De ontknoping van Maud Vanhauwaerts romandebuut verrast echt

Wat te denken van die verhalen die vooral beklijven vanwege de ontknoping die alles doet kantelen? Denk: Bryan Singers film The Usual Suspects, of Ian McEwans roman Atonement. Pas met een uiteindelijk aangeboden brokje informatie viel te weten hoe de vork in de steel zat, waar het allemaal toe diende. En wat je dus gemist had, hoe het verhaal je te slim af was geweest. Zulke verhalen kun je indrukwekkend vinden, bevangen door de opluchting dat je de vernuftige verstopkunst eindelijk doorhebt. Anderzijds kan zo’n verhaal, literatuur met het effect van een goocheltruc, flink op de zenuwen werken.

Het is een enorme spoiler om te zeggen dat de opmerkelijke debuutroman van Maud Vanhauwaert, Tosca, zo’n verhaal is, dus mijn excuses. Toch schrijf ik het hier op, want dat laatste brokje informatie, dat nieuw licht op de zaak werpt, is ook een reden om het boek te waarderen – ik was uiteindelijk wél onder de indruk: geduld wordt beloond. Maar daar was wel veel irritatie aan voorafgegaan.

Tosca is een nevelig boek: wat er gebeurt laat zich moeilijk verklaren. Hoofdpersoon en verteller May Solovjov, een Vlaams docent literair vertalen, raakt in de ban van de jonge vrouw Aline, een schijnbaar doodongelukkig, depressief, angstig, getraumatiseerd, suïcidaal, hulpbehoevend, hyperintelligent en eigengereid wezen, en ook nog extreem zwijgzaam. May ontfermt zich over haar, eerst door berichten en e-mails uit te wisselen, later door haar onderdak te bieden – en haar beperkingen te accepteren. ‘Haar woorden vormden een ketting in een diep donker meer die ik schakel voor schakel diende op te halen’, weet verteller May, ‘geen idee welke smurrie ik daarbij zou opvissen’.

Gemaskeerde diepte

Ze kon niet anders, zegt ze, wanneer ze van Aline hoort ‘hoe fundamenteel belangrijk ik was in haar leven, meer nog, dat ik de laatste rietstengel was waarmee zij zich nog aan het leven vasthield’. Behalve die onmisbaarheid lijkt ook Alines ongrijpbaarheid haar te fascineren: want ‘pijnlijke dingen formuleerde ze op zo’n elegante manier dat ik bleef hangen aan haar woorden en metaforen die haar diepte maskeerden’. Als lezer ga je daar niet meteen in mee. Empathische May accepteert alle zwijgzaamheid en raadselachtigheid omdat Aline ‘zoveel verschrikkelijke dingen’ heeft meegemaakt dat ze ‘helemaal op slot’ is. Ja, voor een hulpeloos vogeltje zorg je, maar hoever ga je, waar ligt de grens? En als je voorbij die grens toch doorgaat: waarom?

Waarom doet May dat? Die vraag adresseert zij zelf niet echt – waardoor er steeds meer afstand tussen haar en de lezer ontstaat. Dat gaat knellen. Wat bezielt May: waarom gaat Aline vóór haar geliefde Lou, die met een zaaddonor een kind probeert te krijgen? Vanwaar deze obsessie, wat ziet ze toch in haar? En waarom zou je zwijgende Aline als lezer zielig vinden – in plaats van gewoon bloedirritant?

Aline is een gesloten boek en in een deel van de oplage is dat letterlijk genomen – in een variatie op de manier waarop Maud Vanhauwaert (1984) als dichter al vaker speelde met de zeggingskracht van de door haar gekozen vorm. De bladzijden in die versie van Tosca moet je stuk voor stuk met een mesje opensnijden. Zo vallen vorm en inhoud ingenieus samen, kun je stellen. Maar het wekt ook een vergelijkbaar gevoel op als de leeservaring: originele, toepasselijke gimmick, maar die herhaling van handelingen kost ook veel geduld en moeite, afgezet tegen de beloning die het oplevert.

Kunstjes

Zo voelen de kunstgrepen in Tosca te vaak als kunstjes, neigend naar kitsch. Dat Aline haar berichten aan May steevast tussen haakjes zet, bijvoorbeeld: treffend, maar ook simpele, aandachttrekkerige symboliek. En de gedichten die Vanhauwaert door de roman strooide, en die veelal nauwelijks met het omringende proza in dialoog treden: je worstelt als lezer met de plaats en betekenis ervan. Dat May haar relaas doet in de vorm van een brief aan haar uitgever (die net als Vanhauwaerts uitgever Daniël heet) voelt als een wat overbodig spel met autofictie.

De ontknoping, die echt verrast en daarmee respect afdwingt, biedt verklaringen: voor Mays obsessie, voor de rol die de vertaalkunst in het boek speelt. Maar het belangrijkste is jammerlijk onveranderlijk: Aline blijft ongrijpbaar. De deemoed die het vergt om haar evenveel te waarderen als May doet, blijft toch echt te veel gevraagd.