratie hoort, maar ook het bedwingen van het schaap in onszelf kan behulpzaam zijn. Misschien is het logisch dat je na twee of drie televisiedebatten nog twijfelt of telkens opnieuw bijna zeker weet dat je Omtzigt wil stemmen. De media-optredens lijken immers nogal op elkaar. Voor een denkende kiezer kan een gesprek met mensen van wie je zeker weet dat ze anders denken dan jij wel eens meer soelaas bieden. Of een paar keer boodschappen doen buiten je eigen wijk, als je geen zin hebt om te praten.

Als er gestemd moet worden, zijn er altijd mensen die pech hebben. Die krijgen wel een nieuwe kans

Politieke partijen anticiperen intussen wel op het bedachtzame gedrag van de kiezer, door geen al te scherpe keuzes te maken. Daar wees het Sociaal en Cultureel Planbureau eerder deze week al op. We hebben nogal wat crises in het land. Iets mag natuurlijk pas een ‘crisis’ heten wanneer het de middenklasse raakt, maar van die situatie hebben we er nu wel een paar: meer mensen in armoede in een welvarend land, te weinig huizen en te veel stikstof, haperende dienstverlening en dalend vertrouwen in de overheid. Maar de precieze oplossingen zijn niet altijd duidelijk. Goede zorg, wie is er niet vóór, constateerde het SCP, maar dat vergt ook offers. Hoe die gebracht gaan worden houden de partijen liever mistig, zodat niet te veel kiezers zich vroegtijdig van hen afkeren.

Zulk behaagziek gedrag is natuurlijk vragen om teleurstelling na de verkiezingen. Alleen, een flink deel van de maatschappelijke ergernis over de politiek gaat over de verruwing van het debat de afgelopen jaren. Allicht dat het voor alle beroepsduiders vervelend is dat de campagne ‘kabbelt’, maar het verlangen naar politiek gooi- en smijtwerk wordt niet universeel gedeeld. Heldere keuzes zijn beter, maar met normalisatie van de politieke omgangsvormen is er ook al iets gewonnen.

Bewijs dat Nederland ‘deugt’

De derde wenk is, binnen de bandbreedte van sportiviteit en kuddegedrag, zeker niet te stoppen met nadenken. Uiteindelijk zijn de uitkomsten van verkiezingen in Nederland ook weer niet zo moeilijk voorspelbaar. Mogelijke uitschieters in de komende dagen daargelaten, lijkt deze keer geen uitzondering te zijn. Veel kiezers zullen heus nog een tijdje denken over de uiteindelijke partij van hun keuze, misschien pas in het stemhokje beslissen. Maar men weet vaak al of die stem links of rechts landt. Het is vooral peinzen over Yesilgöz of Omtzigt, Timmermans of Marijnissen.

Ook neigen de meeste Nederlanders in weerwil van hun progressieve zelfbeeld naar een zeker conservatisme. In de gedachtegang van veel nog-denkende kiezers zijn bijvoorbeeld nieuwkomers, seksuele minderheden of alternatieve energiebronnen vooral aantrekkelijk als bewijs dat Nederland ‘deugt’, en minder geschikt om daadwerkelijk een plek te geven in het beleid. Volgens de meerderheid is bestaanszekerheid belangrijk, maar cultureel gezien moet het allemaal niet te gek worden.

En dan hintte NSC-leider Pieter Omzigt eerder deze week al op een rechts minderheidskabinet, een verwijzing naar de uitspraak „alleen in uiterste noodzaak”, die katholieke voorman W.H. Nolens al aan het begin van de twintigste eeuw deed over regeren met links. Dat er veel nog altijd nadenkende kiezers zijn, betekent zeker niet dat er grote veranderingen in het verschiet liggen.