De afgelopen weken moest ik vaak denken aan Paul Ehrenfest. Opgegroeid in het antisemitische Wenen was hij na omzwervingen eind 1912 in Leiden beland. Hij volgde er de beroemde Hendrik Lorentz op als hoogleraar theoretische natuurkunde. Maar toen kort daarna de Eerste Wereldoorlog uitbrak, was Ehrenfest ook geregeld in de Leidse universiteitsbibliotheek te vinden, waar hij verslagen van de Napoleontische oorlogen las. „Propaganda, leugens en verdraaiingen”, constateerde hij. En Duitse, Engelse, Belgische en Russische kranten deden het niet veel beter als ze over de Eerste Wereldoorlog schreven: ook al „eindeloze hetzes”.
Ehrenfest was bovendien geschokt door het chauvinisme van veel internationale collega’s. Tot zijn schrik hadden zelfs collega’s die hij hoog had, zoals Max Planck en Walther Nernst, hun handtekening gezet onder het manifest An die Kulturwelt! dat in Duitse kranten was verschenen. Glashard ontkende dat manifest dat Duitsland „schuld draagt”, terwijl het Duitse leger toch net België onder de voet had gelopen.
„Wetenschap werkt verbindend”, zei Fabiola Gianotti, directeur van het Europese centrum voor deeltjesonderzoek CERN, vorige week in deze krant. Zij herinnerde eraan dat CERN in de jaren vijftig mede werd opgericht om de „vreedzame samenwerking te bevorderen tussen Europese landen via wetenschap”. De „wens om te begrijpen” is universeel, stelde zij, en werkt als lijm.
Goede kameraadschap
Het is een echo van wat Lorentz schreef toen hij, in een nieuwe rol, met de Belgische industrieel Ernest Solvay in het najaar van 1911 de eerste Solvay-bijeenkomst organiseerde. Tijdens die bijeenkomst discussieerden de beste Europese fysici over de laatste ontwikkelingen in de natuurkunde, en in één adem hoopten Solvay en Lorentz zo „kostbare gevoelens van waardering, solidariteit en goede kameraadschap [te] kweeken” en „daardoor den vreede te bevorderen”.
Achteraf is het een knap staaltje diplomatie, niet het minst van Lorentz, dat het ook lukte om de door de Eerste Wereldoorlog van elkaar vervreemde wetenschappers weer in gesprek te krijgen. Het leidde onder meer tot de beroemde Solvay-bijeenkomst van 1927 waar Einstein en Bohr elkaar in briljant gezelschap het vuur na aan de schenen legden over de quantummechanica. Zes jaar later, in 1933, kwam Hitler aan de macht, maakte Ehrenfest een einde aan zijn leven, moesten talloze wetenschappers nazi-Duitsland ontvluchtten, en stortte de Europese wetenschap in.
Op zulke puinhopen is CERN gebouwd, dat instituut dat niet alleen inzicht in de bouwsteentjes van de natuur moet geven, maar bovendien de vrede moet bevorderen. Het groeide in zeventig jaar uit tot een onderzoekscentrum waar bijna 17.000 wetenschappers met 110 nationaliteiten werken. En het inspireerde tot andere internationale projecten zoals kernfusieproject ITER bij Cadarache in Frankrijk.
De kleinste en jongste van zulke CERN-spin-offs is Sesame, een synchrotron. Elektronen draaien hier geen rondjes door een opslagring om vervolgens te botsen, maar om licht te produceren. Daarbij kan de golflengte van het licht zozeer worden opgerekt of juist ingekort en kan het licht zo goed worden bijgestuurd dat een ‘microscoop’ ontstaat met een enorm bereik. Je kunt er atomen mee bestuderen én de verflagen op schilderijen; de structuur van biomoleculen én de chemische samenstelling van archeologische objecten. En dat alles in een regio die rijk is aan archeologische vondsten want Sesame, niet ver van de Jordaanse hoofdstad Amman, is een samenwerkingsproject tussen Cyprus, Egypte, Iran, Israël, Jordanië, Pakistan, Palestina en Turkije.
Wrijving en bitterheid
In Cern Courier beschreef een van de bedenkers ervan, de Israëliër en voormalig CERN-bestuurder Eliezer Rabinovici, in januari hoeveel energie en tijd het had gekost om Sesame voor elkaar te krijgen – er werd sinds de Oslo-akkoorden aan gewerkt. Russische technici haalden de onderdelen van Sesame uit een voormalig Duits synchrotron. CERN trad op als toezichthouder. Een park met zonnecollectoren leverde de stroom. En soms zorgde wrijving tussen de deelnemende landen voor bitterheid, aldus Rabinovici.
Bitterheid is ook te proeven in het verslag dat een journalist van Deutsche Welle in 2019 maakte van zijn reis, via Jeruzalem en de Westelijke Jordaanoever, naar Sesame. Palestijnse onderzoekers op de Westoever zijn helemaal niet in staat experimenten bij Sesame te doen, kreeg hij te horen. Checkpoints, sluitingen van het lab door het Israëlische leger en de voortdurende dreiging door kolonisten te worden verjaagd, maakten duurzaam onderzoekswerk onmogelijk, terwijl onderzoekssubsidies geen prioriteit hadden bij de Palestijnse Autoriteit. De situatie verbeteren door met Israëlische collega’s samen te werken was voor hen allang geen optie meer.
Rabinovici was in januari juist hoopvol. Een „heel speciaal kind van CERN” noemde hij Sesame, en „een baken van licht”. Krap tien maanden later was het 7 oktober. Hopelijk wint het licht.
Margriet van der Heijden is natuurkundige en hoogleraar wetenschapscommunicatie aan de TU Eindhoven.