Blösch luidt de oorspronkelijke titel van dit heruitgegeven werk. Blösch verscheen oorspronkelijk in 1983 en werd in Zwitserland heel goed ontvangen en direct bekroond met de Aspekte-Literaturpreis voor het beste Duitstalige debuut. De Zwitserse schrijver Beat Sterchi liet veertig jaar geleden met zijn apocalyptische roman de Alpen beven. In 1992 verscheen het boek in Nederlandse vertaling van de hand van Wil Hansen. En in 2001, het jaar dat ik zelf debuteerde met een boek over koeien, nog eens in een nieuwe uitgave. Ik las in die tijd alles over koeien wat voorhanden was, maar Blösch liet ik aan mij voorbijgaan, nadat ik had gelezen waarover het ging. Je moet wel alles weten, maar niet tot in ieder detail, vond ik toen. Nu is het opnieuw verschenen, voor de derde keer in een nieuw jasje, nog altijd in de vertaling van Wil Hansen, maar met een nieuwe titel: Koe. Tweeëntwintig jaar na mijn eigen debuut ontkom ik er niet meer aan. Want de koe Blösch heeft me denk ik iets te vertellen, al is ze allang morsdood. Hoeveel uitgaven er ook nog zullen verschijnen, ze zal altijd en altijd bloedend en kapotgeslagen op de slachtvloer van een Zwitsers abattoir blijven liggen.
Blösch vertelt het verhaal van een koe en een mens en hoe hun levenspaden twee maal kruisten. De eerste keer toen de mens Ambrosio als gastarbeider vanuit Spanje zijn intrek nam in de boerderij van boer Knuchel in het kleine bergdorpje Innerwald waar ook koe Blösch woonde. En zeven jaar later toen Ambrosio zijn lievelingskoe herkende toen ze werd uitgeladen bij de slachterij waar hij inmiddels al jaren werkzaam was.
Blösch was de naam die men in het bergdorp aan Simmentaler kalfjes gaf die effen rood ter wereld kwamen. Dat was een zeldzaamheid. Want alle Simmentalers zijn roodwit gevlekt met een nagenoeg wit hoofd. Blösch van boer Knuchel was zo’n effen rode Simmentaler en daarnaast was ze ook nog eens de beste melkkoe uit de wijde omgeving. Ze was sterk en onverzettelijk. Ze was haar leven lang de koningin van het alpendorp en dat bleef ze tot op haar laatste dag, want ook toen deed ze iedereen nog altijd versteld staan.
Geen genade
Twee keer in mijn leven heb ik werkelijk hardop moeten huilen om een boek. De eerste keer betrof het een slachthuisscène uit Dieren eten van Jonathan Safran Foer. Hij beschreef een koe die de slachtruimte werd binnengeleid terwijl ze bezig was te bevallen. Haar kalf werd op de harde stenen vloer geboren waarna ze alsnog in de handen van de man met het schietmasker werd geduwd. Het kalf werd opzij getrapt. Safran Foers boek was non-fictie. We weten dat het zo gaat. Niet altijd. Maar te vaak is er geen genade, geen barmhartigheid. Het slachthuis is een plek waar Gods oog niet komt.
De tweede keer dat ik huilde was tijdens het lezen van Koe, de scène waar Blösch het slachthuis betreedt en Ambrosio haar direct, ondanks haar grijsgeworden hoofd, haar ingevallen en oudgeworden lijf, herkent. Hoeveel koeien had hij in die jaren al voorbij zien komen? Maar dit was die ene Blösch, dit was de eerste koe die hij in zijn nieuwe land had mogen melken. Een en al leven was ze toen geweest. Maar de dag dat hij haar in die ontzielde omgeving terugzag, zag hij ineens zichzelf terug. Dat was het moment dat hij ‘op zijn tenen was gaan staan om zijn stempelkaart voor altijd in gleuf nr. 164 naast de prikklok bij de ingang van het Stedelijk Abattoir te laten glijden’.
Het moment dat ik midden in de metro in tranen uitbarstte was het moment dat Blösch door haar knieën zakte maar weigerde zich over te geven. ‘De koe tilt haar schedel op. Alles wiebelt en siddert: ze zet haar geraamte op haar voorpoten, ze wil overeind.’ En dan hoort de slachter haar loeien, een geroep dat klinkt als getrompetter uit haar bloedende neus.
Gelukkig kijken mensen tegenwoordig – vanwege hun sociale activiteiten op het scherm – nooit meer om zich heen, dus ik waande me onbespied. Mijn reactie kwam onverwacht omdat Koe in tegenstelling tot Dieren eten fictie is. Maar ik kon mezelf daarmee niet sussen, want alles wat Sterchi in een razend tempo beschrijft komt overeen met de werkelijkheid. Zó exact, dat ik weer voor me zag hoe de koeien een voor een door hun poten zakten toen ik voor mijn eerste boek zélf een slachthuis bezocht. En hoe het schietmasker kracht tekort kwam toen de stieren aan de beurt waren. Eén keer schieten was niet genoeg om ze met een pin te bedwelmen. Hun schedel was te dik voor het apparaat. De stieren stortten wel neer, maar ze bleven trappend en bevend weerstand bieden op de vloer waardoor de slachter zijn schietmasker niet meer zorgvuldig kon richten op de plek tussen de ogen. Er was telkens een aantal pogingen nodig om die reuzen te vellen voordat ze aan één poot werden opgetakeld en hun slagader kon worden opengesneden.
