De apotheekhoudende huisarts, die vooral in het landelijk gebied is gevestigd, moet blijven bestaan. Onderzoeksinstituut Nivel telt er nu zo’n 280.
2. Wie doet het voorstel?
De BoerBurgerBeweging (BBB).
3. Wat is de reden?
Deze dorpsdokters mogen zelf een apotheek runnen als er binnen 4,5 kilometer rijden geen andere apotheek zit. Meer dan een miljoen Nederlanders zijn van hen afhankelijk. Maar de huisartsen hebben een kleine praktijk en hebben het geld van hun apotheek nodig (ze krijgen gemiddeld 6,5 euro per recept) om rond te komen.
En daar zit ’m de kneep. Een aantal zorgverzekeraars, waaronder Zilveren Kruis, besloot een paar jaar geleden bepaalde hulpmiddelen (denk aan incontinentie-, stoma- en diabetesmaterialen) alleen nog via webshops zoals Mediq te leveren. Die leveren de hulpmiddelen thuis af. Daarnaast kunnen herhaalrecepten via nationale-apotheek.nl worden besteld, dat door Zilveren Kruis als „voorkeursapotheek” wordt bestempeld.
De apotheekhoudende huisartsen vrezen dat deze ontwikkeling doorzet. „Zonder de inkomsten uit de apotheek verdwijnt ook de huisarts”, zegt Leon Salimans. Hij was dertig jaar apotheekhoudend huisarts in Gorssel (Gelderland), is inmiddels met pensioen maar nog actief in de belangenbehartiging voor zijn oude beroepsgroep.
In een manifest waarschuwen zorgorganisaties en onder meer de Landelijke Vereniging voor Kleine Kernen voor „een kettingreactie”. Verdwijnt de dokter-met-apotheek, dan vertrekken ook andere zorgvoorzieningen, zoals een fysiotherapeut, in de directe omgeving. Ook komen dorpshuizen in financiële problemen, omdat de huisarts daar een ruimte huurt. Het kan de „zorg en leefbaarheid in landelijke gebieden bedreigen en andere lokale diensten beïnvloeden”, schrijft de BBB in het verkiezingsprogramma.
4. Kan het?
Eerst het goede nieuws. Sinds het manifest heeft Salimans gesproken met onder meer het ministerie van VWS, de Nederlandse Zorgautoriteit en zorgverzekeraars. Op 21 november wordt aan dit thema aandacht besteed tijdens de uitreiking van de Dorpsvernieuwingsprijs, bijgewoond door koning Willem-Alexander.
Maar verzekeraars hebben weinig aanleiding hun beleid aan te passen. Alleen al Zilveren Kruis bespaart 30 miljoen euro per jaar door een aantal hulpmiddelen niet meer via een apotheekhoudende huisarts te distribueren.
En er zijn meer problemen. Veel dorpsdokters gaan met pensioen en opvolgers zijn lastig te vinden. En dan moeten die opvolgers ook nog zin hebben in een „bureaucratische rompslomp”, zoals het manifest het noemt. Want een apotheekhoudende huisarts moet met alle afzonderlijke zorgverzekeraars – die allemaal eigen eisen hebben – onderhandelen en contracten afsluiten.
5. Maakt het in de praktijk verschil?
Voor de patiënten en de dorpen zeker, wie wil er geen eigen huisarts en apotheek op loopafstand? Sinds de opkomst van BBB en het rapport Elke regio telt van begin dit jaar staat de achterstand op het platteland ook nadrukkelijk op de politieke agenda. De gesprekken van de ondertekenaars van het manifest met alle belangrijke partijen in dit dossier laten dat ook zien.
Maar de praktijk is weerbarstig. Vooral het almaar toenemende tekort aan huisartsen maakt de toekomst van dorpsdokter-met-apotheek precair, zeker nu de vraag naar zorg toeneemt door de dubbele vergrijzing (er komen steeds meer ouderen die steeds ouder worden).
Uiteindelijk zijn ook creatieve oplossingen nodig. Zoals in het Noord-Limburgse America, waar bewoners samen met zorgprofessionals formele en informele zorg organiseren in het dorpshuis, met hulp van veel vrijwilligers, om zodoende de huisarts te ontlasten. In de hoop daarmee de huisarts nog even binnen het dorp te houden.
