Pas om 01.00 uur ’s nachts kwamen ze met de auto vanuit Nederland aan in Bretagne: een schade-expert van verzekeraar Achmea samen met drie gespecialiseerde taxateurs. Vrijdag, maar waarschijnlijk ook nog zaterdag en zondag nemen zij in de Franse provincie schade op bij glastuinbedrijven getroffen door storm Ciarán. „Onze mensen hadden graag met het vliegtuig gewild, maar die vlogen nog niet door de storm”, vertelt Jaap Breugem, verantwoordelijk voor de agrarische verzekeringen van Achmea via de telefoon over de operatie van zijn collega’s.
De vier Nederlanders bezoeken nu samen met de plaatselijke verzekeringstussenpersonen klanten van de Hagelunie, een 100 procent dochter van Achmea dat zich specialiseert in glastuinbouwbedrijven.
Wat doet Achmea in Frankrijk?
„Onze algemene agrarische verzekeringen verkopen we met name in Nederland. Maar voor de glastuinbouw zitten we naast Nederland in zeven Europese landen en in Canada. De allerbelangrijkste reden daarvoor is het verdelen van de risico’s die de tuinders niet zelf kunnen dragen. Glastuinbouw is een hele specifieke niche waar veel geld mee gemoeid is. Door meer klanten te werven, spreiden we de risico’s. Hierdoor blijft de sector ook aantrekkelijk voor herverzekeraars, die ons helpen de sector verzekerbaar te houden. En zo dien je uiteindelijk ook je Nederlandse klant.”
Wat doen jullie als jullie horen dat er een storm aankomt?
„Toen duidelijk werd dat de storm spannend zou worden in Frankrijk, hebben we contact gezocht met de tussenpersonen. We bespreken dan maatregelen om schade te voorkomen. Iets wat heel eenvoudig is, is om de kassen dicht te houden als een bepaald windniveau wordt verwacht. Dan heb je de grootste kans dat er het minste gebeurt. Bij iets minder wind kan het juist goed zijn om nog wat kieren en luchtramen open te houden, maar nu in Bretagne niet. We hebben zo’n preventiemaatregel gepusht naar tussenpersonen en de klanten.
„Waar we ook nog op hebben gehamerd, is om mensen ervan te weerhouden de kas in te gaan als het zo hard gaat. Vaak zijn de ondernemers zo gedreven om hun bedrijf te beschermen. Als dan een eerste glas breekt, gaan die dan de kas in om die snel te vervangen. Maar dat moet je met zulke stormen niet doen. De mens gaat dan toch echt voor.”
„Maar voor de rest was het ook hopen en bidden. Laten we daar ook eerlijk over zijn: preventie op korte termijn is dan nog beperkt. Het ging in Bretagne echt los. Enorme hoge golven, hoge windsnelheden. Al snel kwamen de eerste schademeldingen binnen.”
Wat doen jullie mensen daar nu?
„Het zo goed mogelijk in kaart te brengen wat er aan de hand is. En dan specifiek bij glastuinbouw is dat: hoe kunnen we zo veel mogelijk oogst nog redden? Daarvoor zijn ook die taxateurs mee. Zij zijn gespecialiseerd in de gewassen die in Bretagne geteeld worden: vooral tomaten, komkommers en aardbeien.
„Als er glas is afgewaaid, kunnen we een scherm dichtdoen? Is het mogelijk om een noodwand te plaatsen? Als het maar om een paar ruiten gaat, kunnen we dan snel schadeherstellers – uit Nederland of Frankrijk – regelen die glas komen brengen?
„En wat ik uit de praktijk weet, is dat onze mensen vaak ook een soort rustpunt zijn voor de getroffen ondernemers. Je ziet dat soms mensen echt ontredderd zijn, omdat hun bedrijf in de kern keihard is geraakt. Het gaat bij ons niet om grote aantallen, zoals bij de consumentenmarkt, hè? Bijna alle klanten zijn bij ons bekend, we zijn eigenlijk altijd wel een keer op het bedrijf geweest. Dus dat is ook wel een persoonlijke relatie.”
