Voor vijftiger Alan Wares, grafisch vormgever en sinds zijn achtste fan van Brighton & Hove Albion FC, is het huidige succes van zijn club terug te voeren op een doelpunt in 1997. Hij was erbij, die voorjaarsdag in Hereford, bijna driehonderd kilometer noordelijker, voor de laatste wedstrijd van het seizoen. Verloor Brighton, dan was het tevens de laatste wedstrijd uit de toen 96-jarige historie van de club, wist Wares.
Brighton verkeerde in financiële nood en was een week eerder dakloos geworden, nadat de eigenaar het verouderde stadioncomplex had verkocht aan projectontwikkelaars die er een winkelcentrum gingen bouwen. Verliezen tegen het nietige Hereford betekende degradatie uit de Third Division, het vierde niveau in Engeland, naar een regionale competitie. „Dan waren we vrijwel zeker failliet gegaan”, zegt Wares.
Hij praat graag over die herinnering, hoewel de dag zelf vooral een kwelling was. Brighton kwam al snel op achterstand door een eigen doelpunt. Hereford kreeg kansen verder uit te lopen. Tot invaller Robbie Reinelt, een – volgens Wares – zeer beperkte spits van Brighton, zich een klein half uur voor tijd met een droge streep in de rechterhoek kroonde tot de belangrijkste speler in de geschiedenis van de club. „De laatste 28 minuten duurden drie maanden,” zegt Wares. Maar Hereford scoorde niet meer, het bleef die middag bij 1-1. Brighton overleefde.
Op dat moment was Brighton & Hove Albion een toonbeeld van mismanagement en roekeloosheid. Veel te hoge salarissen voor matige voetballers, een veronachtzaamde schuld bij de belastingdienst en een verwaarloosd en later verkocht stadion hadden de club binnen een paar jaar tijd aan de rand van de afgrond gebracht. Tegenwoordig geldt de nummer 7 van de Premier League, die het deze donderdag in de Europa League opneemt tegen Ajax, internationaal als baken van hoe het wél moet. Brighton is, zoals voormalig directeur voetbalzaken van Ajax Sven Mislintat het zou omschrijven, een klassieke overperformer geworden. Hoe is dat gebeurd?
„Dat komt uiteindelijk door de mensen die in de kantoortjes zitten”, zegt rechtervleugelverdediger en oud-Ajacied Joël Veltman (31) telefonisch vanuit Engeland. Veltman, die sinds medio 2020 voor Brighton speelt, doelt op eigenaar Tony Bloom en directeur Paul Barber. Wat fan Alan Wares betreft, begint de opmars van zijn club niettemin bij de supporters. Zíj waren het die The Seagulls bleven steunen in de jaren waarin ze definitief gestrand leken in de lagere Engelse profdivisies en noodgedwongen moesten uitwijken naar tijdelijke onderkomens, tot wel 150 kilometer verderop. Zíj waren het ook die lokale bestuurders met eindeloos gelobby overtuigden in te stemmen met de plannen voor een nieuw stadion.
Maar ook Wares erkent: zonder Barber, en vooral zonder Bloom, had Brighton & Hove Albion het nooit geschopt tot de Premier League, laat staan tot het linkerrijtje. Tony Bloom kreeg het in 2009 voor het zeggen bij de club, toen de realisatie van het nieuwe stadion in gevaar kwam door de financiële crisis. Hij stak een kleine 100 miljoen euro in de club, die op dat moment uitkwam op het derde profniveau, trok de bouwplannen vlot en kreeg de meerderheid van de aandelen in handen.
Wiskundige en pokerspeler
Bloom, opgegroeid in Brighton en afgestudeerd als wiskundige, won enige bekendheid als professioneel pokerspeler. Zijn fortuin van een geschatte 1,5 miljard euro vergaarde hij voor een belangrijk deel op een ander terrein van de gokmarkt: sportweddenschappen. Met zijn bedrijf Starlizard – aan de pokertafel verdiende Bloom de bijnaam ‘de hagedis’ (lizard in het Engels) vanwege zijn koelbloedigheid – opereert hij als een soort kwantitatief hedgefonds. Op basis van geavanceerde data-analyse adviseert Starlizard rijke klanten over sportgokstrategieën.
Sinds de entree van Bloom loopt Brighton wereldwijd voorop in het gebruik van data, onder meer op het gebied van scouting. Door die benadering, gecombineerd met het vermogen een paar stappen vooruit te denken, is de club de voorbije jaren uitzonderlijk succesvol geweest op de transfermarkt. Spelers als de Argentijn Alexis Mac Allister (nu Liverpool) en de Ecuadoriaan Moisés Caicedo (nu Chelsea) werden beroemd bij Brighton, nooit leidde hun vertrek tot een probleem. „Steeds als er een belangrijke speler voor veel geld wordt verkocht, staat er al een goeie vervanger klaar”, zegt Veltman. „En ieder seizoen staat er zonder gekke uitgaven weer een goeie ploeg die voor elkaar door het vuur gaat.”