Lees ook In het Noord-Limburgse America regelen ze de huisarts gewoon zelf
Hij wilde een hervormer zijn, maar werd meegezogen in een revolutie die hem bijna het leven kostte. André Haakmat, jurist en publicist, werd minister enkele maanden na de militaire coup van begin 1980 in Suriname, in de overtuiging dat de democratie snel zou worden hersteld. Maar hij onderging hetzelfde lot als zoveel anderen die de omwenteling in goede banen meenden te kunnen leiden.
Eind 1982 viel hij in ongenade bij legerleider Desi Bouterse, toen hij met gelijkgezinden aandrong op vrije verkiezingen en herstel van de democratie. Op 8 december 1982 namen de militairen bloedig wraak: vijftien tegenstanders van het regime, onder wie vrienden van Haakmat, werden vermoord in Fort Zeelandia. Zelf was hij na een aanslag op zijn leven net op tijd het land ontvlucht.
Haakmat, die maandag op 85-jarige leeftijd in Amsterdam overleed, zo bevestigde zijn familie aan NRC, werd daarna in Nederland een van de bekendste critici van het Bouterse-regime. Al werd hij in de politiek sterk verdeelde Surinaamse gemeenschap soms ook gewantrouwd door zijn wendbaarheid en eerdere verbintenis aan de militairen.
Over de Surinaamse militaire periode schreef hij De revolutie uitgegleden (1987), over de latere ontwikkelingen in het land Herinneringen aan de toekomst van Suriname (1996). In dat laatste boek wees hij op de ingrijpende culturele veranderingen die hij in Suriname waarnam sinds de jaren tachtig. Het land verschoof in zijn ogen mede door toedoen van de militairen van een op Nederland geënte, burgerlijke samenleving naar een ruigere, Zuid-Amerikaanse vorm van kapitalisme. Tot op hoge leeftijd bleef hij ook actief als advocaat, vanuit zijn woonplaats Amsterdam-West.
Nationalist
André Richard Haakmat, een bedachtzame man met een onderkoeld gevoel voor humor, was van jongs af aan betrokken bij de nationale politiek. Geboren in 1939, groeide hij op in een Suriname dat zich traag loswrikte uit de koloniale greep van het moederland. Met het Statuut van 1954 kreeg de voormalige kolonie een nieuwe status als rijksdeel, een verzelfstandiging die nationalisten als Haakmat niet ver genoeg ging.
Na zijn middelbare school in Paramaribo kreeg hij ondanks goede cijfers geen beurs om in Nederland te gaan studeren. „Om politieke redenen”, zei hij later, nog steeds gekrenkt, in een interview met NRC. „Ik was actief in de nationalistische beweging en toenmalig premier Pengel, die een dictator aan het worden was, zag dat als een bedreiging.”
Toch vertrok hij naar Nederland, waar hij op eigen kosten rechten studeerde en het Nederlandse juridische en intellectuele milieu leerde kennen. In 1966 was hij assistent van de officier van justitie die schrijver Gerard Reve vervolgde in het roemruchte ‘Ezelsproces’ (Reve had God voorgesteld als een ezel, wat in christelijk Nederland tot grote woede leidde). De schrijver werd vrijgesproken. Haakmat kwam opnieuw met hem in botsing in 1975, toen Reve op de radio had gezegd het blanke ras „superieur” te achten, volgens Haakmaat een teken van „vuil racisme”.
Toen de militairen in 1980, vijf jaar na de Surinaamse onafhankelijkheid, de macht grepen in het land werkte Haakmat als onderwijsinspecteur in Amsterdam. Hij werd naar Suriname gehaald door zijn oude vriend Henk Chin A Sen, die op verzoek van de militairen als premier was aangetreden. Ze kenden elkaar van de Vereniging Ons Suriname in Amsterdam, waarvan destijds veel Surinaamse studenten lid waren.
Eenmaal in Suriname was Haakmat aanvankelijk adviseur van de regering. Nadat de grondwet was opgeschort en Chin A Sen was benoemd tot president, werd hij in de tweede burgerregering na de coup vicepremier en ‘superminister’ met de portefeuilles van Buitenlandse Zaken, Justitie, Leger en Politie. Hij was onder meer verantwoordelijk voor de oprichting van het Bijzonder Gerechtshof, een omstreden juridisch vehikel om ambtenaren en oud-regeringsleden te vervolgen voor corruptie. Wegens gebrek aan bewijs kwam het maar tot enkele veroordelingen. Tegen oud-premier Henck Arron, die de onafhankelijkheid tot stand had gebracht, kon niets worden ingebracht.
