De luchthaven in de Noord-Duitse stad Hamburg is sinds zaterdagavond afgesloten en al het vliegverkeer stilgelegd, nadat een man met zijn auto door het hek van Helmut Schmidt Airport brak en sindsdien weigert te vertrekken. De man heeft zijn vierjarige dochter bij zich in de auto. De politie zegt uit te gaan van een voogdijgeschil.
De verdachte is volgens Duitse media een 35-jarige man van Turkse afkomst die een vlucht naar Turkije eist voor hem en zijn dochter. De moeder van het vierjarige meisje zou de politie eerder al hebben gewaarschuwd over een mogelijke ontvoering van het kind, meldt persbureau DPA.
De man brak rond 20.00 uur met zijn auto door het hek en parkeerde zijn auto op het platform van de luchthaven waar de vliegtuigen staan. Volgens Duitse media schoot hij vervolgens twee keer in de lucht en gooide hij twee brandende flessen uit de auto. De luchthaven werd onmiddellijk afgesloten en beide terminals geëvacueerd.
De Hamburgse politie zegt in een verklaring op X de hele nacht met de man te hebben onderhandeld. Een politiewoordvoerder zegt tegen de Duitse krant Der Spiegel dat het een goed teken is dat er wordt onderhandeld. „Hij heeft zich naar ons gekeerd. Hij wil met ons praten en dat zien we als een heel positief teken.”
Werken tijdens een rit in een zelfrijdende auto lijkt futuristisch, maar in San Francisco kan het al. Sinds deze zomer zijn taxi’s zonder bestuurders daar voor iedereen beschikbaar. Verslaggever Stijn Bronzwaer stapte in een van deze voertuigen en vraagt zich af: Is dit echt de toekomst?
Denkend aan Flevoland zie ik, nu ja, windmolens als hoge pluimen aan de einder staan – in hoeveelheden die een zekere vernuftige edelman zijn laatste restje gezond verstand zouden hebben ontnomen. Ik ben op weg naar Swifterbant, dat, hoe middeleeuws het ook klinkt, pas in 1962 uit de verse poldergrond werd gestampt. (De plaats werd genoemd naar een middeleeuwse nederzetting, ooit verzwolgen door het Aelmeer, dat Zuiderzee werd en uiteindelijk Oostelijk Flevoland.) Ver buiten de dorpskern, zelfs buiten de ‘Swifterringweg’ in het oneindig laagland, steekt een fraai boekenhuis fier de hoogte in. Ik haal er Veranderend licht (2002) van de Deen Jens Christian Grøndahl uit. „Spannend boekje gevonden?” roept een voorbijfietser.
„Ik ben, vrees ik, aan Grøndahl verslaafd,” luidt het citaat van Arnon Grunberg op de achterflap van de door Gerard Cruys vertaalde roman. Je kunt je daar iets bij voorstellen als je op de eerste pagina een scène uit een huwelijk leest: „Het lichtje van het koffiezetapparaat brandt, ze doet het uit. Voorheen zou ze een tikkeltje irritatie of tederheid hebben gevoeld, naar gelang van haar humeur.” Je verwacht dat de schrijver zal uitleggen wat het huidige gevoel van de vrouw is aangaande de tekortkomingen van haar man in zijn omgang met kleine huishoudelijke apparaten. Niets van dat al. De vrouw (Irene Beckman, 56 jaar) zet theewater op en staart uit het raam. Onuitgesproken boodschap van de passage: ze wordt niet warm of koud meer van haar Martin. Dit huwelijk is dood.
De teraardebestelling van een en ander vindt tientallen pagina’s verder plaats. Sinds Festen weten we: ga nóóit met Denen aan een familiediner zitten. Ook in Veranderend licht gaat het mis als Martin zijn vrouw, dochter, zoon en schoondochter al bij het voorgerecht plompverloren vertelt dat hij een ander (ja, een jongere ander) heeft en verder wil met deze Susanne. De ontrouw had Irene al ontdekt omdat haar man met het antwoordapparaat even slordig was als met het koffiezetapparaat. Wat ze zich niet kon voorstellen was dat zij de verlatene zou zijn en niet de verlater. Vrijwel altijd heeft zij (gegoede komaf) hem (ambitieuze sociale stijger in de bankensector) als de zwakte partij beschouwd. Bovendien is Irene een verlatingsprofessional: ze is scheidingsadvocaat van beroep. Haar leven van het begin af aan getekend door het afscheid van mannen: haar tweelingbroer overleed in de baarmoeder, haar vader verliet haar moeder, met een jonge minnaar durfde ze op haar veertigste de sprong niet te wagen. Er blijkt ook een biologische vader te zijn, verbonden met een oorlogsgeschiedenis.
Grøndahl is een geniaal binnenhuisschrijver. Binnenhoofdschrijver eigenlijk en in het hoofd van Irene Beckman, die de wereld beziet met een wantrouwen dat ze zichzelf meestal vergeeft. Haar moeder, liggend in een ziekenhuisbed: „Een rimpelig, begerig, machteloos liegbeestje”. Of haar volwassen zoon, als die protesteert tegen de scheiding en het einde van de rol van zijn ouders als „de bewakers van zijn dertigjarige al enigszins kalende nostalgie”.
Intussen probeert Irene zich te verhouden tot een bestaan als alleenstaande, overdenkt ze haar zonden. Zowel de zonden die ze beging, als die waar ze de moed niet toe had – stipuleert Grøndahl. In het slotdeel van de roman gaat de vrouw die zich nooit echt durfde te verbinden in Wenen op zoek naar haar vader. Wellicht is er toch een windmolen om naast te staan.
Wilt u het besproken exemplaar Veranderend licht hebben? Mail naar [email protected]; het boek wordt onder inzenders verloot, de winnaar krijgt bericht.
Opa en oma zijn op bezoek voor de feestdagen. Aan tafel komt het gesprek op genderidentiteit. De kleinkinderen leggen het gebruik van de pronouns uit. Het duurt even, maar dan begrijpt oma het. „Ik zou het fijn vinden als mensen me gewoon met ‘U’ aanspreken.”
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]