„Het geluk is dat in de groenteteelt nu het einde van het seizoen is. Dus de bedrijven die leegstaan en die kapotgewaaid zijn, daar is het vrij eenvoudige schade opnemen. Dan is er niet direct gewasschade. Maar onze taxateurs kijken dan wel of de teelt opstarten – dat gepland staat voor 1 december, 1 januari of 1 februari – of dat wel kan of dat er uitgesteld moet worden.”
De verzekeraars zien dat het weer extremer wordt, meer hagelschade, meer hardere stormen. Maken jullie je zorgen of glastuinbouw wel verzekerbaar kan blijven?
„We mogen als Achmea al 210 jaar agrarische verzekeringen verkopen, en die is tot op heden altijd voldoende adaptief geweest. Er zullen in de wereld wel situaties gaan ontstaan, bijvoorbeeld in bepaalde gebieden bij buitengewassen, dat die niet meer echt dekkend te krijgen zijn als verzekeraar. Tenzij daar overheden hun verantwoordelijkheid nemen en bijspringen.
„Maar als je naar de glastuinbouwsector krijgt, dan zie je dat die zich altijd aanpast. Bouwen op de juiste plekken, zodat het door kan blijven gaan. Voldoende innoveren. Daar maken we ons geen grote zorgen over.
Lees ook Verzekeraars en KNMI slaan handen ineen in strijd tegen klimaatschade
CV Boerenzoon
Jaap Breugem (1965) is de zoon van een glastuinbouwondernemer en hij studeerde bedrijfskunde in Rotterdam. Hij geeft sinds 2018 leiding aan de agrarische afdeling van verzekeraar Achmea, waar de Hagelunie onder valt. Dat richt zich op glastuinbouwers in Nederland, zeven andere Europese landen en Canada. Voor zijn overstap naar Achmea werkte Breugem bij de Rabobank in agrarische gebieden. Aan het eind was hij projectdirecteur herstructurering en ontwikkeling tuinbouw.
Terwijl Amerikaanse en Iraanse diplomaten zich opmaken voor een tweede onderhandelingsronde over het Iraanse atoomprogramma, zaterdag in Rome, woedt binnen de regering-Trump een strijd tussen twee kampen. Haviken pleiten voor maximale druk op Teheran, anderen pleiten voor een diplomatiek compromis. Het is vooralsnog onduidelijk welke koers hoofdonderhandelaar Steve Witkoff zal kiezen. Mochten de onderhandelingen mislukken, dan dreigt een militaire aanval van Israël en de Verenigde Staten op nucleaire installaties in Iran.
Eigenlijk had het niet beter kunnen gaan: het eerste overleg tussen de VS en Iran over het Iraanse atoomprogramma vorige week in Oman. Voorafgaand aan de ontmoeting waren er wilde dreigementen van president Trump om Iran te bombarderen als het niet tot een deal zou komen. Op hun beurt spraken de Iraniërs over een „muur van wantrouwen” die tussen de twee landen zou staan. Maar na afloop van de eerste ronde klonken zowel uit de VS als Iran positieve geluiden.
Het Iraanse ministerie van Buitenlandse Zaken had het over „een constructieve sfeer” en „wederzijds vertrouwen” – taal die Teheran normaliter niet in de mond neemt als het gaat over aartsvijand Amerika. De twee landen spraken af om zaterdag in Rome door te praten.
Eveneens veelbelovend was het interview dat Trumps gezant Witkoff op maandagavond gaf bij Fox News. Daarin zei hij verder te gaan praten met Iran over het opzetten van een verificatie-mechanisme voor het verrijken van uranium. Zo’n soort deal, waarbij Iran onder strikte voorwaarden beperkte nucleaire activiteiten mag blijven uitvoeren, is grosso modo dezelfde als de overeenkomst die Obama in 2015 sloot met de Iraniërs. De VS trokken zich daaruit terug in Trumps eerste termijn. Trump noemde het „een vreselijke, eenzijdige deal die nooit, maar dan ook nooit, had mogen worden gesloten”.
Het zijn voorwaarden waar Iran ook nu akkoord mee zou kunnen gaan, stellen analisten. Witkoffs voorstel bracht een deal een stuk dichterbij dan de harde eisen van de Iran-haviken binnen de Amerikaanse regering. Zo pleitte nationaal veiligheidsadviseur Michael Waltz de afgelopen weken voor een volledige ‘ontmanteling’ van het Iraanse atoomprogramma. Dergelijke eisen zijn steevast door de Iraniërs verworpen en maken volgens hen een akkoord onmogelijk.
