Pas wanneer bijna drie jaar na de verkiezing van president Joe Biden een boek verschijnt vol inkijkjes in het reilen en zeilen van zijn Witte Huis, dringt door hoe weinig we daar eigenlijk van weten. Over zijn voorganger werd wekelijks iets schandaligs gelekt en publiceerden teleurgestelde medestanders boekenplanken vol exposés. Biden, zo beschrijft Franklin Foer in The Last Politician, gaat er juist prat op saai te zijn en heeft zich omringd door trouw personeel dat zelden leegloopt tegen journalisten.
Samen streven zij ernaar de gevoelstemperatuur in de gepolariseerde Verenigde Staten te verlagen en de gelederen gesloten te houden. Ze zijn trots dat, nadat Biden aan de macht kwam, het verkeer naar nieuwssites kelderde en Amerikanen minder naar actualiteitenprogramma’s op televisie keken. De controverses over Bidens leeftijd, zijn publieke versprekingen en zijn probleemzoon Hunter genereren niet dezelfde onthullingen en ophef als Donald Trump deed. Dat maakt een boek over hem ook allesbehalve sensationeel.
Met Biden, zo betoogt Foer overtuigend, keert de politiek van de oude stempel – waarschijnlijk tijdelijk – terug in Washington. Na de outsiders Barack Obama, die hoop en verandering beloofde, en de populist Donald Trump, die het moeras in Washington zou droogleggen, zit er weer iemand met ervaring die ad hoc coalities kan bouwen met beleidsmatig handwerk en vleierij. ‘Een verdediger van de status quo’ in plaats van de leider van een beweging. Een president die bovendien zijn beperkingen kent.
Lees ook
Trumps Witte Huis was nog een grotere chaos dan iedereen dacht
De unieke, maar onvolledige, toegang die Foer kreeg tot het Witte Huis maakt dat zijn boek nieuwtjes bevat over Bidens succes in de pandemiebestrijding en de onderhandelingen over het klimaatbeleid binnen zijn Democratische Partij. Het biedt inzicht in hoe de desastreuze terugtrekking uit Afghanistan in het Oval Office werd beleefd. Het legt met fascinerende details en dialogen bloot hoe Biden probeert de Russische president Vladimir Poetin tot bedaren te brengen en hoe moeizaam de relatie is met de in zijn ogen naïeve en ondankbare Oekraïense president Volodymyr Zelensky. Ook beschrijft het Bidens cruciale, decennialange verhouding met de Israëlische premier Benjamin Netanyahu. Op kleinere schaal dan nu krijgt Biden in 2021 te maken met woeste Israëlische vergelding na een raketaanval uit Gaza. Netanyahu heeft Biden, als vicepresident en als presidentskandidaat, meer dan eens vernederd. Hun band is al half zo oud als de staat Israël, maar koel en weinig respectvol. Toch is Biden, zo reconstrueert Foer, tegen de wensen van zijn veel jongere medewerkers en een belangrijk deel van zijn electoraat, niet kritisch op ‘Bibi’ en de proportionaliteit van Israëls reactie. In plaats daarvan wil hij Netanyahu ‘met liefde verstikken’. Alleen door de premier niet tegen hem in het harnas te jagen, redeneert Biden, kan hij Netanyahu beteugelen en een invasie van Gaza voorkomen. Een scenario dat anno 2023 niet meer mogelijk is.
Israëlische vergelding
Biden ‘leidde Bibi door een lange, Socratische oefening’ om de tekortkomingen van Netanyahu’s gedachtegang en gebrek aan exitstrategie bloot te leggen. Zijn vriendelijke vragen dwingen Netanyahu toe te geven dat hij geen helder gedefinieerd einddoel heeft met de represailles. Ondertussen wordt door Bidens medewerkers gesproken met andere Israëlische politici, contact gezocht met Hamas en Egypte ingeschakeld om een staakt-het-vuren te bewerkstelligen. Na vier telefoongesprekken overtuigt Biden Netanyahu het Israëlische offensief te beëindigen, zonder de premier openlijk te laten vallen.
