Sinds het twee jaar geleden werd voltooid, is het reusachtige netwerk van dammen dat de stad Venetië beschermt negenenveertig keer in werking getreden. De Modulo Sperimentale Elettromeccanico (MOSE) heeft de stad eindelijk verlichting van de voortdurende overstromingen gebracht. Maar ook al liggen de keien van het Piazza San Marco er nu droger bij, de MOSE is geen blijvende oplossing: het water stijgt nog altijd. Venetië heeft zichzelf niet gered – alleen wat tijd gekocht.
Wat moeten we met die tijd doen? In plaats van nieuwe technische oplossingen te bedenken om het water tegen te houden, zouden we een eerlijk gesprek moeten voeren over de vraag of die stad daarbinnen nog altijd de moeite van het redden waard is – en of Venetië eigenlijk zelfs nog wel een stad ís. Als Venetië geen ander doel kan vinden dan het ‘flitstoerisme’ waardoor het van binnenuit is verdronken, is de stad misschien nog het beste te redden door haar te laten zinken.
Niet om iets af doen aan de inspirerende strijd van Venetië tegen de golven. De MOSE, ruim vijftig jaar geleden bedacht aan het Massachusetts Institute of Technology (MIT), heeft zich na jaren van wanbeheer en vertragingen tot een meesterwerk ontpopt. Bij een stormvloed haalt de stad de stalen poorten op door ze met perslucht te vullen; ze drijven naar de oppervlakte en blokkeren het inkomende water. Maar over vijftig of honderd jaar, als de zeespiegel verder is gestegen en er nog regelmatiger overstromingen zullen plaatsvinden, zal deze torenhoge uitvinding bedwongen worden.
Er zijn nog andere oplossingen, zoals het optillen van de hele stad door er zout water onder te pompen. Op ecologische schaal zou een Nederlands model werken, maar om tot een reële afname van het overstromingsrisico te komen zou dan de lagune van Venetië geheel moeten worden afgesloten. Ten slotte zouden we een hybride bouwwerk van beton-en-koraalriffen kunnen aanleggen, te vergelijken met wat in New York na de orkaan Sandy werd overwogen.
Het zijn allemaal veelbelovende ideeën, totdat nog een andere, ongemakkelijker vraag uit het water opduikt: wat proberen we nu precies te redden? Welk Venetië willen we zo graag beschermen?
Stad zonder volk
Venetië is al tientallen jaren een pijnlijk symbool van de kosten van het wereldtoerisme. In Coriolanus vraagt Shakespeare zich af: „Is dan de stad iets anders dan het volk?” Venetië heeft tegenwoordig vrijwel geen noemenswaardig volk meer. Er zijn miljoenen toeristen, maar minder dan 50.000 inwoners – 25 procent van het historische hoogtepunt. De oude Romeinen verdeelden steden in de urbs (het fysieke lichaam, gebouwen, muren) en civitas (het sociale lichaam oftewel de gemeenschap). Het eerste kan zonder het laatste niet bestaan. En Venetië is zijn civitas verloren; de stad is ingestort rond zijn eigen toeristeninkomsten. Dagelijks wordt het nu minder een stad en meer een pretpark.
In de jaren zeventig werden er nog tal van ideeën geopperd om de Venetiaanse civitas nieuw leven in te blazen. Een van de meest interessante: Venetië omvormen tot een eersterangs universiteit en de Stad der Bruggen laten herleven als een Italiaans ‘Oxbridge’. Maar dat voorstel ligt begraven onder twee meter massief goud: de lucratieve toeristeninkomsten. Helaas heeft Venetië nooit nee kunnen zeggen tegen de cruiseschepen met hun ladingen geld of de transitie van blijvende bewoning naar kortetermijn-Airbnb. De stad wordt bestuurd door commerciële verhuurders en afwezige beheerders die vooral in de stad Mestre op het vasteland wonen.
Lees ook
‘Wat doen we met het Paleis op de Dam als het water komt?’
Onderwaterpretpark
Een dergelijke geest is moeilijk te vinden in Venetië, een stad die uiteindelijk alleen nog een verzameling gebouwen zal zijn. Als we de civitas niet kunnen herbouwen, moeten we dan de urbs niet laten zinken? En onze tijd en energie op iets anders richten, op levende steden?
Zelfs als we het onder de golven laten verglijden, hoor ik het bedrijfsleven nu al het onderwaterpretpark tot ultieme bestemming van het wereldtoerisme uitroepen, waar je een dure duik kunt boeken naar de fundamenten van een verloren Atlantis. Verhuurders kunnen zelfs hun ondergelopen bezit nog uitbaten door het aan te bieden als decor voor toekomstige Hollywood-krakers – onderwaterthrillers, helden- en rampenfilms – vrolijk surfend op de tsunami van de klimaatverandering.
Misschien is verdrinken wel het beste wat Venetië voor de wereld kan doen – zo zou de uitgeholde stad nog één ding kunnen zeggen. De stad zou uitgroeien tot een krachtig symbool van de ecologische en sociale uitdagingen die we niet meer kunnen ontkennen. Nog een laatste maal zou het baken van de Renaissance kunnen dienen als waarschuwing voor ons allen: de klimaatverandering en ongelijkheid hebben onze geschiedenis verzwolgen, en zonder ingrijpen zullen ze dit ook met onze toekomst doen.