Toen Rudmer Heerema (VVD) in de Tweede Kamer begon had hij twee doelen: meer mensen in beweging krijgen en het sportbeleid verbeteren. Hij had in de nationale jeugdselectie gezwommen en werkte al jaren als landelijk coördinator voor scholen die topsporttalenten begeleiden. Het duurde ruim twee jaar voor hij zich met sport en bewegen mocht gaan bemoeien.
Hij wilde gymlessen gebruiken om meer kinderen in beweging te krijgen. Maar onderwijs, daar was een ander VVD-Kamerlid verantwoordelijk voor. Het duurde nog twee jaar voor hij ook dat onderwerp erbij kreeg. Circa vijf jaar duurde het dus – toen had hij pas de juiste positie verworven om aan een voorstel over gymlessen te kunnen denken.
„In de politiek denken we in hokjes. Dat is niet handig als je een complex probleem zoals beweegarmoede wil aanpakken. Het is dus zaak om als Kamerlid het systeem naar je hand te zetten en portefeuilles te verzamelen, anders gebeurt er weinig”, zegt Heerema in zijn werkkamer, die vol gehangen is met shirtjes en sjaals van bekende sporters.
Elk jaar overlijden volgens het RIVM in Nederland 5.800 mensen omdat ze te weinig bewegen. Zij krijgen bijvoorbeeld hart- of vaatziekten. Mensen die te weinig bewegen kosten de samenleving meer aan gezondheidzorg dan mensen die roken. NRC beschreef afgelopen weekend hoe de overheid al zeker vijftien jaar tevergeefs probeert meer mensen in beweging te krijgen.
Steeds zijn er nieuwe actieplannen, publiekscampagnes, allianties, miljoenensubsidies. Veel goede bedoelingen, maar het effect is klein. In vijftien jaar zijn er nauwelijks meer mensen voldoende gaan bewegen. Maatschappelijke ontwikkelingen (de smartphone, de elektrische fiets) hebben daar invloed op, en het beleid doet niet wat het beoogt.
Het is voorgekomen dat opeenvolgende kabinetten elkaars beleid frustreerden, en ook dat ministeries binnen hetzelfde kabinet elkaar tegenwerkten. Ook het ministerie van VWS, dat de laatste jaren veel initiatief neemt om mensen in beweging te krijgen, ziet dat „beleid niet altijd op elkaar is afgestemd”, „bewegen geen onderdeel is van de beleidsafwegingen die verschillende overheden maken” en er „niet altijd van elkaar wordt geleerd over wat wel en niet werkt.”
Het is een probleem dat raakt aan de grote thema’s van deze verkiezingscampagne: (ontbrekende) bestaanszekerheid en een (dis)functionele overheid. De vraag is: wat doet de Tweede Kamer, als controleur van de regering? Het antwoord is meteen ook één van de problemen: Tweede Kamerleden staan namelijk vaak machteloos, omdat hun werk zo is georganiseerd dat het moeilijk is brede en langdurige problemen aan te pakken.
Hoe dat komt? Dit zijn de vier belangrijkste redenen, door de ogen van Rudmer Heerema (VVD, 9 jaar Kamerlid), Michiel van Nispen (SP, 9 jaar) en Lisa Westerveld (GroenLinks-PvdA, 6 jaar), die allemaal in Kamercommissie sport zitten.
Lees ook
Er is een ‘stille pandemie’ gaande in Nederland: het gebrek aan beweging
Hapklare brokken
„Waarom zijn we uit het oog verloren hoe belangrijk bewegen is?” Westerveld zit achter een tafel in het fractiekantoor en stelt de vraag hardop. Ze heeft net een opsomming gemaakt. Wat ze allemaal ziet misgaan. De motorische vaardigheden van kinderen hollen achteruit, ze zitten veel op hun telefoon en tablet, hun ogen zijn slechter geworden, ze spelen minder buiten, hebben niet altijd toegang tot een speeltuin, sporten minder, eten vaak ongezond.
Westerveld: „Waarom zien we dit in de politiek allemaal als losse onderwerpen, en niet als een samenhangend probleem? Doordat politiek is opgedeeld in hapklare brokken. Soms handig, maar dat maakt brede problemen ook ongrijpbaar.”
Ga maar na, zegt ze: goede speelplekken horen bij ruimtelijke ordening. En bewegen, dat hoort weer bij sport. Westerveld: „Bijna geen enkele politicus heeft beide portefeuilles. Het gevolg is dat zulke samenhangende problemen bijna nooit goed worden bevraagd, laat staan aangepakt. De politiek is er niet op ingericht, zowel landelijk als gemeentelijk.”
SP-Kamerlid Van Nispen is het ermee eens. „Wie gaat over gymlessen? De minister van Onderwijs. Wie gaat over sport? VWS. Wie gaat over speeltuinen? Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. Zie al die bewindspersonen maar eens op één lijn te krijgen als Kamer.”
En dan duurt het nog best lang, zegt Westerveld, voor Kamerleden zélf ingewikkelde problemen kunnen doorgronden. „Toen ik de sportportefeuille kreeg vond ik dat vooral leuk. Ik houd van voetbal en wilde verenigingen versterken. Later zag ik pas het grotere vraagstuk, kwam ik er achter hoe groot de gevolgen van inactiviteit voor de volksgezondheid zijn.” Westerveld: „Het helpt dat een groot deel van de commissie er al langer zit. Maar veel Kamerleden gaan na één of twee periodes weg, ook nu met de verkiezingen in aantocht. En dan moet die kennis weer opnieuw worden opgebouwd.”
