Amper vertrouwen pers in werking Wet open overheid

Journalisten hebben amper vertrouwen in de werking van de Wet open overheid. Dat blijkt uit een onderzoek dat het Adviescollege Openbaarheid en Informatiehuishouding (ACOI) donderdag heeft gepubliceerd. Van de 256 ondervraagde journalisten heeft slechts zeven procent het vertrouwen dat de overheid een Woo-verzoek zorgvuldig afhandelt.

Sinds 1 mei vorig jaar regelt de zogeheten Woo welke informatie de overheid moet verstrekken als burgers, vaak journalisten, daarom vragen. Over de voorganger van de wet klonken veel klachten. Onder de nieuwe wet werd daarom de beslistermijn ingeperkt van acht naar zes weken, een veelgebruikte reden om informatie weg te lakken werd iets ingeperkt, sommige informatie moesten overheden actief openbaar gaan maken.

Maar journalisten merken weinig verbetering, blijkt uit het ACOI-onderzoek. Die adviesraad, tegelijk met de Woo opgericht, liet een ruim jaar na ingang van de wet een vragenlijst uitzetten. Grofweg de helft van de ondervraagden ooit een Woo-verzoek ingediend. Daarna nam onderzoeksbureau Centerdata diepte-interviews af en was er een gesprek tussen ambtenaren en journalisten. De klachten lijken weinig anders dan onder de oude wet: trage afhandeling, tegenwerking, weggelakte informatie.

„Het lijkt soms of iedere vorm van voorlichting gericht is op het verbergen van informatie”, schrijft een van de journalisten in de vragenlijst. Een ander: „Bij alle verzoeken die ik nu heb lopen, zijn de termijnen overschreden en zijn stukken niet geleverd waarvan ik weet dat ze in het bezit zijn van de desbetreffende organisatie.” Een van de journalisten zegt ook als ambtenaar te hebben gewerkt, en toen een „laksessie” te hebben meegemaakt, „waarbij iedereen tot de portier toe een avond zat te lakken. Zonder kennis van zaken, gewoon zwartmaken zei de coördinator. Interessant om mee te maken, maar ik schaamde me diep voor mijn overheid.”

https://www.nrc.nl/nieuws/2023/03/08/ook-met-nieuwe-wet-faalt-staat-bij-termijnen-openbaarmaking-a4158970

Lang wachten

De hoop dat een kortere beslistermijn ook zou zorgen voor een snellere afhandeling, lijkt ongegrond. Van de journalisten die een Woo-verzoek hebben ingediend, zegt 87 procent dat de deadline is verstreken, meestal zonder dat er een nieuwe datum is afgesproken. Meer dan de helft vermoedt „bewuste, politiek gemotiveerde vertraging”. Het sluit aan bij eerder onderzoek van de open State Foundation, die dit voorjaar meldde dat overheden gemiddeld vier maanden te laat waren.

Als de journalisten eenmaal contact hebben met een overheid, wat volgens het onderzoek weken kan duren, volgen de onderhandelingen over hun verzoek. Kan het wat kleiner, vragen overheden vaak, of mogen we de stukken in meerdere lichtingen opsturen? Journalisten zeggen meestal open te staan voor overleg, maar zijn over de uitkomst alsnog niet tevreden. Een groot deel klaagt over weggelakte passages of geweigerde documenten, anderen zeggen niets te hebben gekregen. Geloofwaardig vinden ze dat zelden.

Ook van actieve openbaarmaking zien de journalisten nog weinig. Eén op vijf zegt te merken dat de overheid uit eigen beweging meer documenten publiceert, bijna de helft juist niet. Heel gek is dat niet: de wetsartikelen die actieve openbaarmaking verplichten, zijn nog niet in werking getreden.

Wederzijds wantrouwen

Gezien de uitkomsten van het onderzoek zijn de aanbevelingen van het ACOI verrassend mild. De belangrijkste: werk nauwer samen. Overheden moeten volgens het ACOI meer duidelijkheid geven over wat er achter de schermen met een Woo-verzoek gebeurt, terwijl journalisten beter moeten meedenken over wat ze precies nodig hebben.

„Wij zien een kloof van wederzijds wantrouwen”, zegt ACOI-lid Serv Wiemers. „Overheden vinden dat journalisten maar raak vragen zonder te weten waar ze mee bezig zijn, journalisten zeggen dat hun rechten worden geschonden.” Het advies aan overheden en journalisten om meer samen te werken noemt Wiemers een „uitgang”, een poging om het wantrouwen weg te nemen. „Als we een uitgestoken hand zien bij journalisten, moeten overheden die hand ook aannemen.”