In het Overijsselse dorp Tilligte werd vreemd opgekeken toen er in april een hakselaar voorbijreed. Het was nog maanden tot het oogstseizoen, wie gaat er nu oogsten in april?
Het bleek de familie Ensink. En de oogstmachine was niet voor snijmaïs, maar voor olifantsgras. De Ensinks hebben drie hectare miscanthus, de Latijnse naam voor het vezelgewas. Olifantsgras is een rietachtige grassoort met grote pluimen die oorspronkelijk uit Zuidoost-Azië komt. De stengels worden drie tot vier meter hoog en staan in april hoog genoeg om geoogst te worden.
De drie hectare olifantsgras vallen qua oppervlakte in het niet bij de vele honderden hectaren gras- en maïsland in Dinkelland, maar zijn een bijzonderheid in de plattelandsgemeente. Op de boerderij van Jan en Ria Ensink, beiden zestigers, worden al generaties lang kalveren gehouden. Normaal gesproken zouden de omliggende akkers in dienst staan van de veehouderij, bijvoorbeeld met Engels raaigras voor hooi of snijmaïs voor het voer.
Olifantsgras heeft de veehouderij weinig te bieden, behalve dat het gebruikt wordt als toevoeging aan het stro in de stallen. De echte toegevoegde waarde zit in andere dingen. In de bouw is het een bekend bio-based bouwmateriaal: materiaal dat uit de natuur komt en CO2 opneemt in plaats van uitstoot bij de productie ervan. Andere voorbeelden zijn hout en riet.
Versnipperd olifantsgras dient vooral als isolatiemiddel, een natuurlijke vervanger van de bekende piepschuimballetjes of glas- en steenwol. Daarnaast wordt het onder meer gebruikt als natuurlijk bindmiddel voor beton, waardoor minder cement nodig is en het beton lichter wordt.
Toekomstperspectief
In de keuken van Jan en Ria Ensink staat de koffie klaar en wordt krentenbrood op boerenbontbordjes geserveerd. Op de schoorsteenmantel staat een droogboeket van hoge pluimen. „Dat is ook olifantsgras”, zegt Ria Ensink met een opgewekte glimlach. „Ik vond het wel mooi met die pluimen, dus ik dacht: ik zet ze gewoon neer.”
Het gespreksonderwerp aan tafel is de drie hectare olifantsgras, even verderop. Het is ruim vier jaar geleden dat zoon Patrick het initiatief nam om het vezelgewas te planten. Een proefgebied, om te kijken of het voor hen zou werken.
Patrick heeft, naast de boerderij, een fulltime baan in de chemische industrie en kan niet bij het gesprek zijn. Wel aangeschoven is Eric Kleissen. Hij is melkveehouder in het naburige Rossum en is daarnaast directeur van De Land Bouwers, een samenwerkingsverband van overheden, onderwijs, bedrijfsleven en boeren.
Veel boeren in de streek worstelen met de toekomst van hun bedrijf, ziet Kleissen. „De stikstofregels spelen natuurlijk een rol, maar andere milieukwesties worden in de toekomst veel dwingender”, legt hij uit. „Hier in de Twentse beekdalen wordt de waterkwaliteit de volgende stikstofcrisis. Over vier jaar moet die kwaliteit volgens Europese regels flink zijn verbeterd, en het blijft de vraag in hoeverre de landbouw in zijn huidige vorm kan voortbestaan. Het dringt nog niet tot iedereen door, maar de landbouw moet hier echt anders.”
Ook Janneke Paalhaar van de Twentse Bouwboeren zit aan tafel. Zij koppelt boeren aan de bouwsector, en spoort veehouders die begrensd worden door milieunormen aan over te gaan op het verbouwen van vezelgewassen die geschikt zijn voor die andere grote opgave: de woningbouw.
„Voor bouwers zijn natuurlijke materialen als hennep of olifantsgras een uitkomst, omdat ze betere CO2-prestaties hebben dan ‘traditionele’ bouwmaterialen als glaswol en steenwol”, zegt Paalhaar. Ook voor boeren zijn er volgens haar veel voordelen te behalen. „Olifantsgras kan twintig jaar staan en geldt als langjarig gewas. Dat wil zeggen dat de wortels na de oogst in de bodem blijven en de grond niet wordt omgeploegd. De wortels nemen ieder jaar nitraat en CO2 op en houden dat vast in de bodem. Dat is ook goed voor de waterkwaliteit.”
Wat ook scheelt: olifantsgras kweken vergt minder bestrijdingsmiddelen en is minder bewerkelijk dan Engels raaigras. Ook voor de biodiversiteit zouden de hectares hoog gras goed werken. Op zijn eigen velden ziet Jan Ensink naar eigen zeggen veel meer dieren dan voorheen, en niet alleen insecten. „Het krioelt ervan. Ik kom er zelfs reeën en fazanten tegen.”
Afzetmarkt
Een gewas dat van waarde kan zijn in de woningbouw, waardoor CO2-prestaties verbeteren en dat vrijwel geen bewerking en bestrijdingsmiddelen nodig heeft: het klinkt als een no-brainer voor boeren die een toekomstbestendige bedrijfsvoering zoeken. Toch zetten betrekkelijk weinig veehouders hun bedrijf om naar het telen van olifantsgras. Dat komt volgens Janneke Paalhaar vooral omdat er nog niet voldoende vraag naar is. „De keten hapert nog. Bouwbedrijven durven de stap naar vezelgewassen onvoldoende aan, waardoor het risico voor boeren te groot is.”