Witkoffs verzoenende boodschap leek dan ook een mogelijke doorbraak. Al snel werd echter duidelijk dat de ideeënstrijd binnen de Amerikaanse regering over Iran nog volop wordt gevoerd.
Twee kampen
Op dinsdagochtend, de dag na Witkoffs interview bij Fox, riep Trump een vergadering bijeen in de situation room van het Witte Huis voor een overleg over Iran. Daar stonden twee kampen tegenover elkaar, blijkt uit een reconstructie van de Amerikaanse nieuwssite Axios.
Witkoff krijgt steun van vicepresident JD Vance en minister van Defensie Pete Hegseth. Zij vinden dat de VS bereid moeten zijn tot concessies om tot een akkoord met Iran te komen. Ook vrezen ze in een nieuwe oorlog in het Midden-Oosten te worden gezogen. Veiligheidsadviseur Waltz en buitenlandminister Marco Rubio blijven daarentegen vasthouden aan volledige ontmanteling van het Iraanse atoomprogramma.
Onduidelijk is of de bijeenkomst doorslaggevend is geweest in het kiezen van een richting. Maar Witkoff leek diezelfde ochtend nog terug te komen op zijn woorden van de avond ervoor. „Iran moet stoppen en zijn nucleaire verrijkings- en bewapeningsprogramma beëindigen”, schreef hij diezelfde ochtend nog in een post op sociale media. De persvoorlichter van het Witte Huis meldde bovendien later die dag dat president Trump tegen de Omaanse bemiddelaars bij de onderhandelingen had gezegd dat „Iran zijn nucleaire programma moet beëindigen”.
De „tegenstrijdige posities” van de Amerikanen zijn volgens de Iraanse minister van Buitenlandse Zaken Abbas Araghchi „niet bevorderlijk” voor de onderhandelingen. Tegen Iraanse media zei hij woensdag de ontmoeting in Rome af te wachten „om te horen wat hun daadwerkelijke opvattingen zijn”.
Oorlog dreigt
Er staat veel op het spel zaterdag in Rome. Woensdag maakte de The New York Times bekend dat Israël in mei luchtaanvallen wilde uitvoeren op nucleaire installaties en hier vergevorderde plannen voor had gemaakt. Doel was om het Iraanse atoomprogramma – dat uranium inmiddels bijna tot wapengeschikt niveau heeft verrijkt– minstens een jaar te vertragen.
Voor zo’n operatie had Israël wel Amerikaanse luchtsteun nodig, en hulp van de VS om eventuele Iraanse vergeldingsaanvallen af te slaan. Tegen alle Israëlische verwachtingen in, wees de Amerikaanse regering het plan af. Netanyahu reisde begin deze maand nog naar Washington om Trump op andere gedachten te brengen. Maar de Amerikaanse president besloot vooralsnog onderhandelingen met Iran af te wachten. Die onderhandelingen openbaarde Trump vervolgens in het bijzijn van Netanyahu in de Oval Office aan de wereld.
Toch is er binnen de Amerikaanse regering wel degelijk maandenlang serieus gesproken over het steunen en meedoen aan de Israëlische oorlogsplannen. In zo’n discussie zou vicepresident JD Vance (geen voorstander van de militaire aanpak) hebben gesteld dat de VS altijd nog een Israëlische aanval op Iran kunnen steunen in het geval dat de onderhandelingen zouden falen. Amerikaanse deelname aan een oorlog met Iran is dus niet uitgesloten.
B-2 bommenwerpers
De afgelopen weken breidden de Verenigde Staten hun militaire aanwezigheid in het Midden-Oosten uit. Zo meldde er zich een tweede Amerikaanse vliegdekschip in de regio en werden er B-2 bommenwerpers gestationeerd op de Amerikaanse basis Diego Garcia in de Indische Oceaan. Ook plaatsten de Amerikanen extra luchtverdedigingssystemen in Israël.
