De poten van het bed staan in bakelieten dopjes, om te voorkomen dat er een indruk in het zeil zou komen. Kleine zorgvuldigheden die getuigen van de zorg om alles heel te houden. In huis Sloëtjes kom je binnen in een andere tijd, de jaren vijftig en zestig, een tijd waarin zuinig zijn op spullen belangrijk was. „Elk object was het waard met liefde te worden behandeld en onderhouden, desnoods gerepareerd. Als aanklacht tegen de consumptie- en wegwerpmaatschappij, zo kun je dit huis ook zien,” schreef Dick Wittenberg in NRC (28-10) De rijtjeswoning in Hilversum die al bijna 70 jaar min of meer onveranderd is, is nu opengesteld voor bezoek.
Het merkwaardige is dat het heel makkelijk is om te denken dat je ook terug stapt in je eigen tijd. Maar mijn ouders hadden helemaal niet zo’n huis met zo’n inrichting, die zware fauteuils, een theetafel, en ook mijn opa en oma niet – of wel? Weet ik nog wel precies hoe de bovenwoning aan de Amsterdamse Krügerstraat ingericht was? Nee, precies niet, maar iets van de sfeer herinner ik me nog wel en misschien herken ik die dan. Een kast waar servies in staat en waar ook best een blikken trommeltje uit kan komen met een snoepje dat je thuis niet krijgt – het is van suikergoed en ziet eruit als een heel klein gebakken eitje. De keuken met de geiser boven de betegelde gootsteen en het gordijntje eronder. Mijn oma waste zich bij de keukenkraan, de enige kraan in huis, en ik keek als klein kind belangstellend toe. Ze tilde haar borsten op om zich eronder te wassen, zulke had mijn moeder niet.
In huis Sloëtjes heb je het gevoel dat de tijdmachine bestaat, maar tegelijkertijd weet je niet goed naar wáár in de tijd je getransporteerd wordt. De herinneringen doen maar wat en laten je je dingen herinneren die je misschien helemaal niet van zo dichtbij gekend hebt. De telefoon die in de gang hing, op een vaste plek dus, meen ik me te herinneren, zowel het model als de plek – maar in onze flat in Amsterdam-West hing geen telefoon in de gang.
Het is een wonderlijke sensatie om door dat huis te lopen dat zoon Henk Sloëtjes helemaal intact heeft gelaten, zelfs hier en daar wat heeft terug gerestaureerd om de manier waarop zijn ouders zo’n huis bewoonden, en andere mensen dus ook, te bewaren. Misschien wilde Henk Sloëtjes ook zijn eigen jeugd wel bewaren – wie denkt nooit eens terug aan de onachterhaalbare kinderkamers waarin je elke ochtend wakker werd, het licht door de gordijnen (wat voor?) het behang op de muur (welk patroon?), het zeil (was er zeil?) op de vloer.
Gelukkig zijn er ook boeken, die staan soms nog precies zo in de eigen kast. Alleen al het idee dat je nog weer zo’n boek van de plank zou pakken en je dan in de huiskamer zou installeren lijkt het toppunt van behaaglijkheid. Nergens een mobiele telefoon te zien, geen onrust, gewoon verdiept zitten lezen en als je opkijkt kom je uit een heel andere wereld, niet alleen uit de wereld van Diet Kramers De bikkel, maar ook uit die verbeelde wereld van je jeugd, die nu in de terugblik vrede, geborgenheid en misschien wel een klein bakje pinda’s biedt.
Misschien maakt het voor het tijdmachine-gevoel niet zo heel veel uit naar welke tijd iemand terug getransporteerd wordt, als je maar het gevoel krijgt dat je je dingen herinnert, dat je dingen voor je ziet die je vergeten was maar die desalniettemin de vertrouwde stoffering van je binnenwereld zijn.