Parlementaire democraat
Aan Haakmats ministerschap kwam al in januari 1981 een eind, niet onverwachts. Met toespraken waarin hij zich „in hart en nieren een parlementaire democraat” noemde, had hij het ongenoegen van de legertop over zich afgeroepen. Ook was hij ongerust dat de militaire leiding zich zou ontpoppen tot een ware junta, onder druk van de steeds heviger protesten uit de Surinaamse samenleving. Als adviseur van de Moederbond, een grote vakbond, probeerde Haakmat in overleg met de militairen tevergeefs een terugkeer naar de democratie te bewerkstelligen. Eind 1982 escaleerden de spanningen, met een grote staking en dreigende taal van Bouterse.
Haakmat overleefde op het nippertje een aanslag op zijn leven, die hij beschrijft in zijn memoires De revolutie uitgegleden. Hij was thuis, hoorde buiten een claxon en liep naar het raam. Haakmat: „Toen – ik was een halve meter van het raam verwijderd – hoorde ik zes, acht of tien oorverdovende knallen, gevolgd door zware inslagen in de muur. Als een blok liet ik me op de grond vallen. (…) Plotseling hoorde ik in het Surinaams: ‘Hij is morsdood, laten we geen tijd verliezen, snel weg.’ Korte looppasjes, het starten van een auto, motorgeronk dat oplost in de nacht.”
Kort daarop vluchtte Haakmat via de rivier de Marowijne naar het buurland Frans-Guyana en vandaar naar Nederland. Vakbondsleider en vriend Cyrill Daal van de Moederbond besloot op het laatste moment niet mee te gaan, omdat hij de bond niet in de steek wilde laten. Daal werd op 8 december met veertien anderen doodgeschoten.
Spil in het verzet
In Nederland werd Haakmat een spil in het verzet tegen het bewind van Bouterse, al bleef hij door zijn politieke verleden ook omstreden. Hij hervatte zijn werk als jurist in Amsterdam en werd actief in de kinderbescherming. Geregeld kwam hij in de publiciteit met opiniestukken, interviews en boeken over Suriname. Zestien jaar na zijn vlucht reisde hij voor het eerst weer naar Suriname, waar hij een verzoeningsgesprek had met Bouterse, inmiddels leider van de politieke partij NDP. Niettemin bleef hij volhouden dat de voormalige legerleider moest worden berecht voor de Decembermoorden.
Op 83-jarige leeftijd wist hij alsnog een lang gekoesterde droom waar te maken. Aan de Open Universiteit in Heerlen promoveerde hij op een omvangrijk onderzoek naar de geschiedenis en aard van corruptie in Suriname, vooral in de verdeling van grond. Hij pleitte voor wetgeving en meer internationale samenwerking om de machtige drugsmaffia in het land te bestrijden. Maar vooral moest Suriname afscheid nemen van de etnische politiek, volgens hem de belangrijkste bron van corruptie in het land. Toen het werkstuk in 2022 eindelijk klaar was, zei hij tevreden: „Het heeft lang gerijpt, maar ik moet nog zien dat over dertig jaar iemand iets zinnigers weet te zeggen over dit onderwerp.”
Toen de vader van Bram de Jong in 2016 overleed, bleef zijn toen 65-jarige moeder achter in een groot huis in het buitengebied van Gouda. Dat werd steeds lastiger. Ze had last van allerlei lichamelijke ongemakken zoals vergevorderde artrose, kwam steeds minder op de bovenverdieping van het huis, had meer en meer zorg nodig. Bram (41) woonde toen ruim tien kilometer verderop, maar ging, net als zijn zus, na zijn werk vaak naar zijn moeder toe. Meestal bleef hij een paar uurtjes hangen, al had hij thuis een druk gezin met kleine kinderen. Dat ging steeds meer „wringen”, vertelt hij. „De zorg hangt toch een beetje als een molensteen om je nek.” Hij vroeg zich ook af: „Als dit nog vijf jaar voortkabbelt: hoe moet het dan? Je wordt er niet beter op als je ouder wordt.”