Sinds half maart voeren de VS een bombardementscampagne tegen de door Iran gesteunde Houthi’s in Jemen. De verhoogde militaire aanwezigheid kan hiervoor dienen. Toch melden bronnen rond de Amerikaanse regering aan The New York Times dat de wapens ook wel degelijk onderdeel zijn van een breder plan om Israël eventueel te kunnen bijstaan in een mogelijk militair conflict met Iran.
Het wapengekletter en de uiteenlopende signalen uit Washington zullen het (al geringe) Iraanse vertrouwen in de VS weinig goed doen. Dit terwijl afspraken over ontwapening juist gestoeld zijn op vertrouwen. Als Iran toezegt hun atoomprogramma in te perken, zo is de gedachte in Teheran, zijn ze een stuk weerlozer bij een militaire confrontatie met Israël of de VS. De vraag is of en hoeveel vertrouwen Witkoff zaterdag weet te winnen van zijn Iraanse gesprekspartners.
Wat een activiteit, in de oude pastorie in Velp! Stoelyoga gevolgd door vrije dans in de ochtend, dan een lunch voor twintig personen en in de middag een boekenclubje, een fysioklasje en vervolgens een open podium voor iedereen die iets kwijt wil in de staande microfoon ten overstaan van een dertigkoppig publiek. Waarna het gezelschap natafelt en een 73-jarige vrijwilligster spontaan de schouders masseert van de vergeetachtige vrouw die hier dagelijks het sjoelen ontdekt.
Ons Raadhuis, zo heet het hier. Een ontmoetingsplek slash activiteitencentrum voor 55-plussers uit Velp en omstreken. Grote huiskamer met lange tafels, een flinke keuken en in de gang het activiteitenlokaal. Het opvallende is: deze plek is niet bedacht door een welzijnsorganisatie of gemeente, maar door een dokter. Een specialist ouderengeneeskunde. Vijfentwintig ouderen hoopte Ester Bertholet (52) wekelijks te kunnen verwelkomen toen ze in 2015 haar oog had laten vallen op de leegstaande pastorie. Inmiddels tikt Ons Raadhuis driehonderd bezoekers aan per week. Alleenwonenden vooral. Weduwes. Weduwnaren. Mensen die al partnerloos waren. Het voelt als thuiskomen, zeggen ze.
Precies dat was Bertholets bedoeling. Op huisbezoek bij ouderen merkte ze: veel mensen redden zich prima. Ze hebben een zinvol leven, vrienden, familie. Maar sinds de dood van hun partner, hoorde ze van „heel veel ouderen”, voelt hun huis niet meer als thuis. „Vroeger had je dan dus bejaardentehuizen”, zegt ze. „Maar je kunt het ook anders oplossen. Een plek creëren waar mensen hun woonkamer een beetje terugvinden.” Haar initiatief trekt in de ouderenzorgsector landelijk de aandacht, tot op het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan toe.
Pink Panther
Tina Helfrich (75) uit Velp komt hier al sinds 2016. Ze had in drie jaar tijd haar ouders en haar man verloren. Eenzaam voelde ze zich niet, maar een beetje structuur kwam van pas. „Zo van: ik moet opstaan, want om tien uur is er yoga of tai chi.” Ze deed ook mee aan ouderenballet. Thuis trok ze een la open en daar lagen ze: haar balletschoentjes van een halve eeuw geleden. „Roze met zo’n bandje eroverheen en ook nog zwarte voor de ritmische gymnastiek.” Ze pasten. „Maar de oefeningen waren best moeilijk. Ik heb last van artrose.”
In ‘Ons Raadhuis’ werken veel vrijwilligers maar er zijn ook betaalde medewerkers die coördinerende taken vervullen.
Foto’s Dieuwertje Bravenboer
Ze vertelde aan protestantse kerkgenoten over Ons Raadhuis en dan zeiden mensen: is het wel wat voor mij en wat doen ze daar dan allemaal? „Nou ja, en dan liepen ze hier binnen en zagen ze bekenden en zeiden ze: o, ben jij hier ook! En dan bleven ze plakken.” Mannen zijn in de minderheid – „de meesten zijn overleden” – maar Tina Helfrich sloot een vriendschap met ene Albert, die „hartstikke eenzaam” was. Ze dronken thee bij hem thuis en lazen „krantjes” in zijn tuin en lunchen deden ze altijd hier. „Die vriendschap duurde iets van vier jaar”, zegt ze. „Hij is twee jaar geleden overleden.”
