De wintertijd leek vrijdagavond al begonnen. De duisternis wierp een schaduw over de dagen die volgden, waarin de wereld keek naar zwarte beelden met om de paar minuten een grote of enorme lichtflits. RTL en NOS lasten extra Journaals in op zaterdagochtend, maar toch vooral om te herhalen dat nog steeds onduidelijk was wat zich afspeelde in de strook land aan zee. Telefoonverkeer was uitgevallen, geen satelliet werkte meer, contact was nagenoeg onmogelijk.
Journalisten verzamelden zich op wat VRT-oorlogsverslaggever Rudi Vranckx zondagmiddag bij Buitenhof de „hill of shame” noemde. Vanaf die heuvel in de Israëlische plaats Sderot werd veiligheidshalve verslag gedaan van de bombardementen op de Gaza. Maar de journalisten uit India en die uit Portugal zeiden hetzelfde als die uit Nederland: „Veel is nog onduidelijk, we weten het niet precies.”
Aan het eind van dat weekend, laat op de zondagavond, had de EO de eerste aflevering geprogrammeerd van De weg naar Jeruzalem. Natascha van Weezel, auteur en filmmaker, voert vier zondagavonden „persoonlijke gesprekken over het Jodendom in Nederland”. Nog voor ik er een seconde van had gezien, had ik er allerlei vragen bij. Was deze serie bedacht (en gemaakt) vóór of na 7 oktober, de zaterdag waarop Hamas-militanten alle grenzen voorbijgingen? Er is een Israël van voor en na die dag. Was het daarvóór, dan mag ik aannemen dat alle gesprekken opnieuw gevoerd moesten? En als het na 7 oktober is bedacht – hoe moet ik het dan bekijken? Als ruggensteun voor de Joden in Nederland, als tegengeluid voor aanzwellend antisemitisme of als ánder geluid, een lichtpuntje na drie weken duisternis?
Onderlinge verwantschap
Elk woord in de gesproken introductie van De weg naar Jeruzalem klonk ineens als een gong. De plek van „duizend dromen en geschillen”. De „bakermat van de beschaving”. En: „Wie op zoek is naar zingeving komt uit in Jeruzalem.” Oef, ik weet het zo net nog niet. Maar daarna kwam de eerste gast in beeld, Dieuwertje Blok, en met haar de relativering, de lichtheid en ja, het lichtpuntje. Zij is, zegt ze tegen Natascha van Weezel, óók Joods. „Dat klinkt voor mij beter. Ik ben namelijk ook Nederlander, Europeaan, moeder, dochter, vriendin, vrouw.” Ze is Joods door de geschiedenis, zoals haar moeder Joods werd door de oorlog. „Mensen worden teruggebracht tot één facet van de veelzijdige diamant die ze zijn.”
In haar huis bewaart ze in een hoekje spulletjes uit Israël. Ze is er geweest, maar voelde zich er allesbehalve thuis. „Daar word je teruggebracht tot dat ene ding, die éne identiteit.” Ze was en is kritisch op Israël. „Joden zijn geen betere mensen”, zegt ze en ze probeert woorden te geven aan een gevoel dat ze met Natascha van Weezel lijkt te delen. Ze is geen Israëliër, ze wil er geen zijn, maar tóch voelt het land „als familie” en schaamt ze zich voor wat Van Weezel eufemistisch „de recente gebeurtenissen” noemt.
Historicus Simon Schama bracht zaterdag in NRC op een vergelijkbare manier twee voor veel mensen moeilijk te verenigen gevoelens bij elkaar. Afschuw om het gedrag van de één kán samengaan met rouw om de wraak van de ander – en vice versa. Schama zegt te merken dat hij nu vooral zijn Joodse vrienden opzoekt. „We willen ons niet opnieuw gettoïseren, maar dat samenzijn, het gevoel deel uit te maken van een grote familie, is nu heel belangrijk.” Was dat soms ook wat De weg naar Jeruzalem beoogde of probeerde?
Dieuwertje Blok viste het hangertje aan haar ketting tevoorschijn. Een ondersteboven hangend handje dat de drager bescherming biedt. Al naar gelang het geloof is het handje van Fatima of Miriam. Joods én islamitisch. „Symbool van onze onderlinge verwantschap.”