Dus besloot De Jong te verhuizen naar zijn ouderlijk huis en voor zijn moeder een mantelzorgwoning van 77 vierkante meter op het erf te laten bouwen. De kosten waren hoog – 150.000 euro – maar de voordelen groot: zijn moeder bleef op de plek wonen waar ze al 45 jaar woont, De Jong en zijn gezin helpen haar en houden een oogje in het zeil, voor de kinderen is oma altijd dichtbij en ze kan af en toe even op ze passen.
Op papier een prachtig idee. Maar de gemeente bleek minder enthousiast. Formeel was het bouwen van een mantelzorgwoning vergunningsvrij, maar De Jong meldde het voor de zekerheid toch. „Je bent onzeker, het is een enorm project dat je één keer in je leven doet. Ik vond het ook netjes om dat als nette burger even te melden. Je wil geen gezeur.”
Dat gezeur kreeg hij wel. De Jong werd van het ene naar het andere gemeentelijke loket gestuurd, kreeg te horen dat er misschien toch wel een vergunning nodig was, of dat de gemeenteraad er nog iets van moest vinden en kreeg ook „iemand van de Wmo” (Wet maatschappelijke ondersteuning) op zijn dak. „Die kwam kennismaken, maar later lag er ineens een rapport waaruit zou blijken dat er geen mantelzorgsituatie bij mijn moeder was. Redelijk bizar.”
Het was allemaal „vertragingstactiek”, zegt De Jong achteraf. Het duurde ruim een jaar, een ingehuurde jurist kwam er ook niet doorheen en De Jong overwoog al een rechtszaak. Tot er ineens een ambtenaar kwam, net begonnen, die zijn verhaal aanhoorde en positief reageerde. Waarna hij eindelijk aan de bouw durfde te beginnen.
Vaker gedoe
De situatie van De Jong staat niet op zichzelf. In Doorn dreigde een inwoner een van zijn twee mantelzorgwoningen op zijn terrein af te moeten breken en zo te moeten kiezen tussen zijn moeder of zijn schoonouders. Uiteindelijk besloot de gemeente dat beide woningen mochten blijven. Eerder kwam Mirella Klomp al in de publiciteit omdat haar gemeente dwarslag toen ze haar ouders in een bijgebouw van haar huis wilde laten wonen. Inmiddels lijkt de gemeente wel mee te willen werken.
Sommige gemeenten werken mee, andere zeggen: hoe krijgen we de garantie dat er later geen bed and breakfast van wordt gemaakt?
Veel gemeenten doen moeilijk als het gaat om het bouwen van mantelzorgwoningen, stelt MantelzorgNL, belangenvereniging voor mantelzorgers. Lange tijd was het neerzetten ervan vergunningsvrij als aan bepaalde wettelijke voorwaarden werd voldaan, zoals niet in de voortuin plaatsen, bij twijfel een mantelzorgverklaring vragen en de keuken en badkamer weghalen als de ‘mantelzorgsituatie’ was beëindigd.
Maar mensen gaan, net als De Jong, toch geregeld even langs de gemeente om het te melden of voor advies. „En dan begint de ellende vaak”, zegt Fleur Kusters van MantelzorgNL. Argwaan en onervarenheid staan dan in de weg. „Sommige gemeenten werken goed mee, maar er zijn er ook die zeggen: ‘We weten niet of we dit willen, hoe krijgen we de garantie dat er later geen bed and breakfast van wordt gemaakt?’ Dan zijn er ineens allemaal beren op de weg.”
Gemeenten vrezen soms ook klachten van omwonenden. De mantelzorgverklaring geeft vaak problemen omdat onduidelijk is wie die moet afgeven. Kusters: „Mensen worden van het kastje naar de muur gestuurd. Intussen tikt de tijd voort.” Sinds 2024 mogen gemeenten, als ze een omgevingsvisie hebben opgesteld, ook een vergunning vragen voor de bouw van een mantelzorgwoning, wat het bouwen nog ingewikkelder kan maken.
De mantelzorgwoning van Bram de Jong.
Foto’s: Merlin Daleman
Een op de drie geeft mantelzorg
De vraag naar mantelzorg neemt tot 2040 alleen maar toe, omdat de overheid langer thuis wonen stimuleert. Nu geeft ongeveer een op de drie mensen van zestien jaar of ouder hulp aan naasten, bleek eerder uit onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP). Het kabinet verwacht dat in 2040 „iedereen in meerdere of mindere mate zorgt voor een naaste”, staat in de ‘mantelzorgagenda’ (maatregelen die mantelzorgers moeten ondersteunen) van het kabinet-Rutte IV, dat vorig jaar werd gepresenteerd.