Kerkgenoten liepen hier binnen, zagen bekenden. En dan bleven ze plakken
Maar nu excuseert ze zich want het is kwart over elf en de vrije dans begint. En even later staat ze in een kring met nog zes vrouwen en zwiert ze met haar armen van links naar rechts op het ritme van een wals. „Niet te snel hoor”, zegt de docent, „anders word je duizelig van het heen en weer draaien.” Op het snelle ritme van ‘Hit the Road Jack’ heffen ze zittend hun knieën en als de saxofoon het Pink Panther-deuntje speelt, sluipt Tina het hele lokaal door terwijl een vrouw gekleed in het zwart weer op haar stoel plaatsneemt. „Hernia”, zegt ze.
Lege koelkast
De activiteiten kosten los 5,50 euro en 4 euro als je een jaarbijdrage van 30 euro voldoet. Lunch kost dan 4 euro. Je kunt ook gewoon binnenvallen en een kopje koffie drinken, er staan spaarvarkentjes op de tafels om de kas te spekken. Hoofdfinancier van Ons Raadhuis is de gemeente Rheden, waar Velp toe behoort, en sommige activiteiten worden bekostigd met projectsubsidies. En er zijn veel vrijwilligers, deze vrijdag zeventien.
Video Dieuwertje Bravenboer
Wil je na drie proefactiviteiten blijven komen, dan volgt een intakegesprek met een van de betaalde medewerkers, onder wie coördinator Irma Smeenk (65). „In de intake leren we de mensen kennen. We vragen of ze alleen wonen en of we ergens rekening mee moeten houden. Dan hoor je: ik heb diabetes, ik ben vaak ziek, ik heb last van hoofdpijnaanvallen. En we vragen: wat zou je hier willen doen of misschien zelf willen opzetten? De meeste activiteiten hier komen voort uit initiatief van de ouderen zelf.”
Mensen komen via vrienden en kennissen of op aanraden van de apotheker, de psychiater, de huisarts. Of ze komen via de ouderenpraktijk van Ester Bertholet, een ander initiatief van haar. Sterker: zonder die praktijk, die zij oprichtte in 2011, was Ons Raadhuis er nooit gekomen. Voor haar praktijk neemt ze ouderen met de meeste complexe problemen over van huisartsen in Velp en Arnhem. Parkinson én somberheid. Rouw, schuldenproblematiek én dementie. „Huisartsen kunnen die complexiteit in hun tienminutenconsulten nooit overzien, weet ik uit eigen ervaring”, zegt Bertholet, die huisarts was. Een verpleegkundige en daarna een arts bezoeken de ouderen thuis, leren hen kennen, informeren naar hun medicijngebruik, vragen of ze even in hun koelkast mogen kijken. „Soms zeiden mensen dat ze elke dag héél lekker kookten. En dan opende je de deur en zag je een volstrekt lege koelkast.”
Vijfentwintig ouderen per week hoopte de oprichter van ‘Ons Raadhuis’ te verwelkomen. Dat zijn er nu wekelijks driehonderd.
Foto’s Dieuwertje Bravenboer
Bertholet smeedde voor haar ouderenpraktijk teams uit een bonte mix van disciplines die samen over de ouderen overleggen. Van medisch specialisten als de geriater en de internist tot de diëtist en de ergo- en fysiotherapeut – ja, soms sluit zelfs de kapper aan die mevrouw van 85 na een halve eeuw knippen beter kent dan alle hulpverleners tezamen. Er volgt een behandelplan op één A4’tje met haalbare doelen als ‘een lager valrisico’ en ‘minder vermoeidheid’. Na gemiddeld zeven maanden draagt het team de opgeknapte oudere over aan de huisarts.
Het concept van haar praktijk wordt ook uitgeprobeerd in Tiel, Zoetermeer en Rotterdam, waar het eveneens aanslaat. Door de aanpak gaan ouderen veel minder vaak naar het ziekenhuis én wonen ze langer thuis, in Velp gemiddeld acht maanden langer, schatten betrokken beroepskrachten.
