‘Hoe overleef je zoiets?” Ik denk dat het een van de vragen is die ik het meest heb gesteld. Als journalist ontmoet ik veel mensen die iets hebben meegemaakt waarvan ze altijd dachten: dat overkomt een ánder. Maar niemand is gevrijwaard van ellende. Ik sprak Jeanne en Bart Hornikx, die hun dochter bij de MH17-ramp verloren, in 2014. Ik sprak Arold Dingemans, een man die langzaam doof en blind wordt. Anne-Laura van Harmelen, veerkrachthoogleraar, maar bovenal moeder van een meervoudig gehandicapt kind. Arjan Erkel, die werd ontvoerd en bijna twee jaar lang werd vastgehouden door extremisten in Dagestan. Ik sprak Ameline Ansu, die op jonge leeftijd haar ouders verloor. Farida Nabibaks, die worstelde met intergenerationele, nooit besproken trauma’s door het slavernijverleden van haar voorouders. Ik sprak Nicole Adams, die haar vrienden bij de Herculesramp (1996) verloor en daar zelf hersenletsel aan overhield.
De gebutsten, noem ik ze, de gehavenden, maar vooral: tering-naar-de-nering-personen. Zíj wisten hoe het voelt als de spreekwoordelijke grond onder je voeten wordt weg geramd, maar zij wisten óók hoe je daarmee vervolgens omgaat. Blijven ademen. Weer leren (glim)lachen, leven met soms immens zwaar verdriet, met soms je ziel onder de arm, maar wel: léven.
Door die levenswijsheid hing er, vond ik, altijd een zweem van mysterie om deze mensen heen. Zij hebben wat in de filosofie een ‘epistemisch transformatieve ervaring’ wordt genoemd: dat een mens door een bepaalde ervaring iets wezenlijks leert wat niet te leren valt zónder die ervaring. Op een andere manier kom je ‘daar’ niet, bij die wijsheid. En ook geldt: once you know, you know. Je gaat nooit meer terug naar de onbevangenheid van vóór die ervaring.
Aangepast dna
In 2017 kon ik me aansluiten bij die mensen. Mijn vóór: een leven met een warme, sprankelende, grappige moeder. Mijn ná: een leven zonder warme, sprankelende, grappige moeder. Twee jaar lang voelde ik me als een hond die zijn eigen staart achterna zat, hoe moet dit? Maar ik voelde ook dat het na die twee jaar langzaam lichter werd. Hoe deed ik dat? Wat zorgt ervoor dat mensen kunnen blijven opstaan na verlies? Is veerkracht iets wat iedereen in zich heeft? Kun je het ergens vinden? Aanwakkeren? Versterken? Van tevoren trainen? En: is ieder mens even weerbaar?
Ik vroeg en zocht en vond, en schreef een boek over veerkracht, waarin ik inga op deze vragen. Want laten we wel wezen: onze samenleving functioneert bij de gratie van veerkracht. Zonder veerkracht zou het gros van de mensen zijn bed niet uitkomen of functioneren, sterker nog: het gros van de mensen zou überhaupt niet bestaan, want enkel een veerkrachtige soort kan zichzelf voortplanten.
Ik sprak mensen die de lelijkheid van het leven leerden kennen, maar ook wetenschappers, artsen, die onderzochten wat die lelijkheid met mensen kan doen. „Elk mens is veerkrachtig”, vertelde Marco Boks me, psychiater en onderzoeker op de afdeling psychiatrie van het UMC Utrecht. Dertig procent van alle psychiatrische problematiek is gerelateerd aan trauma. Boks en zijn collega’s ontdekten dat bij veel mensen die in hun jeugd een trauma hebben meegemaakt, het dna zich heeft aangepast, waardoor ze veerkrachtiger worden. De code van het dna verandert niet maar wel welke delen actief zijn, legt hij uit. „We dachten dat die genetische aanpassingen schadelijk waren, dat het littekens waren, maar ze blijken juist bij te dragen aan het veerkrachtmechanisme.”
