Het leven wordt weer goedkoper. Althans, dat constateren de rekenmeesters van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Na bijna twee jaar van uitzonderlijk hoge inflatie daalde het prijspeil in Nederland in oktober met 0,4 procent op jaarbasis, zo concludeerde het CBS dinsdag in een eerste snelle raming. In september ging het nog om een stijging van 0,2 procent. Het is voor het eerst in dik zeven jaar dat in Nederland sprake is van deflatie.
Dat de inflatie nu negatief is, heeft alles te maken met de ontwikkeling van de energieprijzen. Die schoten vorig jaar naar recordhoogtes door de wereldwijd groeiende vraag, gevolgd door de Russische inval in Oekraïne. De invasie was voor veel Europese landen reden de import van Russisch gas te verminderen, wat leidde tot extra schaarste en nog hogere prijzen.
Hoewel consumenten ook nu nog een stuk meer kwijt zijn aan energie dan ze jarenlang gewend waren, is het verschil met de ongewoon hoge tarieven van eind vorig jaar groot. Nederlanders betaalden volgens de CBS-berekeningen in oktober ruim 40 procent minder voor gas, elektriciteit en motorbrandstoffen dan een jaar eerder. Omdat die prijzen voor 8 procent meetellen in het algehele prijspeil hebben zulke veranderingen flinke impact op het inflatiecijfer.
Boodschappen duurder
De vraag is of de daling van oktober aansluit bij de inflatie die de burger ervaart. Het verschil ertussen komt in de eerste plaats doordat andere producten en diensten gewoon blijven stijgen in prijs. Zouden de CBS-economen energie niet meenemen in hun berekeningen, dan was het inflatiecijfer in oktober uitgekomen op 5,1 procent.
Lees ook
De huidige inflatie leest als een kleine geschiedenisles
Daar komt bij dat consumenten in de winkel nog weinig deflatie voelen. Prijzen van voeding, tabak en alcohol waren in oktober 8,7 procent hoger dan in dezelfde maand vorig jaar. Ook dat percentage is overigens lager dan in september, toen levensmiddelen gemiddeld nog 10 procent duurder waren dan een jaar eerder. Maar een lagere inflatie impliceert nog altijd een prijsstijging, alleen minder sterk.
Wel ziet het CBS – maand op maand gemeten – de prijzen van boodschappen al enkele maanden lichtjes dalen. Zo waren levensmiddelen in september ruim 1 procent goedkoper dan op de piek in juli. Maar het statistiekbureau merkt hierbij ook op dat bij maandcijfers sprake kan zijn van seizoensinvloeden. Vlak na de oogst zijn groenten vaak volop voorradig en daarmee goedkoper dan midden in de winter.
En zelfs al houdt die daling aan, dan nog is de vraag of dat bericht iets verandert aan de gevoelsinflatie bij de burger. Het lijkt namelijk onwaarschijnlijk dat de prijs van een mand boodschappen de komende jaren weer het niveau bereikt van voor de coronapandemie, die hevige prijsschommelingen met zich meebracht. Vergeleken met oktober 2019 zijn levensmiddelen nu ruim een vijfde duurder.
Nieuwe methode
De laatste kanttekening bij het deflatiecijfer van oktober is misschien wel het belangrijkste: in de cijfers voor energie is – in de woorden van het statistiekbureau zelf – sprake van een „methodebreuk”. Die komt voort uit een nieuwe manier van meten, waarop het CBS deze zomer overstapte.
Jarenlang ging het statistiekbureau alleen uit van de energietarieven afgesproken in níéuwe contracten. Die schoten na de Russische inval de hoogte in. Maar die stijging is niet representatief voor de doorsnee Nederlander, moest het CBS toegeven. De meeste huishoudens hebben contracten voor de langere termijn en zagen – zeker in de maanden na de invasie – hun energierekening helemaal niet stijgen.
Met ingang van juni dit jaar neemt het CBS energiecontracten wel mee in de inflatieberekening, aan de hand van factuurgegevens van energieleveranciers. De cijfers op het vlak van energie zijn daarmee nauwkeuriger dan voorheen. Alleen: het CBS heeft die nieuwe methode niet met terugwerkende kracht in de cijfers van juni verwerkt.
Gevolg daarvan is dat het CBS de cijfers van oktober dit jaar nog vergelijkt met een maand volgens de óúde methode, waarin de energieprijzen hoger uitvielen dan ze onder de nieuwe methode zouden zijn geweest. Dat maakt de daling van de gas- en elektrarekening die het Bureau nu meldt overdreven groot. Het effect van die methodebreuk verdwijnt pas in juni volgend jaar uit de cijfers.
Wie de cijfers van voor juni opschoont voor de nieuwe methode, komt tot een ander inzicht, blijkt uit berekeningen van Wim Suyker, gepensioneerd hoofdeconoom bij het Centraal Planbureau. In een bericht op X (voorheen Twitter) merkt hij op dat de prijzen van energie tussen oktober 2022 en oktober 2023 in dat geval niet zijn gedaald met 40 procent, maar juist met 2,5 procent stegen. Het algehele inflatiecijfer zou dan niet negatief zijn geweest, maar zijn uitgekomen op 5,3 procent. Nog steeds is dat een daling ten opzichte van de 7 procent van september, maar het cijfer ligt wel ruimschoots boven de nul.