Als huisarts hoorde ik elke dag dingen als: ik heb pijn, ik ben zo somber
Kortom, de noodzaak van Ons Raadhuis was deels Ester Bertholets eigen schuld: met haar ouderenpraktijk hield zij de weduwnaren en weduwes langer thuis. Bovendien, zo leerde ze door haar praktijk: hun problemen behoeven lang niet altijd een medisch antwoord. „Als huisarts hoorde ik elke dag dingen als: ik ben aan het afvallen, ik heb pijn, ik ben zo somber. We zijn gaan dénken dat dat áltijd medische vragen zijn. Maar yoga helpt ook tegen pijnlijke knieën. En een gezellige, wekelijkse lunch met verantwoord voedsel werkt denk ik beter dan vijf sessies bij een diëtist. Pak je meteen die eenzaamheid aan. Daar hoef je echt niet een of ander gigantisch eenzaamheidsproject voor op poten te zetten.”
Dichte mist
Lunchtijd. Jan van Nek (87) uit Arnhem neemt plaats. Tegenover hem zit zijn vriendin, Susan van der Hoeven (77). Ze ontmoetten elkaar hier, vertellen ze. Van Nek liep Ons Raadhuis binnen op advies van zijn huisarts – het was 2021, hij was net een paar jaar weduwnaar. Hij ging op vrijdagen meelunchen, zag dat Susan van der Hoeven naar het fysioklasje ging en haakte een week later aan.
Zij: „Na het klasje las hij de krant hier in de huiskamer en ik dronk een kopje koffie. Hij schoof steeds dichterbij.”
Hij: „Ik vroeg of ze een keer mee wilde wandelen. Ik hou van wandelen.”
Zij: „Ik zag dat niet zitten.”
Hij: „Toen vroeg ik haar telefoonnummer.”
Zij: „Ik gaf geen antwoord. Maar een maand of wat later vroeg hij het weer.”
Jan van Nek glimlacht.
Zij: „Toen heb ik in de gauwigheid een papiertje ergens vanaf gescheurd en ik gooide het zo over de tafel naar hem toe. Daar ben ik vanaf, dacht ik. Nou ja meteen die avond belde hij me op. Een heel verhaal had-ie. Nou, zei ik toen, ik wil wel een keer een wandeling met je maken. Zo is het gegaan.”
Hij: „Ze is bij mij van donderdag tot en met maandag. En vrijdags lunchen we hier.”
Zij: „Tien jaar is een groot verschil maar het is hoe je met elkaar omgaat. Met wederzijds respect.”
Naast Jan van Nek zit een vrouw met halflang grijs haar. Ze zwijgt de hele lunch lang en maakt met niemand contact. Naast haar de man die elke woensdagmiddag in de ‘computersoos’ ouderen digitaal wegwijs maakt. Vlak voor het begin van het open podium druppelen er nog meer mensen binnen en iedereen wordt hartelijk gegroet („Dag Simon!” „Héé Simon!”). Een amateurdichter draagt voor uit eigen werk, een oud-fysiotherapeut leest een komisch verhaaltje voor over een verhoogde toiletbril en een vrouw van in de negentig vertelt theatraal over een wandeling door Harlingen. Iedereen kijkt naar hen, behalve de man die zijn rug naar de microfoon heeft toegekeerd want hij, Leo Beuger (87), ziet alleen „dichte mist, schaduwen en schimmen”. En de stille vrouw met het grijze haar die net bij de lunch naast Jan van Nek zat, blijkt zojuist haar zwijgen te hebben verbroken. Dat zegt vrijwilliger Ietje Sans (73), die met haar man in Velp een brood- en banketzaak runde. „Ze vroeg”, zegt Sans, „of ik een appeltaart wilde bakken voor haar verjaardag.”
Het toepassen van zogenoemde ‘staalslakken’ – een restproduct van Tata Steel – in bouwprojecten leidt in een groot deel van de gevallen tot milieuschade. Ofschoon het gebruik van staalslakken legaal is en veelvuldig voorkomt, vooral bij infastructuurprojecten, concludeert de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) na eigen onderzoek op tien locaties dat bij negen daarvan milieuschade is ontstaan.
Omdat nergens is bijgehouden waar in Nederland staalslakken zijn toegepast, is er volgens de ILT een groot risico dat op allerlei locaties in Nederland staalslakken „schadelijke gevolgen hebben veroorzaakt of gaan hebben”. „Het achterhalen van locaties heeft veel weg van het zoeken naar een speld in een hooiberg.”