Met olifantsgras beginnen vergt volgens Jan Ensink een relatief grote investering. Voor het planten van de wortelstokken was hij 3.500 euro per hectare kwijt. Ter vergelijking: een hectare snijmaïs kost ruim 1.000 euro. Bovendien duurde het drie jaar voor het eerste olifantsgras geoogst kon worden. Tot die tijd leverde de grond dus niets op.
De familie Ensink gebruikt het olifantsgras nu vooral zelf. Sinds de oogst van april maken ze hun nieuwe verwarmingsketel (3.000 liter) aan met snippers gedroogd olifantsgras. Een automatisch schepsysteem voert de verhakselde grasstengels uit een grote baal beetje bij beetje de ketel in. In de stal naast het ketelhok liggen de kalveren op een mengsel van stro en olifantsgras, binnen slaapt hond Rex op de verwarmde vloer.
Op de vraag wat hij nodig zou hebben om helemaal om te schakelen, heeft Jan Ensink een kort antwoord. „Een afzetmarkt. Ik moet zeker weten dat ik het product kan verkopen. Nu is het onvoldoende om van rond te komen.”
Hoewel olifantsgras in de bouw een gecertificeerd product is voor isolatie, kiezen opdrachtgevers en bouwbedrijven nog vaak voor traditionele oplossingen als glaswol en steenwol. „Niet alleen boeren zijn soms conservatief met wat ze niet kennen”, glimlacht Kleissen. Hij ziet nu vooral een rol voor de lokale politiek. Zo zouden gemeenten die prestatieafspraken met woningcorporaties maken voor nieuwbouw, meer kunnen sturen op lokale bio-based materialen. „Als je gebruik van lokale bouwmaterialen voorrang geeft, stimuleert dat bouw en isolatie van woningen met vezelgewassen als olifantsgras. Dit geeft boeren de afzetmarkt die ze nodig hebben en helpt ook de bouw vooruit.”
Taboe
In hun dorp vormen Jan en Ria Ensink met hun akker olifantsgras tot nu toe de uitzondering. Ze zijn enthousiast over de mogelijkheden ervan, en tegelijk realistisch. „Wij kunnen dit gewas verbouwen omdat we een extensief bedrijf zijn met weinig vee. Er is ruimte om het uit te proberen”, zegt Ria Ensink. „Maar veel boeren in de buurt kunnen dat niet. Dat zijn intensieve bedrijven met veel financiering die de grond niet kunnen missen.”
Naarmate het gesprek aan tafel vordert, wordt duidelijk dat een omslag van veehouderij naar vezelgewassen niet alleen op economische bezwaren stuit. De woorden ‘open-minded’ en ‘perspectief’ vallen meerdere keren. Ria: „Wij vertellen op het dorpsfeest over onze miscanthus, we zijn er heel open over. Maar als boeren onder elkaar is het toch een beetje taboe. Overschakelen naar een gewas als olifantsgras wordt vooral gezien als stoppen met de veehouderij. Dat ligt hier erg gevoelig, waardoor er minder over wordt gesproken.”
Eric Kleissen beaamt dit. Hij komt in zijn werk vaak jonge boeren tegen die voor verandering openstaan, maar zich door hun ouders ingeperkt voelen. „Het is ook niet verwonderlijk als je ziet wie er allemaal op het erf langskomen. Iedereen heeft belang bij instandhouding van het huidige systeem. Of het nu gaat om loonwerkers, krachtvoerleveranciers, de zadenleverancier voor de gewassen, de mensen van de zuivelindustrie of de banken. Iedereen komt hun vertellen dat je rondjes rechtsom moet draaien – en dat was in het verleden financieel ook het meest aantrekkelijk. Dan moet je wel heel sterk in je schoenen staan om uit eigen beweging ineens linksom te gaan.”
Wat ook meespeelt, zijn de familiebanden. Door het Saksisch erfrecht, een Twents-Achterhoekse traditie waarbij de boerderij en het land altijd binnen de familie blijft, is het boerenbedrijf nauw met de familiegeschiedenis verbonden. Dat verander je niet zomaar, weet ook Kleissen. Hij en zijn zoon stoppen binnenkort als veehouder, maar pas na lange gesprekken binnen de familie. „Mijn broers en oudtantes hebben op de boerderij gewoond, dus zij hebben hier ook een stem in. Gelukkig geven ze ons de vrijheid deze beslissing te nemen en verder te gaan.” Kleissen houdt de grond en gaat met landschapsarchitecten aan de slag om het terrein ‘natuurinclusief’ in te richten en een recreatieve bestemming te geven.
Met de velden olifantsgras geven ook Jan en Ria Ensink hun zoon Patrick de ruimte om een nieuwe manier van werken te ontdekken. Hoewel de kalveren voorlopig nog op stal staan, staan de Ensinks er „op den duur” voor open helemaal over te gaan op olifantsgras. Jan: „Toen wij in 1986 bij mijn oom Jan in de maatschap kwamen, gaf hij ons de ruimte om onze eigen gang te gaan. Zolang Patrick gelukkig is, gunnen wij hem die ook.”