Onverdoofd
Ik bezocht het slachthuis in 2000 omdat ik wilde weten waarover ik het had als ik over koeien schreef. Ik wilde de hele slachtlijn zien, van het levende begin tot het fabrieksmatige einde en alles daartussenin. Ik kreeg een witte jas aan en moest meehelpen gezondheidsmerken aan te brengen op de karkassen van halve koeien. Alles voor de literatuur, zoals dat heet, al heb ik weggekeken toen een van de koeien onverdoofd zou worden geslacht. De lange en pijnlijke weg die zij tegemoet moest gaan kon ik niet verdragen. Al was de rest ook onverdraaglijk. Maar wat Ambrosio op zijn laatste werkdag te zien kreeg was erger, het was namelijk zijn Blösch ‘die met stille trom naar het schavot werd geleid’.
Iedereen was die ochtend present, vijf uur dertig. De demontagelijn werd op gang gebracht. Ambrosio had haar direct herkend: ‘Ze was tot op het bot vermagerd, haar rechte rug was verschrompeld tot een hoekige bergketen van uitstekende wervels, graatdun, de horens waren ontkalkt, aan de linkerachterpoot etterde een slecht helende wond, veroorzaakt door een greepsteek, haar spronggewrichten waren gezwollen en haar schedel hing laag aan een uitgemergelde hals.’
Ambrosio had talloze malen oude en uitgemolken koeien zien binnenkomen, maar ditmaal was het anders. Dat uitgemergelde lijf, besefte hij, was zijn lijf. De wonden van Blösch waren zijn wonden. De verloren glans van haar vel was zijn verlies. Wat zij niet meer had, was ook hem ontnomen. Blösch, dat was Ambrosio. Al zijn dagen waren net als die van Blösch hetzelfde geweest, beiden werden geleid aan het touw van een baas.
Nu dit boek opnieuw is uitgegeven zijn we verplicht het met de ogen van vandaag te lezen. We moeten dit verhaal breder zien, want Blösch, dat zijn wij allemaal. Stond boer Knuchel aan het begin van de schaalvergroting van de landbouw, en protesteerde hij daar nog tegen door als enige met de hand te blijven melken en zijn varken aan huis te laten slachten, inmiddels zijn we terechtgekomen in een situatie die onhoudbaar is. Beat Sterchi is af en toe zo op stoom dat hij de interpunctie maar helemaal achterwege laat. Handeling na handeling volgt elkaar op, in een zinderend staccato van werkwoorden, geluiden, missers, drek, bloed, vlees en geaborteerde kalveren. Het is bloedstollend, aangrijpend en bij tijd en wijle moet je naar adem happen omdat je weet dat er niets verzonnen is. Dit is zoals de industrie met dieren omgaat. Werktuiglijk, hardvochtig, berekenend. Nu op veel grotere schaal nog dan toen. En wij lopen allemaal in dat keiharde tempo mee. Blind voor wat we aanrichten.
Uithoudingsvermogen
Onlangs was bij Zembla te zien hoe nog niet eens gespeende kalfjes vanuit Ierland in te hete trucks via Frankrijk naar Nederland werden vervoerd. Ze zouden onderweg verzorging krijgen. Maar bij nadere inspectie en met undercoverbeelden van Eyes on Animals bleek dat kalfjes dertig uur opeengepakt onderweg waren zonder voer en zonder melk. Hun eindbestemming waren de donkere stallen van de VanDrieGroep die de kalveren – aan het oog onttrokken van de wereld – vetmesten en doorverkopen aan het buitenland. Op beelden zie je hoe de kalfjes de trucks in worden geslagen en geschopt. Er werd zelfs met ze gegooid.
Beat Sterchi schreef een roman die ook vandaag geschreven had kunnen worden met uitzondering dat een koe als Blösch tegenwoordig al op zesjarige leeftijd zou zijn geslacht. Of eerder vanwege haar onverzettelijke karakter.
Een van de personages uit het boek begint zijn dag met: ‘Kom, geef mij heden mijn dagelijkse moed.’ Dat zeg ik soms ook tegen mijzelf als ik lees over veetransporten, misstanden in slachthuizen, stalbranden, verwaarlozing. Als je het eenmaal weet kun je er niet meer voor wegkijken. Het lijkt of steeds meer mensen tot zich door durven laten dringen wat we ons vee aandoen. En daarmee komt de houdbaarheidsdatum van dit hele systeem in zicht. Beat Sterchi geeft met zijn roman een zetje in de juiste richting, alsof hij nu pas is gedebuteerd.
Dit boek is voor lezers met een sterk uithoudingsvermogen, maar als het je lukt het uit te lezen, kom je te weten hoe Blösch in het slachthuis op grootse wijze alsnog het laatste woord had.
Lees ook
Dieren zijn geen willoze wezens. Dus wat zijn eigenlijk hun rechten?