Trampolinespringer Milco Abrahams: ‘Een goede serie sprongen is nog een gelukje’

De laatste training voor het wereldkampioenschap ging „niet helemaal lekker”, zegt Milco Abrahams. Nederlands beste trampolinespringer begint deze donderdag in Birmingham aan de kwalificaties die hem moeten leiden naar een topklassering; met een plaats bij de beste acht zou Abrahams zich plaatsen voor de Olympische Spelen van Parijs in 2024. Daarvoor moet hij boven zichzelf uitstijgen, een 33ste plaats is zijn beste WK-klassering ooit. Een matige laatste oefensessie helpt dan niet. Helemaal niet in een sport waarin een foute sprong in je hoofd gaat zitten, zoals Abrahams het zelf eens omschreef. „Het is pittig als het even niet lukt. Je moet het in de wedstrijd toch kunnen laten zien.”

Twee series van tien sprongen staan Abrahams donderdag te wachten in de kwalificatieronde. De serie met de beste score telt mee voor het klassement. De beste 24 springers plaatsen zich voor de halve finale. Het verschil tussen Abrahams en de meeste wereldtoppers zit niet in de moeilijkheidsscore van zijn sprongen, zegt hij. Het zit ’m in de uitvoering. „De echte toppers kunnen een serie vaker en ook stabieler uitspringen. Als ik het goed doe, is dat nog altijd meer een gelukje dan dat het standaard is.” Bij dit WK moet hij vooral de opening van zijn serie goed zien door te komen, zegt Abrahams. „De eerste drie, vier sprongen zijn het zwaarst. Als ik daar voorbij ben, heb ik meer rust, meer adem.”

Trampolinespringen stond voor het eerst op het olympisch programma bij de Zomerspelen van Sydney in 2000. De sport kreeg toen in Nederland veel aandacht door Alan Villafuerte, die zich met veel bravoure als medaillekandidaat presenteerde en een hoofdrol speelde in de reclamecampagne van een nieuwe mobiele telefoonaanbieder – in ruil voor 50.000 gulden (ruim 20.000 euro) en gratis belminuten. Maar in de olympische finale kwam hij naast de trampoline terecht en eindigde hij op een voor hem teleurstellende zevende plaats. Het is nog altijd de beste olympische prestatie van een Nederlandse trampolinespringer.

Na een dertiende plaats voor Rea Lenders bij de Spelen van Londen in 2012, nam de aandacht voor de sport in Nederland steeds verder af. Turnbond KNGU schrapte vijf jaar geleden zelfs de topsportstatus van het trampolinespringen. Met alle financiële gevolgen vandien. Abrahams, die in 2019 deelnam aan zijn eerste WK bij de senioren, weet niet beter dan dat hij voor grote toernooien zijn eigen reis- en verblijfskosten moet regelen. „Ik heb nu twee sponsors, en ik ben nog in gesprek met een derde. Met die bijdragen kan ik nu twee internationale wedstrijden betalen. Ik heb het geluk dat mijn ouders allebei werken en mij kunnen en willen helpen. Volgend jaar ben ik hopelijk klaar met mijn opleiding, dan kan ik gaan werken en zelf ook wat bijleggen. Maar alle hulp blijft welkom.”

Goede uitvoering

Abrahams hoopt vooral dat zijn „potentie” wordt gezien door de KNGU, dat er iemand bij de turnbond besluit hem financieel te gaan ondersteunen op weg naar de Olympische Spelen van Los Angeles in 2028. Met zijn 22 jaar is hij ook nog jong, zijn beste jaren als trampolinespringer moeten nog komen. „Ik ben op weg naar de echte top. Op vrij jonge leeftijd kon ik al de sprongen uitvoeren die ik nu ook spring. Maar dat lukte me lang niet altijd, waardoor ik mijn serie de laatste jaren vaak moest op- en afbouwen. De moeilijke oefening zou nu moeten gaan lukken.”

Onmisbaar voor een goede uitvoering is „focus”, zegt Abrahams. „Het is heel belangrijk om per sprong de scherpte te houden. Anders ontstaan er problemen en vlieg ik eraf.” Het overkwam hem vorige maand bij een wereldbekerwedstrijd in Bulgarije, waar hij naast de trampoline landde. Voor het eerst kwam hij op de grond terecht zonder de trampoline te hebben aangeraakt. Op een filmpje op zijn Facebook-pagina is te zien hoe zijn coach Lennard Villafuerte – een broer van olympiër Alan – tevergeefs nog een matje onder hem probeert te schuiven. „Ja, hoe gebeurt dat? Soms is de concentratie gewoon even weg. Door de lichtinval die vervelend is, iemand in het publiek of zomaar.”

Abrahams hield niets over aan zijn duikeling van grote hoogte, trampolinespringers gaan „op een goede dag” wel vijf, zes meter de lucht in. Wat kwetsuren betreft mag hij zichzelf ook best gelukkig prijzen in deze blessuregevoelige sport, zegt hij. „Je komt best vaak net even verkeerd te staan waardoor je lichaam de g-krachten niet goed kan opvangen. Ik heb lang met mijn rug gezeten, en ik heb nog steeds een scheur in mijn meniscus. Maar mijn carrière loopt er niet stuk op. Om me heen zie ik gebroken enkels en armen. Of ruggen die helemaal kapot zijn.”

Minder nadenken

Voor het toernooi in Birmingham is Abrahams naar eigen zeggen fit. Het wordt zijn vierde WK en de „zweethandjes” die hij bij zijn debuut had in 2019, zullen dit keer een stuk minder zijn. „Het blijft spannend, maar ik heb geleerd van alle wedstrijden. Dit seizoen merk ik vooral dat ik relaxter aan mijn sprongen begin. Ik denk minder na, ben vooral met mezelf bezig. Vroeger dacht ik vaak nog: als het fout gaat heb ik geld voor niks uitgegeven, hebben mijn ouders alles voor niets gedaan. Nu weet ik: mijn ouders zijn supertrots op me. Dat springt toch net iets lekkerder. Ik moet de oefening die ik heb uitgeschreven en waarvoor ik zo hard heb getraind, alleen nog goed zien uit te voeren.”