Juist de mantelzorgwoningen lijken een mooie bijdrage te kunnen leveren. Marjolein Broese van Groenou, hoogleraar informele zorg aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, noemt het „een stukje van de puzzel. Niet iedereen kan het betalen. Niet iedereen wil dit ook, dus het is geen oplossing voor een heel grote groep.” Risico is ook, zegt ze, dat een oudere later, bijvoorbeeld bij zware dementie, alsnog naar een verpleeghuis moet. „Er zijn grenzen aan hoeveel intensieve zorg je thuis kan verlenen.”
Mensen worden van het kastje naar de muur gestuurd. Intussen tikt de tijd voort
Mantelzorgers of de zorgontvangers betalen de bouwkosten zelf (gemiddeld 70.000 euro, zegt MantelzorgNL), de ouderen doen minder een beroep op formele zorg, en ze laten ook nog eens een woning in deze krappe huizenmarkt achter. „Het mes snijdt zo aan drie kanten”, zegt Leendert Bom van Zorgbouw Zuidwest. Zijn bedrijf bouwt al sinds 2015 mantelzorgwoningen in Zeeland en op de Zuid-Hollandse eilanden. „In het begin moesten we nog mensen overtuigen, maar afgelopen jaren gaat het steeds meer leven. Mensen zien ook de voordelen van je ouders dichtbij. Er zijn ook steeds minder verpleeghuizen en verzorgingshuizen. Je moet wel.”
Volgens recent onderzoek van verzekeraar Achmea, MantelzorgNL en kennisplatform ZorgSaamWonen is er veel interesse. In de nabije toekomst zouden honderdduizend 45-plussers (met een koopwoning, een tuin van minimaal 80 vierkante meter en voldoende geld) bereid zijn een mantelzorgwoning neer te zetten. Een landelijk overzicht van hoeveel er nu al zijn, is er niet. Fleur Kusters wijst op het kabinetsstreven om in 2030 290.000 extra ouderenwoningen te hebben gebouwd „Misschien kun je met deze mantelzorgwoningen wel een derde daarvan realiseren. Daar hoef je als overheid geen tijd en geld in te stoppen. Hoe makkelijk kan het zijn?”
Niet wildenthousiast
In de Tweede Kamer vinden partijen als het CDA, de BBB en de SGP dat het makkelijker moet worden mantelzorgwoningen neer te zetten. Ook minister Mona Keijzer (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, BBB) vindt dat, maar ze toonde zich in oktober tijdens de behandeling van haar begroting ook bevreesd. Ze zei dat „niet alle buren wildenthousiast zullen staan te springen als je dat eventjes overal in Nederland mogelijk maakt” en wees op regelgeving op het gebied van water, bodem en geluid.
Jasper van Heeren, jurist bij MantelzorgNL, zegt best te begrijpen dat gemeenten „iets van invloed willen hebben op de bouw van mantelzorgwoningen. Maar als je als gemeente echt twijfelt of er niet toch een student in zit, stuur je er toch een handhaver op af en stuur je die student weg? Dat is geen world-shocking-problem.”
De problemen spelen ook bij premantelzorgwoningen – waarin ouderen gaan wonen voordat ze hulpbehoevend zijn. Voor deze woningen mochten gemeenten altijd al om een vergunning vragen. Bouwer Leendert Bom: „De ene gemeente heeft eigen beleid met eigen voorwaarden, de andere gemeente heeft helemaal geen beleid. Soms vragen ze een heel rapport waarin je moet aantonen dat je binnen de komende tien jaar zorg nodig hebt. Hoe moet je dat bewijzen?”
Fleur Kusters van MantelzorgNL zegt vaak verbaasde reacties te krijgen van mantelzorgers die zich afvragen: „‘Waarom al die vertraging en argwaan?’ Ze snapt die reacties goed: „Niemand begrijpt wat nu eigenlijk het probleem is.”
Het ministerie van Justitie en Veiligheid heeft buiten de Tweede Kamer om een telefoon- en data-aftapsysteem voor de politie gekocht van het omstreden Israëlische defensiebedrijf Cognyte. Het besluit werd dit jaar genomen, toen Dilan Yesilgöz nog minister was en Dick Schoof de hoogste ambtenaar op het ministerie. Dat blijkt uit onderzoek van NRC.