Foer maakt niet scherp of Bidens benadering pure strategie is, of hij Israël en Netanyahu altijd zal steunen. Een vraag die nu alleen maar prangender is. Het is te hopen dat iemand die minstens zo dichtbij kan komen als Foer ook de huidige conversaties tussen Biden en Netanyahu vastlegt.
Dergelijke internationale scènes maken het boek de moeite waard. Nu en voor de geschiedschrijving. Net als de manier waarop Foer ontleedt wat een intrinsiek onzeker mens Biden is. Bang om als zoon van een autoverkoper nooit helemaal serieus te worden genomen. Twijfelend over morele kwesties als abortus. Laverend tussen zijn centristische instinct en zijn naar linkse migrerende Democratische Partij. Keer op keer falend in grote toespraken, die hij oefent voor de spiegel.
Veel van de goed behapbare hoofdstukjes verzanden echter in beschrijvingen van de gedachten van een assistent van een assistent die ook voor Amerikanen volstrekt onbekend is. Foer probeert, in navolging van journalist Michael Lewis in The Fifth Risk, te laten zien hoe essentieel competente ambtenaren zijn voor het functioneren van de democratie en de rechtsstaat. Maar hij heeft daar het literaire talent van Lewis niet voor.
Driehonderd interviews
Het leest meer alsof Foer iedereen die hij sprak – hij hield maar liefst driehonderd interviews voor het boek – persoonlijk met de schijnwerper moet bedanken. Bidens medewerkers maakten zijn werk mogelijk, want toegang tot de president zelf had Foer niet. Het is dan ook geen biografie, maar een chronologie van twee jaar presidentschap. Dat is onaf.
Voor Bidens levensbeschrijving verwijst Foer naar What it Takes: The Way to the White House van Richard Ben Cramer over de verkiezingen van 1988. Ook toen deed Biden een gooi naar het presidentschap, maar hij stapte uit de Democratische voorverkiezingen na een plagiaatschandaal en het opblazen van zijn cv. Voor de verkiezingen van 2020 verscheen over Biden een biografisch vluggertje van The New Yorker-verslaggever Evan Osnos: Joe Biden: The Life, the Run, and What Matters Now.
Het is begrijpelijk dat Foer een andere benadering koos en focust op het beleid en de werkwijze van Biden. Maar de drijfveren, levensloop en het verlies van zijn eerste vrouw en twee kinderen worden wel heel karig beschreven. Ook komt zijn controversiële zoon Hunter maar één keer zijdelings aan bod in Foers boek. Dat is onbegrijpelijk. Zeker aangezien Foer voor het linkse tijdschrift The Atlantic waar hij werkt wél uitgebreid over het probleem Hunter schreef.
Het schept de schijn dat Foer Biden in The Last Politician ontziet. Hij heeft veel bombastisch taalgebruik nodig om te benadrukken hoe opgelucht hij zelf in 2020 is met de overwinning van Biden op Trump. De nieuwe president wacht een ‘monumentale taak’, hij wendt twee keer ‘de dreiging van een autoritair systeem af’ en levert met ‘bravoure vertoon van staatsmanschap’. Biden is ‘de vaderfiguur van het westen, die buitenlandse leiders kunnen bellen voor advies en zekerheid’.
Toch is het boek geen pure hagiografie. Foer is kritisch op Bidens gebrek aan discipline en op zijn publieke optredens. Meer dan eens moeten zijn medewerkers puinruimen nadat Biden op het internationale podium heeft geïmproviseerd. Zoals wanneer hij in Warschau over Poetin verzucht: ‘In godsnaam, deze man kan niet aan de macht blijven.’
De jaren tellen voor Biden en als lezer vraag je je af of het streven naar een tweede termijn voor de man van tachtig wel een goed idee is. Foer schetst Biden als een sympathieke grootvader die geen genoeg krijgt van het opdissen van aangedikte anekdotes ‘uit de goede oude tijd’. Bidens nostalgie voor hoe Washington vroeger werkte, maakt hem niet altijd doortastend of effectief in de huidige dynamiek. Hij begint zijn werkdag pas rond 10 uur ’s ochtends en straalt ‘fysieke aftakeling en mentale slijtage uit’. De huidige president is niet alleen een politicus van de oude stempel, zo beschrijft Foer, maar misschien inmiddels simpelweg te oud.