Die uitgekiende planning beperkt zich niet tot het eerste elftal. Voor alle belangrijke posities binnen de club, van de directeur tot scouts, trainers, analisten en het hoofd van de jeugdopleiding, is Brighton voortdurend op zoek naar mogelijke alternatieven, vertelde directeur Paul Barber eerder dit jaar aan The New York Times. Het contrast met tegenstander Ajax, dat het vertrek van technisch directeur Marc Overmars en coach Erik ten Hag nog altijd niet te boven is, valt niet te missen.
Misschien het beste voorbeeld van de Brighton-strategie is de reactie vorig jaar op de wens van coach Graham Potter over te stappen naar het veel grotere en rijkere Chelsea, terwijl het seizoen pas net was begonnen. Brighton ging akkoord, zoals het de populaire Potter ook toestond een groot deel van zijn staf mee te nemen naar Londen. Een paar dagen later presenteerden Bloom en Barber Roberto de Zerbi als de nieuwe trainer van Brighton en waren ook de overige stafleden vervangen.
Terwijl Potter het maar een paar maanden volhield in Londen, bleek De Zerbi precies te zijn wat Brighton zocht: een aanvallende, eigenzinnige coach met vernieuwingsdrang. In zijn drie seizoenen bij het Italiaanse Sassuolo, net als Brighton een club die relatief kort geleden nog op lagere profniveaus actief was, had De Zerbi al laten zien over groot tactisch inzicht te beschikken. Later deed hij hetzelfde bij Sjachtar Donetsk. „De Zerbi is op het niveau van Guardiola wat betreft zijn stijl en ideeën over het spel”, zei Sjachtar-directeur Darijo Srna destijds over hem.
Bal onder voet
Bij Brighton maakt De Zerbi die status vooralsnog waar. Vooral de manier waarop zijn ploeg aanvallen opbouwt, maakt veel indruk in Engeland. Brighton speelt de bal graag achterin met veel spelers over kleine afstanden rond, te beginnen bij de keeper, op een manier die tegenstanders uitlokt hoog druk te zetten. De Zerbi, die zijn afstudeerscriptie aan het Italiaanse trainersinstituut de titel ‘Mijn model van het spel’ gaf, instrueert zijn verdedigers zelfs de bal af en toe provocerend stil te houden onder de voet. Zodra de tegenpartij komt, probeert Brighton via korte passjes en in hoog tempo onder de druk uit te spelen en te profiteren van de ruimtes die verder op het veld ontstaan.
Het is een risicovolle strategie en dikwijls gaat het mis. Onlangs nog, thuis tegen AEK voor de Europa League, toen Brighton met 3-2 verloor (uit bij Olympique Marseille werd het 2-2). Tegelijkertijd is de ploeg van De Zerbi inmiddels zo bedreven in het positiespel dat grote tegenstanders als Liverpool, Manchester City en Manchester United met enige regelmaat worden dolgedraaid. In de uitwedstrijd tegen United (1-3) scoorde Brighton eerder dit seizoen uit een aanval waarin de bal dertig keer in hoog tempo werd rondgespeeld. Even later noemde City-coach Pep Guardiola Brighton „de best opbouwende ploeg ter wereld”.
Veltman geniet ervan in zo’n aanvallend team spelen, zegt hij, maar het vergt ook veel van de spelers. Veltman: „De Zerbi legt de lat extreem hoog, ook op trainingen. Dat betekent dat hij bij iedere foute pass, actie of aanname ingrijpt. Hij verwacht ook dat je als speler heel snel ziet als tegenstanders anders opgesteld staan dan verwacht, of als ze iets omzetten. Ikzelf heb geleerd beter te scannen wat er in mijn rug gebeurt, omdat ik bij aanvallen regelmatig hoog op het veld naar binnen moet komen.”
Volgens Brighton-supporter Wares zijn Tony Bloom en Paul Barber slim genoeg om te beseffen dat er onvermijdelijk mindere tijden aan zitten te komen. Met een spelersbudget van zo’n 65 miljoen euro behoort Brighton tot de lage middenmoters in de Premier League. Keuzes voor trainers en spelers, hoe doordacht ook, kunnen verkeerd uitpakken. En in Engeland is buiten de traditionele top-6 geen enkele club de voorbije decennia veilig gebleken voor degradatie uit de Premier League.
Wares maakt zich er niet druk om. Vergeleken bij waar Brighton vandaan komt, is de huidige status van de club bijna onwerkelijk, zegt hij. „Het is soms niet te bevatten dat het om dezelfde club gaat. Als het Brighton van nu zou spelen tegen het team uit 1997 … nou ja, je moet er maar niet aan denken.”