Staalslakken zijn een steenachtig materiaal dat vrijkomt bij de productie van staal. In Nederland wordt het toegepast als vervanging van zand in bijvoorbeeld wegenbouw, grondophogingen of oeverversterkingen. Dat geldt in principe als circulair: een restproduct wordt hergebruikt.
Er zijn al lange tijd aanwijzingen dat staalslakken in de praktijk kunnen leiden tot milieuschade. Wanneer ze in aanraking komen met water, daalt de zuurgraad van het water en wordt het vergelijkbaar met gootsteenontstopper. Als gevolg daarvan kunnen „vrijwel alle denkbare zware metalen” vrijkomen uit de slakken, aldus het RIVM in 2023. Dit kan leiden tot vissterfte en het afsterven van water- en bodemleven.
Grondophoging
Het vermoeden is bovendien dat staalslakken die in aanraking zijn gekomen met water de oorzaak zijn van klachten bij omwonenden, zoals bloedneuzen, brandwonden en irritatie van de huid. Bekende voorbeelden van locaties waar grootschalige vervuiling ontstond zijn golfbaan The Dutch in de Betuwe en een locatie in Eerbeek waar staalslakken dienden als grondophoging. Bij die laatste klaagden omwonenden over gezondheidsklachten.
Al in 2023 waarschuwde de ILT dat wetgeving omtrent staalslakken tekortschoot om milieurisico’s te voorkomen. Nu is er voor het eerst meer inzicht in hoe vaak de problemen optreden. De inspectie deed zelf onderzoek naar tien locaties, van Leeuwarden tot Oude Tonge in Zuid-Holland, en trof op bijna alle plekken milieuproblemen aan.
De ILT doet nog onderzoek naar veertien andere locaties; bij meerdere daarvan zijn vermoedens van milieuschade. Op twee van de tien locaties die de ILT al onderzocht zijn de staalslakken inmiddels verwijderd of ‘geïsoleerd’. In het Friese Dokkum gebeurde dat ook al een keer; daarvoor werd een gloednieuwe weg helemaal opnieuw aangelegd. Alleen zo kon 7.000 ton staalslakken die als fundament waren gebruikt weggehaald worden. Er lekten zware metalen uit weg.
Net als in 2023 plaatst de ILT nu ook vraagtekens bij het functioneren van de markt voor staalslakken. Het is bekend dat partijen die staalslakken afnemen, hier soms geld voor krijgen – in plaats van dat ze zelf betalen voor het materiaal. „Dit geeft een prikkel om meer staalslakken op een locatie te gebruiken dan nodig is”, schreef de ILT twee jaar geleden. Hoe meer staalslakken je toepast, hoe groter de milieurisico’s. (Tata Steel brengt de staalslakken overigens niet zelf op de markt, dat loopt via bouwmateriaalhandelaar Pelt&Hooykaas).
Ook nu is de ILT weer kritisch op het verloop van de handel in staalslakken. Nederland blijkt volgens de dienst ook grote hoeveelheden staalslak te importeren, vermoedelijk ongeveer net zoveel als de jaarproductie van Tata Steel. Voor een restproduct is dat opvallend. „De vraag hierbij is waarom Nederland LD-staalslakken importeert.” LD-staalslakken zijn het betreffende type staalslakken.
Ook schiet de registratie van de handel volgens de ILT tekort. Zo blijkt een lading uitgevoerde staalslakken die bij de inspectie bekend is niet terug te vinden in „internationale databestanden”.
Open water
De ILT concludeert dat het aanpassen van het „normenkader” tijd kost. „Tot die tijd moeten nieuwe milieurisico’s en problemen worden voorkomen.” Daar kan de inspectie echter zelf weinig tegen doen.
De ILT keek overigens niet naar de toepassing van staalslakken in open water. Uit onderzoek van Wageningen University & Research bleek eerder al dat het toepassen van staalslakken in bewegend water hoogstwaarschijnlijk geen risico’s met zich meebrengt. Desondanks besloot Rijkswaterstaat vorig jaar af te zien van het gebruik van staalslakken voor vaargeulversteviging in de Westerschelde. Daar was veel weerstand tegen bij lokale overheden.