Het ministerie kocht het nieuwe systeem om het falen van een ander gloednieuw tapsysteem te verhullen, maar ook dit heimelijk gekocht systeem werkt tot op heden niet, blijkt uit het onderzoek. Daardoor zit de overheid nu opgescheept met twee nieuwe, niet-werkende tapsystemen en maakt de politie nog altijd gebruik van een verouderd en technisch rammelend afluistersysteem.
Het ministerie heeft de geheime aankoop niet genoemd in Kamerstukken en sprak slechts over een „upgrade”. Meerdere direct betrokken politie- en justitiemedewerkers laten NRC weten dat de Kamer daarmee verkeerd is geïnformeerd. Het gaat niet om een upgrade, maar om een nieuw tapsysteem, dat is aangeschaft omdat een ander nieuw tapsysteem een miskoop bleek. De aanschafprijs van dat systeem is geheim. Aan pogingen om het werkend te krijgen, gaf de politie afgelopen jaren 3,8 miljoen euro uit, bevestigt een woordvoerder van de politiekorpsleiding nu. Over dat bedrag is de Tweede Kamer nooit geïnformeerd.
Al vijf jaar probeert de politie het systeem met hulp van tal van interne en externe IT-specialisten vergeefs draaiend te krijgen conform de eisen
Daarnaast is de heimelijke aankoop omstreden omdat van leverancier Cognyte eerder in de Tweede Kamer werd gevreesd dat het afluisterapparatuur misbruikte voor spionage voor Israël. Daarom wilde de Kamer al in 2016 afscheid nemen van Cognyte – dat toen nog Verint heette – als leverancier van het toenmalig tapsysteem.
Sindsdien is Cognyte meermaals direct in verband gebracht met mensenrechtenschendingen en spionageschandalen. In 2023 kwam het Israëlisch defensiebedrijf publiekelijk onder vuur te liggen wegens het leveren van afluistersystemen aan onder meer Myanmar. Daar zette het regime ze in tegen politici en journalisten waarmee het mensenrechten schond – ook nadat in Israël een officieel verbod op die handel was ingevoerd.
Een jaar eerder besloot de centrale bank in Noorwegen niet meer in Cognyte te investeren, nadat een rapport van een ethische commissie van de Noorse regering had vastgesteld dat het een „onacceptabel risico” was dat „het bedrijf bijdraagt aan serieuze mensenrechtenschendingen” zoals ontvoeringen en marteling.
Afluister- en andere cybersecuritysystemen van Israëlische defensiebedrijven zorgen regelmatig voor internationale schandalen. De bekendste is het Pegasus-schandaal, waarmee in diverse landen activisten, politici en journalisten werden bespioneerd. Afgelopen zomer onthulde The Guardian in samenwerking met andere internationale media dat Israël bij het Internationaal Strafhof in Den Haag aanklagers probeerde af te luisteren die klachten tegen het land behandelden.
Lees ook
De problemen met het verouderde tapsysteem zijn erger dan minister Yesilgöz deed voorkomen
Miskoop
Het tapsysteem van de Nederlandse politie is al langer een hoofdpijndossier. Het oude systeem van Cognyte – destijds dus Verint – werd door de Tweede Kamer vooral gewantrouwd omdat de soft- en hardwarekern van het Israëlische systeem voor Nederland een black box was: het technisch onderhoud van het tapsysteem was niet in handen van de Nederlandse politieambtenaren, maar werd uitgevoerd door Israëli’s die bij problemen werden ingevlogen.
Onder druk van de Kamer kocht Nederland daarom via een openbare aanbesteding uiteindelijk in 2019 een nieuw tapsysteem. Die aanbesteding werd gewonnen door een ander Israëlisch defensiebedrijf, Elbit. Met de toezegging dat de Nederlanders ditmaal wel zelf het onderhoud van het systeem in de hand zouden houden, en andere eisen over cybersecurity, ging de Kamer akkoord. Na de aankoop in juli 2019 bleek dit nieuwe tapsysteem van Elbit, geheten ‘i360’, een miskoop.