Maar er zijn ook mensen bij wie die aanpassingen niet of amper plaatsvinden. Ander onderzoek van Boks, dat hij in 2017 deed onder 96 militairen die waren uitgezonden naar Afghanistan, liet dat zien. De militairen stonden dna af voor vertrek en bij terugkomst. „Een deel van de militairen kwam met PTSS-klachten terug, en een deel zonder. Bij die PTSS-groep waren minder aanpassingen in het dna te vinden en bij de mensen zonder psychische klachten juist méér. Het is als met de meeste eigenschappen die de natuur voor ons heeft verdeeld en bepaald: sommigen hebben heel veel veerkracht, sommigen extreem weinig, de meesten zitten ertussenin.”
Het is ook voor een deel afhankelijk van ons karakter, legde Emma Pleeging, die aan de Erasmus Universiteit promoveerde op het onderwerp ‘hoop’. Hoopvolle mensen die een goed inbeeldingsvermogen hebben en licht aan het eind van de tunnel kunnen zien, zijn over het algemeen veerkrachtiger én krijgen meer voor elkaar. Hoop zorgt er namelijk voor dat we voor mogelijk houden dat er goede dingen gebeuren, en door de leap of faith die erin zit (we weten niet zeker dát het gaat gebeuren) maakt hoop ons actief: we zetten stappen om die goede dingen te laten gebeuren – wat voor een positieve cirkel kan zorgen. Andere onderzoeken laten zien: hoe minder narcistisch je bent, hoe flexibeler je omgaat met hoe het leven zich aandient.
Stress
Maar veerkracht is ook afhankelijk van wat je meemaakt. Die kan toenemen naarmate je moeilijkere dingen op je pad krijgt, mits het niet te veel wordt, laat de stress inoculation theory zien, bedacht door Michael Rutter, de inmiddels overleden eerste Britse hoogleraar kinderpsychiatrie aan King’s College. Hij suggereerde dat je een zekere mate van stress moet hebben meegemaakt, ‘moderate and managable stress’, dat zorgt voor meer veerkracht. Deze theorie suggereert eigenlijk: een klein beetje stress is goed voor je. Ik vergelijk het met een vaccin: je krijgt een beetje difterie, een beetje polio, een beetje tetanus, zodat je ertegen bestand bent als je echt besmet wordt.
Veerkracht gedijt het beste op verbinding, blijkt uit alle gesprekken die ik voerde. „Ik heb veerkracht altijd als een interrelationeel begrip beschouwd”, zei Dirk De Wachter, psychiater des vaderlands in België en sinds vorig jaar ernstig ziek. Hij heeft darmkanker, houdbaar middels pijnbestrijding, maar niet te genezen. „Het heeft altijd te maken met de ander. De veren zitten rónd ons. Ik zag het bij de mensen in mijn praktijk met ernstige problemen, en ik heb het nu aan den lijve ondervonden, hoe het toch komt dat ik door kan gaan, dat ik in de diepste duisternis wat licht kan zien. Het gaat om de ander. En jezelf in verhouding tot die ander.”
„Als ik in de shit zit, leun ik op de schouder van mijn zus, broer, zwager, schoonzus, mijn ouder. Ik ben heel dankbaar dat zij er zijn”, vertelde Nando Liebregts (28). Hij heeft het syndroom van Down en worstelt daar zo nu en dan mee. De zoon van Natasja Alderliefste (53) wordt sinds 2017 vermist, sindsdien zoekt ze hem. Ze stelt dat ze geen oppervlakkig contact meer wil. „Ik heb meer diepgang in mijn leven. Ik ben opener over mijn pijn, en anderen mogen dat ook tegenover mij doen. Daar heb ik behoefte aan.” En Boet Kwarten (36), die jarenlang met ernstige depressies en suïcidale gedachten kampte, voelde het lichter in zijn hoofd worden nadat hij die gedachten en depressies had gedeeld met zijn familie en nu ook met zijn vriendin.