Portefeuilles shoppen
Waar het ‘hokjesdenken’ toe leidt, is wat VVD-Kamerlid Heerema mee maakte: uitstel. Pas toen hij de portefeuilles sport en onderwijs bij elkaar had ‘geshopt’ kon hij werken aan het politieke succes waar hij het meest trots op is, nu hij de Kamer na de verkiezingen gaat verlaten. Met Van Nispen kreeg hij in 2020 voor elkaar dat alle basisscholen verplicht twee uur per week gymles aan elke leerling moeten geven.
Van Nispen bedacht al in 2017 een initiatiefwet, die voor drie uur verplicht bewegingsonderwijs op de basisschool moest zorgen, gegeven door een vakdocent. Voor zo’n wet vond hij geen steun, maar uiteindelijk lukte het met Heerema tot een akkoord te komen. Niet voor een initiatiefwet, maar voor een amendement bij een andere wet. Het werd een compromis: twee uur bewegingsonderwijs verplicht op de basisschool, maar niet per se van een vakdocent.
Drie coalitiepartijen (CDA, D66, CU) wilden eigenlijk niet morrelen aan de vrijheid van onderwijs. Toen was het ‘normale’ politieke handwerk nodig. Buiten de coalitie om vonden Heerema en Van Nispen uiteindelijk een meerderheid. Sinds dit jaar moeten basisscholen twee uur gymles per week geven, al lukt dat lang niet altijd omdat er te weinig gymlokalen zijn (maar dat is ruimtelijke ordening).
Van Nispen: „Je zag dat alle partijen het idee wel sympathiek vonden, maar het was supermoeilijk om het voor elkaar te krijgen. VWS wilde wel, maar Onderwijs ging er voor liggen, ook al waren ze het er eigenlijk wel over eens dat het een urgent maatschappelijk probleem was. Je ziet alleen dat iedereen er vanuit zijn eigen koker naar kijkt, en dan is het probleem vaak duidelijker zichtbaar dan de opbrengst.”
Heerema: „Als je meerdere portefeuilles hebt, kun je daar politiek ook weer gebruik van maken. Hebben andere ministeries nog potjes geld die we voor sport kunnen inzetten? Een potje voor eenzaamheid, jeugdzorg? Dan is het handig als je wat langer in de Kamer zit, en dit soort omwegen kent. Liever gaat het effectiever, maar ik heb wel geleerd dat het systeem veranderen één van de moeilijkste dingen is. Dan kun je beter kijken naar hoe je het systeem voor je kunt laten werken om toch iets te bereiken.”
Lees ook
Kan een kind geen koprol meer? De sportclub repareert het zelf wel
Successen gevraagd
Als Kamerlid wil je opvallen, je plek op de lijst voor de volgende verkiezingen bestendigen. Een betere portefeuille krijgen. Heerema legt een lijstje op tafel waarop hij heeft uitgetypt wat hij allemaal heeft bereikt in zijn Haagse jaren. Het zijn, zegt hij, de „gevechten” die hij heeft kunnen winnen. Vaak gaat het om miljoenen die hij via amendementen weet te verschuiven op de begroting van VWS. Tientallen miljoenen voor topsport en sportbonden, 775.000 euro voor amateursportverenigingen om trainers en scheidsrechters aan te stellen, 200.000 euro voor de stichting die jonge topsporters op school begeleidt (zijn oude werkgever), 50.000 euro voor getalenteerde jeugdige sporters die opgroeien in armoede.
De vraag, zijn vraag ook, is: dragen die losse successen ook iets bij aan het oplossen van het ‘beweegprobleem’ als geheel? Daarvoor is volgens Heerema beleid nodig dat zich uitstrekt over vele jaren, over vele ministeries. Het type beleid dat voor Kamerleden heel lastig te realiseren is, zeker als ze maar één of twee kabinetsperiodes blijven. De vraag is steeds: is het de moeite waard om te werken aan langetermijnoplossingen, als die niet leiden tot de persoonlijke politieke successen die Kamerleden óók nodig hebben?
Heerema: „Je draait vaak aan knopjes, maar het is pas écht mooi als je een knop in het systeem installeert die er niet makkelijk uit gaat en waaraan je kunt draaien. Die verplichte uren bewegingsonderwijs beschouw ik als zo’n knop. We willen eigenlijk meer dan twee uur, maar nu die knop in het systeem zit, kunnen nieuwe generaties politici daaraan draaien: hopelijk van twee, naar drie en meer uren, die dan door een vakdocent gegeven zouden moeten worden.”
Een sluipend probleem
Toch zijn ze er maar weinig, kansen om op de lange termijn iets te veranderen, zeggen Heerema, Van Nispen en Westerveld. Altijd is er wel een probleem dat acuter voelt dan een langzaam trippelend probleem dat tegelijk veel mensen ziek maakt. Van Nispen: „Klimaat, oorlog, energie. Allemaal crises die natuurlijk heel veel aandacht vragen. Maar we hebben óók een beweegcrisis. De vraag is alleen: wat is een crisis zonder crisissfeer? In mijn beleving overlijden veel mensen, worden heel veel mensen ziek, en hebben we een groot probleem.”
Westerveld: „Juist omdat het zo langzaam gaat, is het frustrerend dat verschillende kabinetten steeds weer komen met proeftuinen, projecten en actieplannen. Dat zijn kortdurende pogingen om iets te verbeteren, terwijl het probleem niet minder groot wordt.”
Heerema: „We zitten hier met 150 man en twintig partijen. Die hebben allemaal andere prioriteiten en samenwerking is niet altijd makkelijk. Dan is het moeilijk om iets wat sluimert, om de sluipmoordenaar uit te schakelen.”