Al vijf jaar probeert de politie het systeem van Elbit met hulp van tal van interne en externe IT-specialisten tevergeefs draaiend te krijgen conform de eisen van de Nederlandse politie. Zo lukt het nog steeds niet met het nieuwe systeem vertrouwelijke gesprekken met advocaten die niet getapt mogen worden, automatisch te beschermen, aldus betrokkenen. En ook de koppeling van het tapsysteem met andere politiesystemen werkt niet of niet voldoende.
‘Onzekerheid over realisatie’
De problemen waren twee jaar terug al zo serieus dat de opsporing in gevaar kwam, onthulde NRC. Het ministerie van Veiligheid en Justitie weet de problemen destijds aan opstartproblemen en kondigde aan dat „de zorgvuldige stapsgewijze implementatie naar verwachting nog heel 2023 zal vergen”.
Een jaar geleden werkte i360 nog steeds niet. Lang was de uitleg daarbij dat het om reguliere opstartproblemen ging. Maar in december 2023 kreeg de Kamer na nieuwe vragen over het falende systeem een nieuwe verklaring: de twee maanden daarvoor begonnen oorlog in Gaza. „Vanwege de situatie in Israël is de onzekerheid over de realisatie van het nieuwe tapsysteem helaas toegenomen,” liet toenmalig minister Yesilgöz de Kamer weten. En een halfjaar later, afgelopen juni: „Vanwege de situatie in Israël is er nog steeds onzekerheid over de realisatie van het nieuwe tapsysteem.”
Intussen, zo staat in hetzelfde stuk, wordt „het huidige tapsysteem langer in stand gehouden om de continuïteit van tappen te borgen”. Daarvoor wordt het „geüpgraded en op een nieuw hardware platform geplaatst”. Over wat dat betekent ontbreekt iedere uitleg.
Lees ook
Verkennen, hacken en tappen: mogen de AIVD en MIVD al genoeg of moet de wet nodig ruimer?
Miljoenen
In werkelijkheid gaat het om veel meer dan een „upgrade”, bevestigen diverse bronnen binnen de politie en het ministerie die direct bij het project betrokken zijn aan NRC. Het gaat om een compleet nieuw tapsysteem: Reliant X van Cognyte – aangeschaft omdat het al die jaren niet lukt om het nieuwe i360 te laten functioneren. Maar daarover krijgt de Kamer niets te horen. Kamerleden krijgen van de minister slechts te horen dat „de situatie in Israël” – de Gaza-oorlog – voor vertraging zorgt. Terwijl diezelfde oorlog blijkbaar geen belemmering vormt voor de aanschaf van het eveneens Israëlische Reliant X. Vorige week schreef NRC nog over de 1,9 miljard euro die Nederland afgelopen jaren aan Israëlisch defensiematerieel uitgaf, waarvan de helft na het begin van de Gaza-oorlog. Alleen al bij Elbit werd voor ruim 900 miljoen euro aan materieel besteld in de afgelopen vijf jaar.
De opsporingsdiensten zitten nu opgescheept met een nieuw probleem. Het nieuwe, in het geheim gekochte Reliant X van Cognyte blijkt ook niet te werken. De politie heeft miljoenen uitgegeven aan twee nieuwe systemen die niet aan de eisen voldoen en zit vast aan een verouderd en compleet achterhaald tapsysteem, waar de Tweede Kamer al in 2018 vanaf wilde.
De politie wil niet zeggen hoeveel ze voor i360 en Reliant X heeft betaald, omdat die bedragen ‘onder geheimhouding’ vallen
Het ministerie verwijst voor vragen door naar de politie. Die wil niet zeggen hoeveel ze voor i360 en Reliant X heeft betaald, omdat die bedragen „onder geheimhouding” vallen, aldus een woordvoerder. Over Reliant X van Cognyte wil de politie zelfs niet de naam of de leverancier bevestigen. De woordvoerder herhaalt alleen: „het betreft een upgrade, niet een nieuw systeem”.
Na de opeenstapeling van mislukkingen en verlopen deadlines, is nu besloten een nieuwe poging te ondernemen om alsnog i360 aan de praat te krijgen. De technici hebben te horen gekregen dat het systeem uiterlijk 1 april aanstaande moet draaien. En dat in elk van de tien regionale eenheden van de politie voor het eind van het jaar minstens een strafrechtelijk onderzoek met het i360-tapsysteem getapt moet worden. De reden voor de deadline, volgens een betrokkene, is dat de minister dan aan de Tweede Kamer kan melden dat i360 inmiddels in heel Nederland wordt ingezet en werkt.