„Daar is het donkere weer”, zegt hij dan. „Ik help je”, zegt zij dan.
Hoe dat precies werkt, weten onderzoekers niet. Maar het is een hoopvolle boodschap, stelt Boks. „Veerkracht is niet alleen een genen-kwestie maar dus ook een eigenschap die je kunt bevorderen. Als je iets naars overkomt, dan is het goed om te kijken naar je omgeving. Met wie ga je om, maar ook: waar woon je? Steunen die mensen om je heen je goed genoeg, wat voor werk doe je, en is dat allemaal wel het goede voor jou nu je iets naars hebt meegemaakt? Als je weet dat je veerkracht samenhangt met je omgeving, dan weet je ook dat je die veerkracht kunt vergroten door je omgeving te veranderen.”
Golfbeweging
Dat alles maakt veerkracht een gelaagd begrip, het bestaat uit allemaal kleine schakeltjes die niet alleen aangeboren, maar soms ook aangeleerd, of aan te leren, zijn. Zahira Mous is meermalen verkracht, en kampte jarenlang met PTSS. Zij vergeleek veerkracht met drie pilaren. „Het gaat om spiritualiteit”, zei ze, „om je sociale netwerk” (weer de verbinding) „en om expressie”, dus of je je kunt uiten. Daar kan kunst om de hoek komen kijken, of sport, muziek, schrijven, meditatie, naar de kerk gaan, het opzetten van een lotgenotengroep. Verdriet als motor om iets voor elkaar te krijgen is ook een sterke veerkrachtfactor, volgens de psychologie valt dit onder cognitieve herwaardering: iets moois uit je ellende slepen.
„Maar het kost zoveel tijd en moeite voordat je doorhebt wat voor jou allemaal werkt”, zei Zahira Mous erover. Er zijn heel wat schoppen onder eigen kont voor nodig om je eigen veerkrachtfactoren te ontdekken. Je mag in je ellende zwelgen in zelfmedelijden, maar niet te lang. Je mag je eigen slachtofferrol erkennen maar moet er ook uit kunnen stappen, „want die rol maakt elk mens lelijker”, zei Arold Dingemans, die door een zeldzame ziekte zijn gehoor en zicht verliest.
„De ervaring hoe je met iets moet omgaan krijgt je pas ná het moment dat je het het hardst nodig hebt”, zei een vrouw me, die op haar 32ste hoorde dat ze geen kinderen kon krijgen. Bovendien is het ook een golfbeweging: als je eenmaal verdriet hebt ervaren dat je leven lang duurt, zal ook het zoeken naar veerkracht dat hele leven duren.
Marten Scheffer is ecoloog aan de Wageningen University en doet onderzoek naar de veerkracht van meren, oceanen, oerwouden. Maar hij gebruikt die veerkrachtprincipes ook voor onderzoek naar bijvoorbeeld ouderen en mensen met een depressie. Want, zo stelt hij: alles en iedereen heeft een kantelpunt. „We weten dat veerkracht energie kost. Daar moet je in investeren. En als het niet nodig is, dan doe je dat doorgaans niet.” Hij vergelijkt de mens vaak met een plant. „In een omgeving waar alles altijd nagenoeg hetzelfde is: dezelfde hoeveelheid regen, dezelfde temperatuur… soorten die daar leven zijn totaal niet veerkrachtig als de omstandigheden ineens veranderen. Maar kijk naar planten die tegen nachtvorst kunnen: die maken stofjes aan waardoor ze niet bevriezen. Maar dat hebben ze zichzelf moeten ‘aanleren’ door extreem wisselende weersomstandigheden die ze moesten trotseren, en dat doe je pas als het nodig is.” Waar Scheffer maar mee wil zeggen: veerkracht gaat verloren in een omgeving waar er geen beroep op wordt gedaan, en veerkracht ontstaat op plekken waar het nodig is. „En daar zie je hoe prachtig dat is.”